Hij droeg zwarte shorts en om zijn nek hing een handdoek. Vrolijk was hij niet. Geconcentreerd wel. Deze wedstrijd had aardig wat prijzengeld en Troy had het harder nodig dan ooit, dus winnen was de enige optie die hij had.
Hij wilde de kleedkamer verlaten toen voor hem de deur al openging. Hij fronste toen twee forse kerels binnengestapt kwamen.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Troy achterdochtig, maar voor hij wist wat er gebeurde, werden zijn armen vastgegrepen.
“Hey!” riep hij, meteen alert.
Een derde man kwam gehaast naar binnen geglipt en bleef voor Troy staan, die hem kwaad en verward aankeek.
“Wat is dit?!” vroeg hij dwingend.
“Je moet even aan de kant jongen, we kunnen je er deze wedstrijd niet bij hebben. Belangrijke weddenschappen en zo.”
Troy protesteerde, maar werd desondanks weggevoerd. Zeker in zijn huidige houding was hij weerloos en kon hij slechts haastig meestrompelen om te voorkomen dat zijn schouders héél zeer zouden gaan doen. Hij was compleet in de war en probeerde ondanks de plotselinge adrenalinestoot helder te denken. Een weddenschap? Was hij dan een bedreiging? Een logischere verklaring kon hij niet bedenken. Hij werd aan de andere kant de kleedkamers uitgevoerd, de nu lege gang in, een deur door, een trap af, weer een deur door, tot ze in een soort kruising tussen een bezemhok en een kelder waren, waar allerlei dozen en schoonmaakspullen stonden.
Hij werd ruw op de grond gegooid, en de deur werd direct gesloten, waarna het tweetal er met de armen over elkaar voor ging staat. Hij kreunde omdat hij behoorlijk hard op zijn schouder terechtgekomen was en krabbelde haastig overeind. Wat er ook gaande was, wie dit ook waren, dat hij diep in de shit zat was duidelijk.
Hij keek van hen naar de derde man, die over zijn witte stoppelbaardje streek en Troy bekeek op een manier die hem absoluut niet beviel.
“Leg me op zijn minst uit wat dit voor moet stellen,” gromde Troy. De man zuchtte.
“Dat heb ik al gedaan. Je doet het goed de laatste tijd, dus de meesten hebben op jou gewed.”
Ondanks de situatie voelde Troy iets wat in de verte enigszins op trots leek. Meer ego hoefde de wereld echter niet van de nuchtere jongen te verwachten, zeker nu niet.
“Dus wij hebben ingezet op Reynolds, maar die is niet tegen je opgewassen, dus jij moet vandaag even uit de buurt blijven.”
En met die woorden vertrok hij. Bij de deur draaide hij zich echter nog kort naar Troy om.
“Probeer niet te ontsnappen. De heren hier hebben toestemming te doen wat nodig is om je hier te houden tijdens de wedstrijd.”
Troy vloekte, maar de man was al weg.
Hij keek naar het tweetal, dat hun positie voor de deur innam. Normaal zou hij verstandig zijn geweest. Troy was niet het type om rechtstreeks zijn ondergang tegemoet te lopen. Maar als hij in een latere ronde alsnog mee kon doen had hij een kans. En een kans betekende geld en geld betekende medicatie voor Emily. Dus haalde hij diep adem en balde hij zijn vuisten.
“Kom maar op,” gromde hij, al was hij niet zo zeker van zijn zaak. Hij was goed, maar deze twee waren zwaarder dan hij en hadden in tegenstelling tot hem waarschijnlijk totaal geen moeite met definitieve maatregelen.
Dreigend kwamen ze op hem afgelopen. Troy wist dat het niet ging lukken om hen heen te glippen, dus hij zou het gevecht aangaan. Voor zijn familie.
Zijn behendigheid werkte in het gevecht dat volgde in zijn voordeel en hij wist een zo te raken dat deze naar zijn zij grijpend opzij week, maar de ander ramde zijn zware lijf zo hard tegen Troy's pezige, gespierde lichaam dat deze van zij plek kwam en landde in een stapel dozen. Dat deed zeer. Moeizaam krabbelde Troy overeind. De man was alweer bij hem, tilde hem moeiteloos op en wierp hem naar de andere kant van de kamer. Voor de tweede keer zweefe Troy een akelig moment lang in het luchtledige, om uiteindelijk tegen een schoonmaakmachine die zelden gebruikt werd te slaan. De lucht sloeg uit zijn longen en hoestend bleef hij liggen.
