Iemand die zo paranoïde is dat hij de deal in dat kutkasteel wilde sluiten omdat het zo’n eind bij de stad uit de buurt lag, was natuurlijk al klote genoeg. Als die vent dan vervolgens ook nog niet op kwam dagen verdiende de avond officieel het label ‘fucking kut’.
Neil stond in de hal van het kastel, met een zaklamp met aardig groot bereik. Desondanks zag hij nog verrassend weinig. De talloze stofdeeltjes in de lucht belemmerden het zicht en door het scherpe contrast dat de felle lamp veroorzaakte zag hij met name springerige schaduwen.
Echt bang was hij niet. Hij geloofde die flauwekul over geesten niet, was van de meeste mensen niet onder de indruk en was meer dan bereid zich te verdedigen als hij dat nodig achtte. Nee, hij was vooral uit zijn humeur. Hij had zeker een uur gelopen om hier te komen, als het niet meer was, omdat het om een aardig geldbedrag zou gaan, en nu stond hij hier, met een hoeveelheid drugs die hem een aardig tijdje achter de tralies kon krijgen als het tegen zat, zweterig en moe en hij moest verdomme nog terug ook.
Hij stond tegen de muur geleund en liet langzaam het licht door de ruimte gaan. Hij kon niet ontkennen dat zijn nieuwsgierigheid wel een heel klein beetje gewekt was, maar naar de trap lopen met zijn onbeschermde rug naar de open hal voelde hij niet zo veel voor. Wie wist kwam die vent alsnog of bleek het een val van het een of ander te zijn. Met sommige types wist je het nooit.
Buiten zette de wind aan en de eerste spetters raakten de ruiten. Neil liet zich op de grond zakken. Ja, vet fijn, ook dat nog. Daar ging hij niet door terug, zoveel was zeker. In zijn rugzak zat naast zijn handeltje ook een pakket boterhammen, dus als het moest redde hij het hier wel een poosje.
Geluiden van buiten echter, deden hem even opschrikken en hij doofde snel zijn licht. Hij gokte op zijn klant, maar deze plek was soms nogal een trekpleister voor jongeren met een doodswens, dus hij bleef voorzichtig.
Neil stond in de hal van het kastel, met een zaklamp met aardig groot bereik. Desondanks zag hij nog verrassend weinig. De talloze stofdeeltjes in de lucht belemmerden het zicht en door het scherpe contrast dat de felle lamp veroorzaakte zag hij met name springerige schaduwen.
Echt bang was hij niet. Hij geloofde die flauwekul over geesten niet, was van de meeste mensen niet onder de indruk en was meer dan bereid zich te verdedigen als hij dat nodig achtte. Nee, hij was vooral uit zijn humeur. Hij had zeker een uur gelopen om hier te komen, als het niet meer was, omdat het om een aardig geldbedrag zou gaan, en nu stond hij hier, met een hoeveelheid drugs die hem een aardig tijdje achter de tralies kon krijgen als het tegen zat, zweterig en moe en hij moest verdomme nog terug ook.
Hij stond tegen de muur geleund en liet langzaam het licht door de ruimte gaan. Hij kon niet ontkennen dat zijn nieuwsgierigheid wel een heel klein beetje gewekt was, maar naar de trap lopen met zijn onbeschermde rug naar de open hal voelde hij niet zo veel voor. Wie wist kwam die vent alsnog of bleek het een val van het een of ander te zijn. Met sommige types wist je het nooit.
Buiten zette de wind aan en de eerste spetters raakten de ruiten. Neil liet zich op de grond zakken. Ja, vet fijn, ook dat nog. Daar ging hij niet door terug, zoveel was zeker. In zijn rugzak zat naast zijn handeltje ook een pakket boterhammen, dus als het moest redde hij het hier wel een poosje.
Geluiden van buiten echter, deden hem even opschrikken en hij doofde snel zijn licht. Hij gokte op zijn klant, maar deze plek was soms nogal een trekpleister voor jongeren met een doodswens, dus hij bleef voorzichtig.