Een bus stopte in een redelijk normaal ogende wijk en een knappe, slanke jongeman stapte uit. Hij droeg een slank afkledende spijkerbroek, een donkerrood overhemd en zijn donkere haar kwam tot op zijn schouders.
Kael's eveneens donkere ogen hadden een enthousiaste schittering, want hij was hier met een reden. De bus reed weer weg en hij stak over. Vanaf hier was het ongeveer tien minuutjes lopen naar de plaats van bestemming, een oude en nogal afgetakeld gebouw waar de gemeente eigenlijk niet echt veel meer mee deed. Er stonden een paar halfslachtige hekken omheen, maar je moest wel heel stijf zijn om daar niet overheen te komen.
Onder het lopen stak Kael een sigaret op. Hij keek geïnteresseerd om zich heen en nam de woonwijk waar hij door moest in zich op. Bovenmodaal inkomen en voldoende vrije tijd, te oordelen naar de groottes van de huizen en de mooie, goed onderhouden tuinen.
Naarmate hij echter dichter in de buurt kwam van het oude huis werd de omgeving ook minder. Het huis zelf spande echter de kroon. Het stak grillig af tegen de licht bewolkte lucht en aan een kant miste op de tweede verdieping een stuk van de bakstenen muur. Het moest ruim vier verdiepingen hoog zijn en had een uitstulping bovenaan die ooit een soort toren moest zijn geweest.
Kael liep door tot hij bij de achterkant van het gebouw was. Iedereen kwam hier, maar desondanks hoefde hij niet door iedereen en hun grootmoeder gezien te worden, als het even kon.
Er zat een grijns op zijn gezicht die er niet af wilde. Hij hield van spanning, van adrenaline en van af en toe gewoon even iets doen wat eigenlijk niet mocht.
Hij keek grijnzend op naar het hoge, haast intimiderende gebouw. Vooral de onderste verdieping was ruim voorzien van graffiti, wat een scherp contrast tussen oud en nieuw gaf. Kael wurmde zich tussen twee hekken door, zich realiserend dat een overhemd misschien niet de slimste kledingkeuze was geweest, ook al liep hij er niet graag onverzorgd bij.
"Oi! Jij daar!" klonk opeens een stem en Kael draaide zich om. Een groepje jongens kwam om het gebouw heen gelopen, zijn kant op. Kael haakte zijn duimen achter de rand van zijn spijkerbroek en keek afwachtend naar de groep.
Ze hielden een eindje voor hem stil en bekeken hem met een mengeling van verwarring en afkeer.
Kael telde er zo gauw zes. De voorste, een ietwat forse jongen met kroezig rood haar en borstelige wenkbrauwen deed een stap naar voren en Kael gokte dat hij de leider was. De jongen maakte geen intelligente indruk en Kael voelde aardig weinig respect voor hem, hoe intimiderend hij ook probeerde te zijn.
"Wat moet jij hier?" vroeg de jongen bars. Er klonk zacht gegrinnik achter hem en Kael glimlachte minzaam.
"Een kijkje nemen. Nieuwsgierigheid, zou je kunnen zeggen, hoezo?" zei hij gladjes.
"Je ziet er niet uit als iemand die hier komt kijken."
Kael had hem graag gevraagd wat je moest doen om er dan wel zo uit te zien, maar hij zei het niet.
"Ach, je moet ook niet te snel op zijn kaft beoordelen, nietwaar?" zei hij in plaats daarvan luchtig. De jongen fronste. Werd hem nou de les gelezen door een of andere kakker met lang haar?
"Hey, geen grote bek tegen mij," gromde hij en Kael grinnikte.
"Je meent het, en waarom niet?"
"Omdat je mij niet boos wil hebben."
Kael schudde zijn hoofd. En dan zeiden ze dat hij nooit to the point kwam.
"En waarom is dát?" vroeg hij door, terwijl hij zijn blik even over de anderen liet gaan.
"Omdat ik sla als ik boos wordt."
"Communicatie is ook lastig," zei Kael schouderophalend. Aan de blik van een van de anderen te zien was hij veel te ver gegaan, maar hun leider leek het niet te snappen.
"Watte?"
"Dat je slaat omdat je het met woorden niet kan oplossen," verduidelijkte Kael. Het volgende moment werd hij bij zijn kraag gegrepen en met zijn rug hard tegen het hekwerk gedrukt. Zijn gezicht vertrok even. Dat deed gemeen zeer.
"Zeg dat nog eens?"
Kael keek de jongen kalm aan, die inmiddels rood aangelopen was. Hij kwam hier toch wel uit, hij was sowieso een stuk slimmer dan deze kerel.
"Dat je moeder je had moeten leren aardiger te zijn tegen vreemden."
Dat was de druppel. Een vlezige vuist trof Kael vol op zijn wang en zijn gezicht klapte opzij. Gejoel. Het gezicht van de jongen was nu vlakbij dat van Kael. Deze knipperde even versuft met zijn ogen, maar kreeg toen een ingeving. Hij ramde zijn voorhoofd tegen dat van de jongen, die hem verrast losliet. Kael stapte vlug bij hem weg, maar de overige vijf hadden een soort ruime cirkel om hem heen gevormd. Kael vloekte binnensmonds. Hen was hij even vergeten.