De eerste man was ook weer bijgekomen en het tweetal keek naar Troy. Langzaam trok de duizeligheid uit diens hoofd weg. Ze hielden hem scherp in de gaten terwijl hij met een van pijn vertrokken gelaat overeind kwam.
Hij haalde diep adem en schoot naar voren, waarmee hij het verrassingselement in zijn voordeel had. Met een harde uppercut sloeg hij een van de twee in een klap KO, precies datgene waar hij goed in was. Met door de adrenaline hernieuwde kracht sprong hij achteruit, een vuistslag van de tweede ontwijkend.
Hij was gehaast en dus slordiger dan normaal. Immers, hij had daarboven aan het vechten moeten zijn, niet hier, verdomme. Dit ging Emily niet aan haar fucking medicijnen helpen!
Het feit dat hij afgeleid was hielp niet. De man die hem al twee keer de kamer door had laten vliegen dook onieuw op hem af en ternauwernood wist Troy hem te ontwijken; anders was dat sowieso soepeler gegaan. Dat zijn hele lijf zeer deed hielp ook niet mee.
Het gevecht ging door, en Troy merkte dat de man moe begon te worden. Zelf zweette hij ook, maar hij hield dit nog wel even vol.
Vier rake klappen later was het over. Hijzelf had inmiddels een flinke bloedneus, maar hij was wel de enige hier die nog wakker was. Hij rende naar de deur en probeerde deze te openen. Op slot.
“Verdomme,” gromde Troy. De wanhoop groeide. Hij stapte achteruit en trapte keihard tegen de deur, vlakbij het slot. En nog eens. En weer. De deur vloog met een klap open en Troy rende de trap op, de volgende deur door en de gang op. Hij haastte zich door de kleedkamers.
Wat volgde kon haast een wonder genoemd worden; de eerste ronde was net afegelopen, en ze hadden het schema veranderd, waardoor hij zijn gevecht nog gewoon kon doen. Hij wist dat hij hier helemaal niet blij mee moest zijn, aangezien het feit dat hij weer in de race was hem in levensgevaar bracht, maar het boeide hem niet. Het ging niet om hem.
Niet veel later stond hij in de ring en ookal zag hij eruit alsof hij in elkaar was geslagen, ookal had hij door zijn eerdere gevecht een achterstand, hij vocht als nooit te voren. De meesten hier vonden het leuk, hielden van de eer of kregen gewoon een kick van het vechten. Troy had iets om vóór te vechten.
De ene na de andere ging voor Troy's voeten onderuit en iedere keer als de scheidsrechter zijn arm omhooghield om aan te tonen dat hij gewonnen had, voelde hij nieuwe adrenaline door zijn lijf gaan, omdat hij weer een stap dichter bij het prijzengeld was.
De finale was moeilijk, maar ook hier wist hij te overwinnen. Het gejuich drong niet eens tot hem door. Hij had gewonnen. Hij zou het geld overgemaakt krijgen. Hij kon Emily steunen. Godzijdank. Gelaten liet hij zich door de crowd op zijn rug en schouders kloppen. Het was een herrie van jewelste, maar het drong amper tot de compleet bezwete, uitgeputte jongen door.
Hij realiseerde zich amper dat het nog lang niet over was. Hij had een paar mensen een heleboel geld gekost, maar daar dacht hij amper aan, terwijl hij naar de kleedkamers wankelde.
Een paar van zijn tegenstanders feliciteerden hem, en hij grijnsde mat. Er werd niet gevraagd hoe het kwam dat hij met zijn mond en kin onder het bloed aangekomen was; iedereen ging er waarschijnlijk vanuit dat dat van een sparringsmatch of iets dergelijks kwam.
Hij droogde zich haastig af en kleedde zich aan. In een ruimzittende jeans, om zijn heupen bijeengehouden door een oude, leren riem, en een sweatshirt stapte hij de gang op, om door de achterdeur naar buiten te gaan. Hij was er bijna toen hem de weg werd versperd door de man van eerder. Hij keek killer dan toen en ook gevaarlijker. Behoedzaam keek Troy hem aan.
“Jij hebt je niet echt netjes gedragen, of wel?”
“Kan van jou hetzelfde zeggen.”
“Je wil geen ruzie met mij, Troy. Dat zusje waar je zo voor vecht? Ik kan ervoor zorgen dat zij haar medicijnen helemaal niet meer nodig heeft. Nooit weer.”
