In het begin was er niets. Enkel een stilte die de hele kamer leek te vullen. Hoewel Pasqual iedere dag en eigenlijk ieder moment zijn glimlach opzette en haar constant aan bleef moedigen en bleef steunen in wat ze deed, kwam er geen reactie. Toen hij haar per ongeluk aanraakte, een beweging maakte wat voor hem puur automatisme was, kwam er pas een reactie. Een opleving in haar blik. Een kleine sprankeling van leven. Hij bleef haar aanraken, steeds vaker. Plotselinge omhelzingen, een kort kneepje in haar hand. Even zijn armen om haar heen. Ze ging er steeds meer op reageren en zijn aanraking had nut. Na wat jaren leken te duren begon ze hem soms uit haarzelf aan te raken. Het waren voorzichtige aanrakingen maar hij beantwoordde ze altijd.
Toen begon ze voorzichtig ook weer te praten. Het was niet veel, maar ze gaf hem weer hoop. Soms stelde ze uit zichzelf vragen over hoe zijn dag was geweest. Over lesklanten. Over de paarden. Soms zei ze iets over het boek wat ze had gelezen. Maar vaak genoeg zweeg ze en keek ze hem met die blik aan die hij zo haatte. Het was een blik van pure wanhoop, spijt, afstand. Soms zag hij haar naar hem kijken met die blik en als hij haar dan aankeek draaide ze gauw haar hoofd weg. Elke keer leek het alsof ze iets wou zeggen maar nooit kwam er wat van. Nooit zei ze wat haar op het hart lag.
Nooit werd de olifant in de kamer besproken.
De afgelopen weken ging het eigenlijk best aardig. Heel af en toe lachte ze zelfs en het leek allemaal netjes te gaan. Het was alsof de therapie haar eindelijk had bereikt. Alsof ze de wereld weer zag en niet meer telkens wezenloos stond te staren. Ze ging weer naar Kento, ondernam weer dingen.
Helaas was dat allemaal afgelopen toen het op een avond weer mis ging. Hij was in het midden van de nacht wakker geworden van een geluid die hij niet helemaal thuis had kunnen brengen. Toen hij naast zich had getast om zichzelf van Kathie's aanwezigheid te vergewissen, was ze er niet geweest. Dat was voor Pasqual voldoende om in paniek het bed uit te gaan en af te gaan op het geluid, dat steeds bekendere vormen aan begon te nemen. Het was zacht gehuil en nog iets anders waar hij de rillingen van kreeg als hij er aan dacht. De badkamerdeur was dicht geweest maar hij had slot geforceerd. Normaliter gunde hij Kathie haar privacy, maar door omstandigheden durfde hij haar niet meer vrij te laten in alles wat ze deed. Dit was voor hem dan ook genoeg reden om de deur te openen.
Hij wist wat hij ging aantreffen maar wennen deed het nooit. Als hijzelf zo onder het bloed had gezeten had het hem waarschijnlijk niet zoveel gedaan als bij het zien van zij die onder het bloed zat. Ze keek naar hem op toen hij binnenkwam, haar mond opende alsof ze iets wou zeggen maar er kwamen geen woorden. Hij wou geen woorden. Hij nam het scheermesje uit haar vingers, haalde zichzelf er per ongeluk aan open en gooide het zonder wat te zeggen weg. Kathie jammerde zachtjes toen hij haar vast nam en mee naar de keuken nam. In de keuken had hij een verbandtrommel liggen die hij tevoorschijn haalde. Zwijgend begon hij haar arm in te zwachtelen en het enige geluid wat hoorbaar was, was het zachte snikken van Kathie. Ze waren daarna naar bed gegaan en ze had nog een hele tijd in zijn armen liggen huilen totdat ze van vermoeidheid in slaap was gevallen. Pasqual was pas in slaap gekomen nadat ze al lang en breed lag te slapen.
Die volgende ochtend was het weer stil geweest. Ze had hem niet durven aan te kijken, had hem niets durven vragen en elke aanraking was teveel. Ze bewoog alsof ze er niet mocht zijn en Pasqual wist het niet meer. Wist niet meer wat hij moest doen.
Vanochtend zou ze naar therapie gaan en Pasqual was voor het eerst blij dat ze er even een dagje uit ging. Haar moeder zou haar uit haar therapie halen om samen wat te gaan doen, Kathie had het hem verteld maar Pasqual was niet meer in staat te reproduceren wat ze ook alweer had gezegd.
Pasqual bracht haar weg, zoals hij eigenlijk elke keer deed. Soms liet hij haar zelf uitstappen, maar vandaag liep hij met haar mee tot de ingang. Ze wou niet dat hij in deze wereld terecht kwam.
