Dominic had zijn schouders opgetrokken tegen het gure, kille herfstweer. Hij was laat op weg van zijn werk naar huis en had het nu al weer helemaal gehad met de kou. Dominic hield van warme zomers en relaxen in de zon, niet van slagregens, glibberige blader-troep op straat en rukwinden.
Maar je kon weinig aan het weer veranderen. En zo kwam het dat hij rond een uur of elf in het donker door de straten van de stad liep, handen in zijn zakken, gelaatsuitdrukking nors.
Vanuit een brede winkelstraat sloeg Dominic af, een wat smallere straat met voornamelijk fantasieloze woonhuizen in. De toch al onverzorgde tuinen zagen er zo in de herfst helemaal waardeloos uit. Net toen Dominic een gedeukte volvo passeerde viel hem vanuit zijn ooghoeken iets op. Er stond iemand naar hem te kijken vanuit een smal steegje tussen twee blokken rijtjeshuizen in. Iemand die zich had uitgedost als een clown uit een horrorfilm. Dominic’s ogen vernauwden zich en er verscheen een diepe frons op zijn voorhoofd. Hier had hij wel over gehoord. Dit was dit jaar in allerlei landen weer helemaal een trend. Dus ook hier in Engeland, klaarblijkelijk. Hij klemde zijn kaken op elkaar en liep door. Hij had geen tijd voor deze onzin.
Toen hij na een meter of tien omkeek, zag hij dat de clown zijn steegje uit was gekomen. Hij grijnsde naar Dominic en kwam langzaam zijn kant op, plagerig met een nogal duidelijk nep mes zwaaiend. Dominic’s handen gingen uit zijn zakken. In een zat een sleutel, die hij zorgvuldig tussen in zijn vuist hield, de metalen punt tussen zijn middel- en ringvinger doorstekend. Hij liep door, de ander wel in de gaten houdend. Hij begon geïrriteerd te raken, want als hij iets niet ging pikken was het wel een of andere freak die hem aan het schrikken dacht te kunnen maken. Hij liet zich niet opjagen, door niemand. Hij liep door en de clown versnelde ook zijn pas. Dominic kon hem horen lachen en klemde zijn kaken op elkaar.
Hij sloeg af, een zijstraatje in. Het was zo’n steegje waarbij je tussen de schuttingen doorliep die twee rijden achtertuinen, tegenover elkaar, onderbrak. En daar wachtte Dominic, net om de hoek.
Lang hoefde hij niet te wachten en de clown leek meer te schrikken dan hij.
In een oogwenk had Dominic de clown ruw tegen een van de schuttingen gedrukt, en de ander slaakte een geschrokken kreet. Als iemand in de straat of in een van de huizen het hoorde had Dominic wat uit te leggen, maar dat was van later zorg.
“Woah- Rustig man! Ik ging echt niet- Het was een grap, ik was echt niets van plan!” bracht de nu een stuk minder dappere clown gehaast uit. Ook nog laf. Verdomme. Als hij nou ruggengraat had gehad was het tot daaraan toe geweest. Hij keek de clown aan. Door de schmink was het moeiliik om te zien hoe oud hij was, maar hij leek in ieder geval aardig geïntimideerd.
“Juist. Da’s kut,” antwoordde Dominic, zijn gezicht dicht bij het slecht geschminkte gelaat van de ander brengend. Zijn stem klonk zacht en dreigend, het tegenovergestelde van die van de jongen voor hem, die bijna overgeslagen had. “Ik namelijk wel. Andere mensen pikken dit misschien van je, ik niet.”
En met die woorden ramde hij zijn vuist in de maag van de clown, die hoestend en happend naar adem dubbelklapte.
De clown wurmde zich kokhalzend los en schoot de straat met de rijtjeshuizen weer in. Dominic volgde, zijn passen rustig. Hij was niet sadistisch aangelegd, maar de ironie van de huidige situatie liet hem desondanks niet koud. Dat kreeg je er verdomme van.
Toen keek hij opzij en vloekte hij gedempt; er was nog iemand de straat in komen lopen. Hij kon nog niet zien wie het was, maar afmaken waar hij aan begonnen was, was er niet meer bij. De clown had nog steeds enige moeite met rechtop staan, en omklemde zijn buik met een arm. Het nepmes lag op straat, alweer vergeten.
