Ondanks de volle maan was het een donkere nacht. Dikke, dreigende wolken vormden namelijk een barriere die weinig doorliet. Daar kwam bij dat het ook nog eens gestaag regende en dit alles zorgde voor een extra grimmige sfeer toen Neil uit zijn auto stapte die hij voor een oud, vervallen motel geparkeerd had. Geen vrije kamers, aldus het bord dat hij vervolgens passeerde. Maar Neil wist beter. Hier sliepen zelden argeloze reizigers en hijzelf was hier ook voor iets heel anders.
Hij moest onbewust weer denken aan de nacht dat hij bij een vergelijkbaar motel op May had gewacht. Zijn baas bezat meerdere van dit soort locaties en ze waren ideaal voor zaken die aan het oog moesten worden onttrokken.
Neil slikte. Je kon hier langzaam vermoord worden en niemand zou je horen of zien. Waarschijnlijk werd je in de bossen niet eens gevonden. En op dit punt had hij geen idee of men reden had om hem om te willen leggen. Wisten ze wat hij van plan was?
Hij schraapte al zijn moed bijeen, zette een facade op van arrogante desinteresse en slenterde het motel binnen. In the lobby stond een klein, eenvoudig tafeltje met twee stoelen. Op de een zat een vriendelijk en normaal ogende man die zo iemands vader had kunnen zijn. De Manager. Neil wist beter dan in het lieve voorkomen van de man te trappen.
Op verscheidene plekken in lobby waren potige kerels gestationeerd die ongetwijfeld voornamelijk ter intimidatie bedoeld waren. Neil scande de ruimte. Aryan was er niet, dat was een opluchting.
“Ah, Neil, fijn dat je hebt kunnen komen,” zei de Manager. “Ga vooral zitten! Kan ik je wat te drinken aanbieden?”
Neil deed wat hem werd opgedragen, maar schudde zijn hoofd.
“Waarom ben ik hier?” vroeg hij. De manager gebaarde naar een van de mannen en droeg hem op koffie te halen. Dat de man zwijgend gehoorzaamde zei genoeg over de positie van de manager. Deze richtte zich weer tot Neil.
“Nou, nou, heb je haast of zo?” Neil antwoordde niet en de Manager sprak vriendelijk door. “Hoe is ’t met je vriendinnetje, trouwens?”
“Ze is mijn vriendinnetje niet.”
“Maar maakt ze het naar omstandigheden goed?”
“Hm.”
De koffie werd gebracht en de Manager leunde ontspannen achterover in zijn stoel.
“Maar om ter zake te komen, Neil, ik heb werk voor je.” De man lachte toen hij Neil’s verbazing en opluchting zag. “Je verwachtte iets anders, of niet, jongen? Nee, je gaat aan de slag. Zegt de naam Sareth Levison je iets?”
Neil schudde zijn hoofd.
“Nou, ons tot voor kort ook niet, maar de jongedame denkt te kunnen dealen in deze stad. Jij gaat haar duidelijk maken dat dat niet de bedoeling is. Hoe je het doet interesseert me niet.”
Neil ging niet liegen; een piepklein deel van hem vond het nog steeds wel leuk om het kleine beetje autoriteit dat hij had te laten gelden. “Mocht het niet lukken, dan neemt Aryan het van je over.”
En met die woorden was enig enthousiasme dat Neil had weer weg. Als hij die Sareth niet in het gareel kreeg stond haar iets te wachten dat Neil absoluut niemand toewenste. Aan de andere kant; liever zij dan hij.
De Manager leunde naar voren.
“En jij weet precies wat dat inhoudt, of niet, Neil?”
Neil sloeg zijn ogen neer. Ja, hij wist precies wat dat inhield.
De Manager schoof hem een papiertje op met onder andere het adres van het meisje, haar nummer en een paar plekken waar ze kennelijk frequent gesignaleerd was. Met een paperclip was er tevens een fototje aan het papiertje bevestigd.
“Je hebt twee weken om haar op andere gedachten te brengen. Nogmaals, zie maar hoe je het doet. Je kan gaan.”
Neil stond op, maar zijn hoofd tolde.
Eenmaal terug in zijn auto had hij even een moment nodig om zichzelf weer bijeen te rapen waarna hij het gas intrapte en er met gierende banden vandoor ging.
De volgende ochtend was Neil ondanks slechts enkele uren slaap al vroeg wakker, met name door de nieuwe stress die aan zijn leven was toegevoegd.
Stel je niet zo aan, hoe moeilijk kan die chick zijn? Hij sloot werktuiglijk zijn prothese aan. Hij moest niet zo zeiken. Desnoods gebruikte hij een klein beetje geweld. Hij stak zijn pistool in zijn broeksband en niet veel later viel de stof van zijn vlekkerige hoodie er ruimschoots overheen.
In de loop van de dag had hij een deal op weten te zetten met het meisje en tegen de tijd dat de avond viel verliet hij zijn appartementje. Hij kon de afstand lopend doen en was hier blij om; ze hoefde zijn nummerplaat namelijk niet.
