Het was stil in de oude tweedehandsboeken winkel, op zachte bluesmuziek na, afkomstig uit een kleine speaker die op een antiek tafeltje stond.
Books Galore was het soort zaakje dat het vooral van een aantal vaste klanten en een behoorlijk lage huurprijs moest hebben. Eigenaar Fonzo was het soort man dat inmiddels dusdanig murw geslagen was door een leven in de kleinhandel en weinig interesse meer had in moderne marketingtechnieken. Buiten hing een verkleurd bord met ‘STUNTPRIJZEN’ erop, maar dat bord had inmiddels ook genoeg vuil vergaard voor een eigen ecosysteem.
Maar dat gaf niet. Locals kenden Fonzo en Fonzo kende de locals. Fonzo geloofde het ook allemaal wel.
Ondanks zijn norse houding en weerzin richting verandering was hij niet erg onder de indruk van de krantenkoppen over de staat van de stad. Het moest in zijn buurt niet te gek worden, maar zolang dat ook niet gebeurde, vond hij het allemaal wel best.
Sterker nog, hij had er recent een jongeman aangenomen die ongetwijfeld bijdroeg aan de toename in geweld. Dat de Indonesisch ogende jongen niet erg praatgraag was en soms behoorlijk nors deerde Fonzo niet echt. De knul wist van werken en klikte goed met de bommerige oude man, die zijn jongere zelf wel een beetje herkende in de jongeman. Hierdoor kwam het dat Dominic Sinaga weg kwam met dingen die hem bij andere winkels zonder twijfel zijn baan zouden hebben gekost.
Dominic had het oprecht naar zijn zin in de winkel. Tijdens pauzes zeiden zowel hij als Fonzo regelmatig geen woord, maar het was een prettige stilte, een die Dominic merkte dat hij nodig had. De meeste klanten waren gemoedelijke types die op een vrije ochtend of middag op hun gemak tussen de boeken kwamen neuzen. Regelmatig toonde men interesse in Dominic zelf, die hier behoorlijk aan moest wennen en vaak een beetje stug reageerde.
Vandaag leek net zo’n dag als elke andere te worden. Een vermoeid ogende jonge vrouw stapte de zaak binnen en het belletje ging. Dominic kwam overeind van de stoel achter de toonbank waarop hij een eenvoudig boek in het Duits had zitten lezen.
“Goedemorgen,” bromde hij. Nog altijd kwam het er niet bepaald uit met de flair van een geboren verkoper en de vrouw aarzelde even.
“S-stoor ik?” vroeg ze aarzelend. Hij schudde zijn hoofd en leunde met zijn ellebogen op de toonbank. Hij viel met zijn nette, zwarte blazer iets uit de toon in het rommelige winkeltje en de vrouw leek het ook op te hebben gemerkt. Ze kwam voorzichtig dichterbij. Zijzelf zag er wat haveloos uit, zeker in het weinig flatterende licht van de winkel, met ietwat vettig haar dat rommelig was opgestoken, een versleten grijs T-shirt en donkere kringen onder haar grote, lichte ogen.
Ze leek zich geen raad te weten met haar houding en Dominic vermoedde dat ze Fonzo had verwacht en niet was voorbereid op interactie met een wildvreemde. Fonzo, echter, was lunch aan het halen, dus ze moest het maar met Dominic doen.
“Ik heb een boek dat ik graag zou willen verkopen.” haar woorden waren weloverwogen, alsof al haar kennis van de Engelse taal uit tekstboeken kwam en niet uit gewone menselijke interactie.
“Laat maar zien,” antwoordde Dominic en de vrouw haalde een dun, in leer gebonden boek uit een linnen tas die ze over haar schouder droeg. Het boekje werd dichtgehouden door een versleten leren koord en Dominic voelde iets van intrige opborrelen terwijl het kleinood van de vrouw aannam en op de toonbank legde.
Terwijl zijn vingers voorzichtig het koord los begonnen te maken sloeg hij kort zijn ogen op naar de vrouw die een beetje betrapt zijn blik beantwoordde; ze had hem nieuwsgierig op staan nemen.