“Als je me had laten schrikken had ik je helemaal kapot geslagen, onthoud dat.”
Maar je kon weinig aan het weer veranderen. En zo kwam het dat hij rond een uur of elf in het donker door de straten van de stad liep, handen in zijn zakken, gelaatsuitdrukking nors.
Vanuit een brede winkelstraat sloeg Dominic af, een wat smallere straat met voornamelijk fantasieloze woonhuizen in. De toch al onverzorgde tuinen zagen er zo in de herfst helemaal waardeloos uit. Net toen Dominic een gedeukte volvo passeerde viel hem vanuit zijn ooghoeken iets op. Er stond iemand naar hem te kijken vanuit een smal steegje tussen twee blokken rijtjeshuizen in. Iemand die zich had uitgedost als een clown uit een horrorfilm. Dominic’s ogen vernauwden zich en er verscheen een diepe frons op zijn voorhoofd. Hier had hij wel over gehoord. Dit was dit jaar in allerlei landen weer helemaal een trend. Dus ook hier in Engeland, klaarblijkelijk. Hij klemde zijn kaken op elkaar en liep door. Hij had geen tijd voor deze onzin.
Toen hij na een meter of tien omkeek, zag hij dat de clown zijn steegje uit was gekomen. Hij grijnsde naar Dominic en kwam langzaam zijn kant op, plagerig met een nogal duidelijk nep mes zwaaiend. Dominic’s handen gingen uit zijn zakken. In een zat een sleutel, die hij zorgvuldig tussen in zijn vuist hield, de metalen punt tussen zijn middel- en ringvinger doorstekend. Hij liep door, de ander wel in de gaten houdend. Hij begon geïrriteerd te raken, want als hij iets niet ging pikken was het wel een of andere freak die hem aan het schrikken dacht te kunnen maken. Hij liet zich niet opjagen, door niemand. Hij liep door en de clown versnelde ook zijn pas. Dominic kon hem horen lachen en klemde zijn kaken op elkaar.
Hij sloeg af, een zijstraatje in. Het was zo’n steegje waarbij je tussen de schuttingen doorliep die twee rijden achtertuinen, tegenover elkaar, onderbrak. En daar wachtte Dominic, net om de hoek.
Lang hoefde hij niet te wachten en de clown leek meer te schrikken dan hij.
In een oogwenk had Dominic de clown ruw tegen een van de schuttingen gedrukt, en de ander slaakte een geschrokken kreet. Als iemand in de straat of in een van de huizen het hoorde had Dominic wat uit te leggen, maar dat was van later zorg.
“Woah- Rustig man! Ik ging echt niet- Het was een grap, ik was echt niets van plan!” bracht de nu een stuk minder dappere clown gehaast uit. Ook nog laf. Verdomme. Als hij nou ruggengraat had gehad was het tot daaraan toe geweest. Hij keek de clown aan. Door de schmink was het moeiliik om te zien hoe oud hij was, maar hij leek in ieder geval aardig geïntimideerd.
“Juist. Da’s kut,” antwoordde Dominic, zijn gezicht dicht bij het slecht geschminkte gelaat van de ander brengend. Zijn stem klonk zacht en dreigend, het tegenovergestelde van die van de jongen voor hem, die bijna overgeslagen had. “Ik namelijk wel. Andere mensen pikken dit misschien van je, ik niet.”
En met die woorden ramde hij zijn vuist in de maag van de clown, die hoestend en happend naar adem dubbelklapte.
De clown wurmde zich kokhalzend los en schoot de straat met de rijtjeshuizen weer in. Dominic volgde, zijn passen rustig. Hij was niet sadistisch aangelegd, maar de ironie van de huidige situatie liet hem desondanks niet koud. Dat kreeg je er verdomme van.
Toen keek hij opzij en vloekte hij gedempt; er was nog iemand de straat in komen lopen. Hij kon nog niet zien wie het was, maar afmaken waar hij aan begonnen was, was er niet meer bij. De clown had nog steeds enige moeite met rechtop staan, en omklemde zijn buik met een arm. Het nepmes lag op straat, alweer vergeten.
“Als je me had laten schrikken had ik je helemaal kapot geslagen, onthoud dat.”