Zwijgend stonden ze even naar elkaar te kijken totdat Pasqual zijn hand op haar wang legde, zich voorover boog en haar lippen kuste. Een traan rolde langs Kathie’s wang.
“Ik geloof in je,” sprak hij zachtjes. “Tot straks.” Kathie knikte, veegde de traan weg en liep het gebouw binnen zonder nog naar hem om te kijken. Haar strakke bewegingen deden hem pijn en hij hapte naar adem door de stroom van gevoelens die hem ineens troffen. Hij kon niet langer aanzien hoe dit ging.
Met zijn armen om zijn lichaam gevouwen liep hij terug naar de auto en stapte hij in. Hij startte het voertuig en bleef even met zijn handen boven het stuur hangen. Waar kon hij heen? Aan wie kon hij het kwijt?
Avan was te naïef, die zou niets begrijpen van Pasquals verwarring en pijn. Miriam was te… nuchter. Die zou zeggen dat hij haar moest laten gaan en dat hij het zichzelf niet zo moeilijk moest maken.
Hij zuchtte en duwde zichzelf nog verder in elkaar. Toen bedacht hij dat Riot zou kunnen. Riot had Solance, ook niet een van de makkelijkste vriendinnen. Misschien kon Riot vertellen hoe Pasqual hiermee om moest gaan.
Het huis was nog vrij moeilijk te vinden maar eenmaal op de juiste route wist hij waar hij wezen moest. Hij was er niet kalmer op geworden en hoewel hij de stroom van tranen had weten te onderbreken, lag er een licht panische uitdrukking op zijn gezicht en moest hij moeite doen om niet te gaan gillen.
Pasqual klopte op de deur en vanachter de deur hoorde hij hondengeblaf van twee honden. Solance deed met een verbaasde uitdrukking op haar gezicht open. Even bleef ze stil staan.
“Pasqual?” vroeg ze, alsof ze niet zeker was van dat hij het was. Hij knikte, niet in staat wat uit te brengen.
“Kom binnen.” Ze schoof de deur voor hem open en keek hem zorgelijk aan. Eenmaal binnen gebaarde ze naar de bank. “Wil je wat water? Dan pak ik wat water.” Met een verwarde uitdrukking liep ze weg en Pasqual hoorde haar praten, vermoedelijk tegen Riot. Toen ze terugkwam had ze Riot bij zich. Kort legde ze even haar hand op Riot’s schouder, kneep erin en verdween naar god mocht weten waar.
Pasqual keek de jongen aan en schudde enkel lichtjes zijn hoofd. Toen begon de eindeloze reeks tranen weer.
Toen begon ze voorzichtig ook weer te praten. Het was niet veel, maar ze gaf hem weer hoop. Soms stelde ze uit zichzelf vragen over hoe zijn dag was geweest. Over lesklanten. Over de paarden. Soms zei ze iets over het boek wat ze had gelezen. Maar vaak genoeg zweeg ze en keek ze hem met die blik aan die hij zo haatte. Het was een blik van pure wanhoop, spijt, afstand. Soms zag hij haar naar hem kijken met die blik en als hij haar dan aankeek draaide ze gauw haar hoofd weg. Elke keer leek het alsof ze iets wou zeggen maar nooit kwam er wat van. Nooit zei ze wat haar op het hart lag.
Nooit werd de olifant in de kamer besproken.
De afgelopen weken ging het eigenlijk best aardig. Heel af en toe lachte ze zelfs en het leek allemaal netjes te gaan. Het was alsof de therapie haar eindelijk had bereikt. Alsof ze de wereld weer zag en niet meer telkens wezenloos stond te staren. Ze ging weer naar Kento, ondernam weer dingen.
Helaas was dat allemaal afgelopen toen het op een avond weer mis ging. Hij was in het midden van de nacht wakker geworden van een geluid die hij niet helemaal thuis had kunnen brengen. Toen hij naast zich had getast om zichzelf van Kathie's aanwezigheid te vergewissen, was ze er niet geweest. Dat was voor Pasqual voldoende om in paniek het bed uit te gaan en af te gaan op het geluid, dat steeds bekendere vormen aan begon te nemen. Het was zacht gehuil en nog iets anders waar hij de rillingen van kreeg als hij er aan dacht. De badkamerdeur was dicht geweest maar hij had slot geforceerd. Normaliter gunde hij Kathie haar privacy, maar door omstandigheden durfde hij haar niet meer vrij te laten in alles wat ze deed. Dit was voor hem dan ook genoeg reden om de deur te openen.