Als hij wist dat Emily ziek was, wist hij ook dat het chronisch was en dus was het niet moeilijk voor Troy, zelfs in zijn wazige toestand, uit te vogelen wat daarmee bedoeld werd. Hij voelde zich kwaad en machteloos.
Voor hij wist wat er gebeurde stompte de man hem vol in zijn maag en liep weg. Kreunend zakte Troy door zijn knieën.
Toen hij eindelijk weer buiten stond begon hij te lopen, hoe zeer dat ook deed. Hij moest naar een plek waar hij na kon denken.
Na een half uur lopen, minimaal, kwam hij uit in de duinen waar hij uiteindelijk op een bankje ging zitten, met zijn hoofd in zijn handen. Zijn lijf voelde alsof iemand er een uur lang van alles tegenaan had lopen gooien en hij was misselijk van de zorgen. Dit kon toch niet goed komen? Hij moest wel gehoorzamen, maar dan zou hij ook enorme inkomsten mislopen, zeker nu hij geen baan meer had, en zou Emily alsnog zwaar de dupe zijn. Hij vloekte gefrustreerd.
Uit zijn broekzak haalde hij zijn telefoon, maar hij draaide geen nummer. Wie kon hij bellen? Zijn ouders waren geen optie, al zou hij ze het nieuws uiteindelijk wel moeten vertellen, want hun dochter liep gevaar. Hij slikte en probeerde niet over zijn nek te gaan.
Wie dan? Iana? Hij had immers haar nummer. Nee. Hoe graag hij haar nu ook bij zich zou hebben gehad, hij kon haar hier onmogelijk mee lastig vallen. En straks kwamen ze erachter wat hij voor de brunette voelde en liep zij ook nog risico. Een grimas tekende Troy's gelaat. Het voelde godverdomde eenzaam. Niemand om zich toe te richten, niemand om hem gerust te stellen, een oplossing te bedenken. Want hoe zelfstandig hij ook was, hoe zelfredzaam ook, dit kon hij niet alleen. Hij had iemand nodig.
Er kwam iemand met een hond voorbij. Het dier snuffelde geïnteresseerd aan Troy's knie, en voor de eigenaar hem mee kon trekken kriebelde Troy de hond nog even achter de oren, glimlachte hij even mat naar de eigenaar waarna hij hen nakeek. Hij keek weer naar de telefoon, die hij maar weer opborg. Hij zou de last alleen moeten dragen, het kon niet anders.
Hij wilde de kleedkamer verlaten toen voor hem de deur al openging. Hij fronste toen twee forse kerels binnengestapt kwamen.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Troy achterdochtig, maar voor hij wist wat er gebeurde, werden zijn armen vastgegrepen.
“Hey!” riep hij, meteen alert.
Een derde man kwam gehaast naar binnen geglipt en bleef voor Troy staan, die hem kwaad en verward aankeek.
“Wat is dit?!” vroeg hij dwingend.
“Je moet even aan de kant jongen, we kunnen je er deze wedstrijd niet bij hebben. Belangrijke weddenschappen en zo.”
Troy protesteerde, maar werd desondanks weggevoerd. Zeker in zijn huidige houding was hij weerloos en kon hij slechts haastig meestrompelen om te voorkomen dat zijn schouders héél zeer zouden gaan doen. Hij was compleet in de war en probeerde ondanks de plotselinge adrenalinestoot helder te denken. Een weddenschap? Was hij dan een bedreiging? Een logischere verklaring kon hij niet bedenken. Hij werd aan de andere kant de kleedkamers uitgevoerd, de nu lege gang in, een deur door, een trap af, weer een deur door, tot ze in een soort kruising tussen een bezemhok en een kelder waren, waar allerlei dozen en schoonmaakspullen stonden.
Hij werd ruw op de grond gegooid, en de deur werd direct gesloten, waarna het tweetal er met de armen over elkaar voor ging staat. Hij kreunde omdat hij behoorlijk hard op zijn schouder terechtgekomen was en krabbelde haastig overeind. Wat er ook gaande was, wie dit ook waren, dat hij diep in de shit zat was duidelijk.
Hij keek van hen naar de derde man, die over zijn witte stoppelbaardje streek en Troy bekeek op een manier die hem absoluut niet beviel.
“Leg me op zijn minst uit wat dit voor moet stellen,” gromde Troy. De man zuchtte.
“Dat heb ik al gedaan. Je doet het goed de laatste tijd, dus de meesten hebben op jou gewed.”