Hij ging verder en legde het koord aan de kant toen hij het los had. Langzaam sloeg hij het boekje open. Op de allereerste pagina stond een handgeschreven tekst in elegante, nette letters.
Per sempre tua,
Silvano.
Bellinzona, 1943
Op de daaropvolgende pagina’s leek de tekst met een typemachine te zijn gedrukt en waar Dominic het Italiaans op de eerste bladzijde nog ruwweg kon begrijpen was de inhoud van het boek een grote chaos, leek het wel. Rijen na rijen van symbolen die hij niet kon thuisbrengen. Het was geen Russisch, geen runen, geen Hebreeuws; voor zover hij kon zien kwam het met geen enkel hedendaags schrift overeen.
De vrouw schraapte haar keel en Dominic scheurde zijn blik los van het boek.
“Hoeveel zou ik ervoor kunnen krijgen?”
Dominic haalde zijn schouders op.
“Moeilijk te zeggen. Oude, beschadigde boeken leveren zonder context niet echt veel op. Je zou ’t kunnen laten taxeren en dan terug kunnen komen om zeker te weten wat hij waard is,” zei hij nuchter. De vrouw beet op haar onderlip en leek dat te overwegen.
“Zou je- zou je me er twintig pond voor kunnen geven?” vroeg ze, amper verstaanbaar. “Ik moet weg, zo snel mogelijk.”
Ze leek nog kleiner en kwetsbaarder dan eerder en Dominic aarzelde.
“Alsjeblieft,” voegde ze er zachtjes aan toe. Dominic’s blik ging van het boek naar de vrouw. De kans was groot dat het ding vrijwel niets waar was en gewoon het gecodeerde dagboek van een of andere Italiaan, maar toch ging hij overstag.
“Prima,” verzuchtte hij. Hij had haar het geld nog niet in de hand gedrukt of weg was ze. Dominic keek haar een moment lang na, maar stond zichzelf toen toe weer verdiept te raken in het boek.
Langzaam gleed zijn vinger over een regel tekst. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt, zoveel was zeker. Zozeer zelfs, dat hij amper doorhad dat de winkelbel kort daarop opnieuw ging en er een nieuwe bezoeker binnenkwam.
Books Galore was het soort zaakje dat het vooral van een aantal vaste klanten en een behoorlijk lage huurprijs moest hebben. Eigenaar Fonzo was het soort man dat inmiddels dusdanig murw geslagen was door een leven in de kleinhandel en weinig interesse meer had in moderne marketingtechnieken. Buiten hing een verkleurd bord met ‘STUNTPRIJZEN’ erop, maar dat bord had inmiddels ook genoeg vuil vergaard voor een eigen ecosysteem.
Maar dat gaf niet. Locals kenden Fonzo en Fonzo kende de locals. Fonzo geloofde het ook allemaal wel.
Ondanks zijn norse houding en weerzin richting verandering was hij niet erg onder de indruk van de krantenkoppen over de staat van de stad. Het moest in zijn buurt niet te gek worden, maar zolang dat ook niet gebeurde, vond hij het allemaal wel best.
Sterker nog, hij had er recent een jongeman aangenomen die ongetwijfeld bijdroeg aan de toename in geweld. Dat de Indonesisch ogende jongen niet erg praatgraag was en soms behoorlijk nors deerde Fonzo niet echt. De knul wist van werken en klikte goed met de bommerige oude man, die zijn jongere zelf wel een beetje herkende in de jongeman. Hierdoor kwam het dat Dominic Sinaga weg kwam met dingen die hem bij andere winkels zonder twijfel zijn baan zouden hebben gekost.
Dominic had het oprecht naar zijn zin in de winkel. Tijdens pauzes zeiden zowel hij als Fonzo regelmatig geen woord, maar het was een prettige stilte, een die Dominic merkte dat hij nodig had. De meeste klanten waren gemoedelijke types die op een vrije ochtend of middag op hun gemak tussen de boeken kwamen neuzen. Regelmatig toonde men interesse in Dominic zelf, die hier behoorlijk aan moest wennen en vaak een beetje stug reageerde.