Kael's eveneens donkere ogen hadden een enthousiaste schittering, want hij was hier met een reden. De bus reed weer weg en hij stak over. Vanaf hier was het ongeveer tien minuutjes lopen naar de plaats van bestemming, een oude en nogal afgetakeld gebouw waar de gemeente eigenlijk niet echt veel meer mee deed. Er stonden een paar halfslachtige hekken omheen, maar je moest wel heel stijf zijn om daar niet overheen te komen.
Onder het lopen stak Kael een sigaret op. Hij keek geïnteresseerd om zich heen en nam de woonwijk waar hij door moest in zich op. Bovenmodaal inkomen en voldoende vrije tijd, te oordelen naar de groottes van de huizen en de mooie, goed onderhouden tuinen.
Naarmate hij echter dichter in de buurt kwam van het oude huis werd de omgeving ook minder. Het huis zelf spande echter de kroon. Het stak grillig af tegen de licht bewolkte lucht en aan een kant miste op de tweede verdieping een stuk van de bakstenen muur. Het moest ruim vier verdiepingen hoog zijn en had een uitstulping bovenaan die ooit een soort toren moest zijn geweest.
Kael liep door tot hij bij de achterkant van het gebouw was. Iedereen kwam hier, maar desondanks hoefde hij niet door iedereen en hun grootmoeder gezien te worden, als het even kon.
Er zat een grijns op zijn gezicht die er niet af wilde. Hij hield van spanning, van adrenaline en van af en toe gewoon even iets doen wat eigenlijk niet mocht.
Hij keek grijnzend op naar het hoge, haast intimiderende gebouw. Vooral de onderste verdieping was ruim voorzien van graffiti, wat een scherp contrast tussen oud en nieuw gaf. Kael wurmde zich tussen twee hekken door, zich realiserend dat een overhemd misschien niet de slimste kledingkeuze was geweest, ook al liep hij er niet graag onverzorgd bij.
"Oi! Jij daar!" klonk opeens een stem en Kael draaide zich om. Een groepje jongens kwam om het gebouw heen gelopen, zijn kant op. Kael haakte zijn duimen achter de rand van zijn spijkerbroek en keek afwachtend naar de groep.
Ze hielden een eindje voor hem stil en bekeken hem met een mengeling van verwarring en afkeer.
Kael telde er zo gauw zes. De voorste, een ietwat forse jongen met kroezig rood haar en borstelige wenkbrauwen deed een stap naar voren en Kael gokte dat hij de leider was. De jongen maakte geen intelligente indruk en Kael voelde aardig weinig respect voor hem, hoe intimiderend hij ook probeerde te zijn.
"Wat moet jij hier?" vroeg de jongen bars. Er klonk zacht gegrinnik achter hem en Kael glimlachte minzaam.
"Een kijkje nemen. Nieuwsgierigheid, zou je kunnen zeggen, hoezo?" zei hij gladjes.
"Je ziet er niet uit als iemand die hier komt kijken."
Kael had hem graag gevraagd wat je moest doen om er dan wel zo uit te zien, maar hij zei het niet.
"Ach, je moet ook niet te snel op zijn kaft beoordelen, nietwaar?" zei hij in plaats daarvan luchtig. De jongen fronste. Werd hem nou de les gelezen door een of andere kakker met lang haar?
"Hey, geen grote bek tegen mij," gromde hij en Kael grinnikte.
"Je meent het, en waarom niet?"
"Omdat je mij niet boos wil hebben."
Kael schudde zijn hoofd. En dan zeiden ze dat hij nooit to the point kwam.
"En waarom is dát?" vroeg hij door, terwijl hij zijn blik even over de anderen liet gaan.
"Omdat ik sla als ik boos wordt."
"Communicatie is ook lastig," zei Kael schouderophalend. Aan de blik van een van de anderen te zien was hij veel te ver gegaan, maar hun leider leek het niet te snappen.
"Watte?"
"Dat je slaat omdat je het met woorden niet kan oplossen," verduidelijkte Kael. Het volgende moment werd hij bij zijn kraag gegrepen en met zijn rug hard tegen het hekwerk gedrukt. Zijn gezicht vertrok even. Dat deed gemeen zeer.
"Zeg dat nog eens?"
Kael keek de jongen kalm aan, die inmiddels rood aangelopen was. Hij kwam hier toch wel uit, hij was sowieso een stuk slimmer dan deze kerel.
"Dat je moeder je had moeten leren aardiger te zijn tegen vreemden."
Dat was de druppel. Een vlezige vuist trof Kael vol op zijn wang en zijn gezicht klapte opzij. Gejoel. Het gezicht van de jongen was nu vlakbij dat van Kael. Deze knipperde even versuft met zijn ogen, maar kreeg toen een ingeving. Hij ramde zijn voorhoofd tegen dat van de jongen, die hem verrast losliet. Kael stapte vlug bij hem weg, maar de overige vijf hadden een soort ruime cirkel om hem heen gevormd. Kael vloekte binnensmonds. Hen was hij even vergeten.