Hij was vroeg. De afspraak was op een stuk industrieterrein waar weinig meer gebeurde. Er stond een fabriek die volgens het bordje op het oude hek bewaakt werd, maar waarvan iedereen wist dat dit al lang niet meer het geval was. Neil stond ontspannen tegen dat hek geleund met de prothese-hand in de zak van zijn hoodie en een peuk tussen zijn vingers. Nu was het wachten op Sareth.
Hij moest onbewust weer denken aan de nacht dat hij bij een vergelijkbaar motel op May had gewacht. Zijn baas bezat meerdere van dit soort locaties en ze waren ideaal voor zaken die aan het oog moesten worden onttrokken.
Neil slikte. Je kon hier langzaam vermoord worden en niemand zou je horen of zien. Waarschijnlijk werd je in de bossen niet eens gevonden. En op dit punt had hij geen idee of men reden had om hem om te willen leggen. Wisten ze wat hij van plan was?
Hij schraapte al zijn moed bijeen, zette een facade op van arrogante desinteresse en slenterde het motel binnen. In the lobby stond een klein, eenvoudig tafeltje met twee stoelen. Op de een zat een vriendelijk en normaal ogende man die zo iemands vader had kunnen zijn. De Manager. Neil wist beter dan in het lieve voorkomen van de man te trappen.
Op verscheidene plekken in lobby waren potige kerels gestationeerd die ongetwijfeld voornamelijk ter intimidatie bedoeld waren. Neil scande de ruimte. Aryan was er niet, dat was een opluchting.
“Ah, Neil, fijn dat je hebt kunnen komen,” zei de Manager. “Ga vooral zitten! Kan ik je wat te drinken aanbieden?”
Neil deed wat hem werd opgedragen, maar schudde zijn hoofd.
“Waarom ben ik hier?” vroeg hij. De manager gebaarde naar een van de mannen en droeg hem op koffie te halen. Dat de man zwijgend gehoorzaamde zei genoeg over de positie van de manager. Deze richtte zich weer tot Neil.
“Nou, nou, heb je haast of zo?” Neil antwoordde niet en de Manager sprak vriendelijk door. “Hoe is ’t met je vriendinnetje, trouwens?”
“Ze is mijn vriendinnetje niet.”
“Maar maakt ze het naar omstandigheden goed?”
“Hm.”
De koffie werd gebracht en de Manager leunde ontspannen achterover in zijn stoel.
“Maar om ter zake te komen, Neil, ik heb werk voor je.” De man lachte toen hij Neil’s verbazing en opluchting zag. “Je verwachtte iets anders, of niet, jongen? Nee, je gaat aan de slag. Zegt de naam Sareth Levison je iets?”
Neil schudde zijn hoofd.
“Nou, ons tot voor kort ook niet, maar de jongedame denkt te kunnen dealen in deze stad. Jij gaat haar duidelijk maken dat dat niet de bedoeling is. Hoe je het doet interesseert me niet.”
Neil ging niet liegen; een piepklein deel van hem vond het nog steeds wel leuk om het kleine beetje autoriteit dat hij had te laten gelden. “Mocht het niet lukken, dan neemt Aryan het van je over.”
En met die woorden was enig enthousiasme dat Neil had weer weg. Als hij die Sareth niet in het gareel kreeg stond haar iets te wachten dat Neil absoluut niemand toewenste. Aan de andere kant; liever zij dan hij.
De Manager leunde naar voren.
“En jij weet precies wat dat inhoudt, of niet, Neil?”
Neil sloeg zijn ogen neer. Ja, hij wist precies wat dat inhield.
De Manager schoof hem een papiertje op met onder andere het adres van het meisje, haar nummer en een paar plekken waar ze kennelijk frequent gesignaleerd was. Met een paperclip was er tevens een fototje aan het papiertje bevestigd.
“Je hebt twee weken om haar op andere gedachten te brengen. Nogmaals, zie maar hoe je het doet. Je kan gaan.”
Neil stond op, maar zijn hoofd tolde.
Eenmaal terug in zijn auto had hij even een moment nodig om zichzelf weer bijeen te rapen waarna hij het gas intrapte en er met gierende banden vandoor ging.
De volgende ochtend was Neil ondanks slechts enkele uren slaap al vroeg wakker, met name door de nieuwe stress die aan zijn leven was toegevoegd.
Stel je niet zo aan, hoe moeilijk kan die chick zijn? Hij sloot werktuiglijk zijn prothese aan. Hij moest niet zo zeiken. Desnoods gebruikte hij een klein beetje geweld. Hij stak zijn pistool in zijn broeksband en niet veel later viel de stof van zijn vlekkerige hoodie er ruimschoots overheen.
In de loop van de dag had hij een deal op weten te zetten met het meisje en tegen de tijd dat de avond viel verliet hij zijn appartementje. Hij kon de afstand lopend doen en was hier blij om; ze hoefde zijn nummerplaat namelijk niet.
Hij was vroeg. De afspraak was op een stuk industrieterrein waar weinig meer gebeurde. Er stond een fabriek die volgens het bordje op het oude hek bewaakt werd, maar waarvan iedereen wist dat dit al lang niet meer het geval was. Neil stond ontspannen tegen dat hek geleund met de prothese-hand in de zak van zijn hoodie en een peuk tussen zijn vingers. Nu was het wachten op Sareth.