Ondanks de situatie voelde Troy iets wat in de verte enigszins op trots leek. Meer ego hoefde de wereld echter niet van de nuchtere jongen te verwachten, zeker nu niet.
“Dus wij hebben ingezet op Reynolds, maar die is niet tegen je opgewassen, dus jij moet vandaag even uit de buurt blijven.”
En met die woorden vertrok hij. Bij de deur draaide hij zich echter nog kort naar Troy om.
“Probeer niet te ontsnappen. De heren hier hebben toestemming te doen wat nodig is om je hier te houden tijdens de wedstrijd.”
Troy vloekte, maar de man was al weg.
Hij keek naar het tweetal, dat hun positie voor de deur innam. Normaal zou hij verstandig zijn geweest. Troy was niet het type om rechtstreeks zijn ondergang tegemoet te lopen. Maar als hij in een latere ronde alsnog mee kon doen had hij een kans. En een kans betekende geld en geld betekende medicatie voor Emily. Dus haalde hij diep adem en balde hij zijn vuisten.
“Kom maar op,” gromde hij, al was hij niet zo zeker van zijn zaak. Hij was goed, maar deze twee waren zwaarder dan hij en hadden in tegenstelling tot hem waarschijnlijk totaal geen moeite met definitieve maatregelen.
Dreigend kwamen ze op hem afgelopen. Troy wist dat het niet ging lukken om hen heen te glippen, dus hij zou het gevecht aangaan. Voor zijn familie.
Zijn behendigheid werkte in het gevecht dat volgde in zijn voordeel en hij wist een zo te raken dat deze naar zijn zij grijpend opzij week, maar de ander ramde zijn zware lijf zo hard tegen Troy's pezige, gespierde lichaam dat deze van zij plek kwam en landde in een stapel dozen. Dat deed zeer. Moeizaam krabbelde Troy overeind. De man was alweer bij hem, tilde hem moeiteloos op en wierp hem naar de andere kant van de kamer. Voor de tweede keer zweefe Troy een akelig moment lang in het luchtledige, om uiteindelijk tegen een schoonmaakmachine die zelden gebruikt werd te slaan. De lucht sloeg uit zijn longen en hoestend bleef hij liggen.
De eerste man was ook weer bijgekomen en het tweetal keek naar Troy. Langzaam trok de duizeligheid uit diens hoofd weg. Ze hielden hem scherp in de gaten terwijl hij met een van pijn vertrokken gelaat overeind kwam.
Hij haalde diep adem en schoot naar voren, waarmee hij het verrassingselement in zijn voordeel had. Met een harde uppercut sloeg hij een van de twee in een klap KO, precies datgene waar hij goed in was. Met door de adrenaline hernieuwde kracht sprong hij achteruit, een vuistslag van de tweede ontwijkend.
Hij was gehaast en dus slordiger dan normaal. Immers, hij had daarboven aan het vechten moeten zijn, niet hier, verdomme. Dit ging Emily niet aan haar fucking medicijnen helpen!
Het feit dat hij afgeleid was hielp niet. De man die hem al twee keer de kamer door had laten vliegen dook onieuw op hem af en ternauwernood wist Troy hem te ontwijken; anders was dat sowieso soepeler gegaan. Dat zijn hele lijf zeer deed hielp ook niet mee.
Het gevecht ging door, en Troy merkte dat de man moe begon te worden. Zelf zweette hij ook, maar hij hield dit nog wel even vol.
Vier rake klappen later was het over. Hijzelf had inmiddels een flinke bloedneus, maar hij was wel de enige hier die nog wakker was. Hij rende naar de deur en probeerde deze te openen. Op slot.
“Verdomme,” gromde Troy. De wanhoop groeide. Hij stapte achteruit en trapte keihard tegen de deur, vlakbij het slot. En nog eens. En weer. De deur vloog met een klap open en Troy rende de trap op, de volgende deur door en de gang op. Hij haastte zich door de kleedkamers.
Wat volgde kon haast een wonder genoemd worden; de eerste ronde was net afegelopen, en ze hadden het schema veranderd, waardoor hij zijn gevecht nog gewoon kon doen. Hij wist dat hij hier helemaal niet blij mee moest zijn, aangezien het feit dat hij weer in de race was hem in levensgevaar bracht, maar het boeide hem niet. Het ging niet om hem.
Niet veel later stond hij in de ring en ookal zag hij eruit alsof hij in elkaar was geslagen, ookal had hij door zijn eerdere gevecht een achterstand, hij vocht als nooit te voren. De meesten hier vonden het leuk, hielden van de eer of kregen gewoon een kick van het vechten. Troy had iets om vóór te vechten.