Hij wist wat hij ging aantreffen maar wennen deed het nooit. Als hijzelf zo onder het bloed had gezeten had het hem waarschijnlijk niet zoveel gedaan als bij het zien van zij die onder het bloed zat. Ze keek naar hem op toen hij binnenkwam, haar mond opende alsof ze iets wou zeggen maar er kwamen geen woorden. Hij wou geen woorden. Hij nam het scheermesje uit haar vingers, haalde zichzelf er per ongeluk aan open en gooide het zonder wat te zeggen weg. Kathie jammerde zachtjes toen hij haar vast nam en mee naar de keuken nam. In de keuken had hij een verbandtrommel liggen die hij tevoorschijn haalde. Zwijgend begon hij haar arm in te zwachtelen en het enige geluid wat hoorbaar was, was het zachte snikken van Kathie. Ze waren daarna naar bed gegaan en ze had nog een hele tijd in zijn armen liggen huilen totdat ze van vermoeidheid in slaap was gevallen. Pasqual was pas in slaap gekomen nadat ze al lang en breed lag te slapen.
Die volgende ochtend was het weer stil geweest. Ze had hem niet durven aan te kijken, had hem niets durven vragen en elke aanraking was teveel. Ze bewoog alsof ze er niet mocht zijn en Pasqual wist het niet meer. Wist niet meer wat hij moest doen.
Vanochtend zou ze naar therapie gaan en Pasqual was voor het eerst blij dat ze er even een dagje uit ging. Haar moeder zou haar uit haar therapie halen om samen wat te gaan doen, Kathie had het hem verteld maar Pasqual was niet meer in staat te reproduceren wat ze ook alweer had gezegd.
Pasqual bracht haar weg, zoals hij eigenlijk elke keer deed. Soms liet hij haar zelf uitstappen, maar vandaag liep hij met haar mee tot de ingang. Ze wou niet dat hij in deze wereld terecht kwam.
Zwijgend stonden ze even naar elkaar te kijken totdat Pasqual zijn hand op haar wang legde, zich voorover boog en haar lippen kuste. Een traan rolde langs Kathie’s wang.
“Ik geloof in je,” sprak hij zachtjes. “Tot straks.” Kathie knikte, veegde de traan weg en liep het gebouw binnen zonder nog naar hem om te kijken. Haar strakke bewegingen deden hem pijn en hij hapte naar adem door de stroom van gevoelens die hem ineens troffen. Hij kon niet langer aanzien hoe dit ging.
Met zijn armen om zijn lichaam gevouwen liep hij terug naar de auto en stapte hij in. Hij startte het voertuig en bleef even met zijn handen boven het stuur hangen. Waar kon hij heen? Aan wie kon hij het kwijt?
Avan was te naïef, die zou niets begrijpen van Pasquals verwarring en pijn. Miriam was te… nuchter. Die zou zeggen dat hij haar moest laten gaan en dat hij het zichzelf niet zo moeilijk moest maken.
Hij zuchtte en duwde zichzelf nog verder in elkaar. Toen bedacht hij dat Riot zou kunnen. Riot had Solance, ook niet een van de makkelijkste vriendinnen. Misschien kon Riot vertellen hoe Pasqual hiermee om moest gaan.
Het huis was nog vrij moeilijk te vinden maar eenmaal op de juiste route wist hij waar hij wezen moest. Hij was er niet kalmer op geworden en hoewel hij de stroom van tranen had weten te onderbreken, lag er een licht panische uitdrukking op zijn gezicht en moest hij moeite doen om niet te gaan gillen.
Pasqual klopte op de deur en vanachter de deur hoorde hij hondengeblaf van twee honden. Solance deed met een verbaasde uitdrukking op haar gezicht open. Even bleef ze stil staan.
“Pasqual?” vroeg ze, alsof ze niet zeker was van dat hij het was. Hij knikte, niet in staat wat uit te brengen.
“Kom binnen.” Ze schoof de deur voor hem open en keek hem zorgelijk aan. Eenmaal binnen gebaarde ze naar de bank. “Wil je wat water? Dan pak ik wat water.” Met een verwarde uitdrukking liep ze weg en Pasqual hoorde haar praten, vermoedelijk tegen Riot. Toen ze terugkwam had ze Riot bij zich. Kort legde ze even haar hand op Riot’s schouder, kneep erin en verdween naar god mocht weten waar.
Pasqual keek de jongen aan en schudde enkel lichtjes zijn hoofd. Toen begon de eindeloze reeks tranen weer.