Vandaag leek net zo’n dag als elke andere te worden. Een vermoeid ogende jonge vrouw stapte de zaak binnen en het belletje ging. Dominic kwam overeind van de stoel achter de toonbank waarop hij een eenvoudig boek in het Duits had zitten lezen.
“Goedemorgen,” bromde hij. Nog altijd kwam het er niet bepaald uit met de flair van een geboren verkoper en de vrouw aarzelde even.
“S-stoor ik?” vroeg ze aarzelend. Hij schudde zijn hoofd en leunde met zijn ellebogen op de toonbank. Hij viel met zijn nette, zwarte blazer iets uit de toon in het rommelige winkeltje en de vrouw leek het ook op te hebben gemerkt. Ze kwam voorzichtig dichterbij. Zijzelf zag er wat haveloos uit, zeker in het weinig flatterende licht van de winkel, met ietwat vettig haar dat rommelig was opgestoken, een versleten grijs T-shirt en donkere kringen onder haar grote, lichte ogen.
Ze leek zich geen raad te weten met haar houding en Dominic vermoedde dat ze Fonzo had verwacht en niet was voorbereid op interactie met een wildvreemde. Fonzo, echter, was lunch aan het halen, dus ze moest het maar met Dominic doen.
“Ik heb een boek dat ik graag zou willen verkopen.” haar woorden waren weloverwogen, alsof al haar kennis van de Engelse taal uit tekstboeken kwam en niet uit gewone menselijke interactie.
“Laat maar zien,” antwoordde Dominic en de vrouw haalde een dun, in leer gebonden boek uit een linnen tas die ze over haar schouder droeg. Het boekje werd dichtgehouden door een versleten leren koord en Dominic voelde iets van intrige opborrelen terwijl het kleinood van de vrouw aannam en op de toonbank legde.
Terwijl zijn vingers voorzichtig het koord los begonnen te maken sloeg hij kort zijn ogen op naar de vrouw die een beetje betrapt zijn blik beantwoordde; ze had hem nieuwsgierig op staan nemen.
Hij ging verder en legde het koord aan de kant toen hij het los had. Langzaam sloeg hij het boekje open. Op de allereerste pagina stond een handgeschreven tekst in elegante, nette letters.
Per sempre tua,
Silvano.
Bellinzona, 1943
Op de daaropvolgende pagina’s leek de tekst met een typemachine te zijn gedrukt en waar Dominic het Italiaans op de eerste bladzijde nog ruwweg kon begrijpen was de inhoud van het boek een grote chaos, leek het wel. Rijen na rijen van symbolen die hij niet kon thuisbrengen. Het was geen Russisch, geen runen, geen Hebreeuws; voor zover hij kon zien kwam het met geen enkel hedendaags schrift overeen.
De vrouw schraapte haar keel en Dominic scheurde zijn blik los van het boek.
“Hoeveel zou ik ervoor kunnen krijgen?”
Dominic haalde zijn schouders op.
“Moeilijk te zeggen. Oude, beschadigde boeken leveren zonder context niet echt veel op. Je zou ’t kunnen laten taxeren en dan terug kunnen komen om zeker te weten wat hij waard is,” zei hij nuchter. De vrouw beet op haar onderlip en leek dat te overwegen.
“Zou je- zou je me er twintig pond voor kunnen geven?” vroeg ze, amper verstaanbaar. “Ik moet weg, zo snel mogelijk.”
Ze leek nog kleiner en kwetsbaarder dan eerder en Dominic aarzelde.
“Alsjeblieft,” voegde ze er zachtjes aan toe. Dominic’s blik ging van het boek naar de vrouw. De kans was groot dat het ding vrijwel niets waar was en gewoon het gecodeerde dagboek van een of andere Italiaan, maar toch ging hij overstag.
“Prima,” verzuchtte hij. Hij had haar het geld nog niet in de hand gedrukt of weg was ze. Dominic keek haar een moment lang na, maar stond zichzelf toen toe weer verdiept te raken in het boek.
Langzaam gleed zijn vinger over een regel tekst. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt, zoveel was zeker. Zozeer zelfs, dat hij amper doorhad dat de winkelbel kort daarop opnieuw ging en er een nieuwe bezoeker binnenkwam.