De studentenwoning die ze met Anna deelde had eigenlijk niet echt een tuin om van te spreken. Nou ja, ze hadden wel een plekje om te zitten achter het huis, maar je legde er niet zomaar wat aan.
En zo kwam het dat Roya op een idee gekomen was dat voor haar doen buitengewoon illegaal en crimineel was.
Aardbeitjes planten in het bos achter hun huis dat onder gemeentegrond viel. Rebels. Gewaagd. Aardbeitjes.
Goed, Anna wist er nog niet vanaf en ze had de zaadjes ook zojuist in een opwelling op de markt gekocht (samen met een speeltje voor de huisdieren, nieuwe kattenbakkorrels, een chocolademousse taartje voor haar en Anna en een lief tweedehands vaasje waar ze echt wel een plekje voor ging vinden) maar het zou vast wel loslopen.
Ze liep monter door de straten terug, het tasje met de spulletjes losjes bungelend aan haar pols. Ze liep in een dun, wit blouseje met een geabstraheerd bloemetjes patroon erop en een skinny spijkerbroek, met eenvoudige gympen eronder. Haar halflange, blonde haar was opgestoken met genoeg speldjes om een metaaldetector een straat verderop af te laten gaan - dat kreeg je met zo’n lengte.
Het ging beter met haar de laatste tijd, maar vandaag was ze helemaal ontspannen. Er waren veel mensen op de been, vooral ouderen, stellen van middelbare leeftijd en wat huiselijkere meiden zoals zijzelf, vanwege het feit dat er veel kraampjes in de straten stonden en de sfeer was buitengewoon ontspannen.
Eenmaal thuis sloot Roya haastig de deur achter zich.
“Anna!” riep ze, terwijl ze in de keuken de tas op tafel zetten en sir Fluffington van de grond plukte, toen deze poogde langs haar te lopen. “Anna, we gaan aardbeien planten hierachter!” kondigde ze enthousiast haar meesterplan aan.
Het zei wellicht een hoop over haar dat ze, ondanks wat ze inmiddels had meegemaakt, dit nog enigszins spannend vond ook. Veel burgerlijker dan Roya kwamen ze waarschijnlijk ook niet.
Ze drukte haar wang even tegen de zachte vacht van haar zwarte kat aan, die inmiddels rustig op haar arm bleef zitten en tevreden spon.
En zo kwam het dat Roya op een idee gekomen was dat voor haar doen buitengewoon illegaal en crimineel was.
Aardbeitjes planten in het bos achter hun huis dat onder gemeentegrond viel. Rebels. Gewaagd. Aardbeitjes.
Goed, Anna wist er nog niet vanaf en ze had de zaadjes ook zojuist in een opwelling op de markt gekocht (samen met een speeltje voor de huisdieren, nieuwe kattenbakkorrels, een chocolademousse taartje voor haar en Anna en een lief tweedehands vaasje waar ze echt wel een plekje voor ging vinden) maar het zou vast wel loslopen.
Ze liep monter door de straten terug, het tasje met de spulletjes losjes bungelend aan haar pols. Ze liep in een dun, wit blouseje met een geabstraheerd bloemetjes patroon erop en een skinny spijkerbroek, met eenvoudige gympen eronder. Haar halflange, blonde haar was opgestoken met genoeg speldjes om een metaaldetector een straat verderop af te laten gaan - dat kreeg je met zo’n lengte.
Het ging beter met haar de laatste tijd, maar vandaag was ze helemaal ontspannen. Er waren veel mensen op de been, vooral ouderen, stellen van middelbare leeftijd en wat huiselijkere meiden zoals zijzelf, vanwege het feit dat er veel kraampjes in de straten stonden en de sfeer was buitengewoon ontspannen.
Eenmaal thuis sloot Roya haastig de deur achter zich.
“Anna!” riep ze, terwijl ze in de keuken de tas op tafel zetten en sir Fluffington van de grond plukte, toen deze poogde langs haar te lopen. “Anna, we gaan aardbeien planten hierachter!” kondigde ze enthousiast haar meesterplan aan.
Het zei wellicht een hoop over haar dat ze, ondanks wat ze inmiddels had meegemaakt, dit nog enigszins spannend vond ook. Veel burgerlijker dan Roya kwamen ze waarschijnlijk ook niet.
Ze drukte haar wang even tegen de zachte vacht van haar zwarte kat aan, die inmiddels rustig op haar arm bleef zitten en tevreden spon.