De ene na de andere ging voor Troy's voeten onderuit en iedere keer als de scheidsrechter zijn arm omhooghield om aan te tonen dat hij gewonnen had, voelde hij nieuwe adrenaline door zijn lijf gaan, omdat hij weer een stap dichter bij het prijzengeld was.
De finale was moeilijk, maar ook hier wist hij te overwinnen. Het gejuich drong niet eens tot hem door. Hij had gewonnen. Hij zou het geld overgemaakt krijgen. Hij kon Emily steunen. Godzijdank. Gelaten liet hij zich door de crowd op zijn rug en schouders kloppen. Het was een herrie van jewelste, maar het drong amper tot de compleet bezwete, uitgeputte jongen door.
Hij realiseerde zich amper dat het nog lang niet over was. Hij had een paar mensen een heleboel geld gekost, maar daar dacht hij amper aan, terwijl hij naar de kleedkamers wankelde.
Een paar van zijn tegenstanders feliciteerden hem, en hij grijnsde mat. Er werd niet gevraagd hoe het kwam dat hij met zijn mond en kin onder het bloed aangekomen was; iedereen ging er waarschijnlijk vanuit dat dat van een sparringsmatch of iets dergelijks kwam.
Hij droogde zich haastig af en kleedde zich aan. In een ruimzittende jeans, om zijn heupen bijeengehouden door een oude, leren riem, en een sweatshirt stapte hij de gang op, om door de achterdeur naar buiten te gaan. Hij was er bijna toen hem de weg werd versperd door de man van eerder. Hij keek killer dan toen en ook gevaarlijker. Behoedzaam keek Troy hem aan.
“Jij hebt je niet echt netjes gedragen, of wel?”
“Kan van jou hetzelfde zeggen.”
“Je wil geen ruzie met mij, Troy. Dat zusje waar je zo voor vecht? Ik kan ervoor zorgen dat zij haar medicijnen helemaal niet meer nodig heeft. Nooit weer.”
Als hij wist dat Emily ziek was, wist hij ook dat het chronisch was en dus was het niet moeilijk voor Troy, zelfs in zijn wazige toestand, uit te vogelen wat daarmee bedoeld werd. Hij voelde zich kwaad en machteloos.
Voor hij wist wat er gebeurde stompte de man hem vol in zijn maag en liep weg. Kreunend zakte Troy door zijn knieën.
Toen hij eindelijk weer buiten stond begon hij te lopen, hoe zeer dat ook deed. Hij moest naar een plek waar hij na kon denken.
Na een half uur lopen, minimaal, kwam hij uit in de duinen waar hij uiteindelijk op een bankje ging zitten, met zijn hoofd in zijn handen. Zijn lijf voelde alsof iemand er een uur lang van alles tegenaan had lopen gooien en hij was misselijk van de zorgen. Dit kon toch niet goed komen? Hij moest wel gehoorzamen, maar dan zou hij ook enorme inkomsten mislopen, zeker nu hij geen baan meer had, en zou Emily alsnog zwaar de dupe zijn. Hij vloekte gefrustreerd.
Uit zijn broekzak haalde hij zijn telefoon, maar hij draaide geen nummer. Wie kon hij bellen? Zijn ouders waren geen optie, al zou hij ze het nieuws uiteindelijk wel moeten vertellen, want hun dochter liep gevaar. Hij slikte en probeerde niet over zijn nek te gaan.
Wie dan? Iana? Hij had immers haar nummer. Nee. Hoe graag hij haar nu ook bij zich zou hebben gehad, hij kon haar hier onmogelijk mee lastig vallen. En straks kwamen ze erachter wat hij voor de brunette voelde en liep zij ook nog risico. Een grimas tekende Troy's gelaat. Het voelde godverdomde eenzaam. Niemand om zich toe te richten, niemand om hem gerust te stellen, een oplossing te bedenken. Want hoe zelfstandig hij ook was, hoe zelfredzaam ook, dit kon hij niet alleen. Hij had iemand nodig.
Er kwam iemand met een hond voorbij. Het dier snuffelde geïnteresseerd aan Troy's knie, en voor de eigenaar hem mee kon trekken kriebelde Troy de hond nog even achter de oren, glimlachte hij even mat naar de eigenaar waarna hij hen nakeek. Hij keek weer naar de telefoon, die hij maar weer opborg. Hij zou de last alleen moeten dragen, het kon niet anders.