Hij vond het fijn dat hij nu eindelijk eens voor haar kon koken. Naja eigenlijk ze kende elkaar pas een paar dagen, maar het voelde of ze elkaar al heel lang konden. Hij trok even een shirt aan want dat was toch wat smakelijker voor het eten. Op het aanrecht lagen een paar resten biefstuk waar pees ofzo in zat. Hij gooide ze naar Bentley en keek hoe hij ze handig ving en er verwoed aan ging kauwen. Marshall waste zijn handen even en ging toen ook eten. Hij stootte dus de rekening van tafel, en zag hoe ze het bekeek. Toen ze zei dat ze wel wou helpen met betaalde vond hij het wel lief maar dat was niet nodig, hij had een creditcard om ze te betalen en hij had nog geld van de laatste keer. 'Is niet nodig, ik heb een creditcard. Maar toch lief van je' zei hij en gaf haar een kus. Hij moest wel lachen toen ze het lekker vond, Marshall had namelijk echt zijn best gedaan want hij kookt bijna nooit, bestelde wat of haalde wat. Naja hij kookt heel soms, maar meestal at hij toch met vrienden. Hij dronk van de wijn en at van het eten.
Na een tijdje was alles op en ook het ijs toetje. Hij ruimde de tafel af en zette alles in zijn vaatwasser. Toen hij de telefoon hoorde liep hij er naar toe keek even op het shermpje. Het kon niet waar zijn dacht hij bij zich zelf, waarom zou die *** bellen. Waarom nou net nu. Hij drukte het nummer weg, zijn hele humeur was verpest, wat moest die vrouw van hem. Het was zijn moeder die belde, naja ze noemde zich zijn moeder, maar ze had nooit echt voor hem gezorgd. Hij haatte die vrouw met heel zijn hart. In zijn ogen was vooral haat en een beetje verdriet af telezen. 'Ik ben joggen, schat'. Zei hij droog en liep de deur uit, die hij met een klap dicht gooide. Hij ging altijd joggen als hij boos was, om zijn agressie kwijt te kunnen, anders zou hij iets kapot hebben gemaakt, en om te kunnen na denken. Hij wist niet waar hij heen ging rennen maar hij wist wel dat het lang zou duren tot hij terug was. Hij was zo boos op die vrouw, het liefst wou hij dat ze dood was.
Hij was ongeveer een half uur al weg, tot hij weer bij reden kwam. Hij voelde zich kapot en gebroken nu kwam pas de verdriet kant. Hij verbeet zich en jogde door, maar hij kon niet meer dus ging hij maar ergens tegen een boom aan zitten. Hij dacht na maar zijn hoofd was niet helder zat. Het was ondertussen al koud aan het worden. De zweet die op zijn rug stond was aan het afkoelen, hij rilde even. Hij hoopte ene kant dat Maera hier was. Maar de andere kant hoopte hij dat Maera hem nooit zou mee hoeven te maken. Als hij eenmaal boos of verdrietig is kan hij soms uit zijn lint gaan.