Het regende. Sterker nog, het stormde. De wind zorgde ervoor dat de regendruppels een soort waas voor het zicht betekende en dat er nog slechts silhouetten waren te onderscheiden. Iedereen zat lekker binnen, keek in bed naar de televisie, was huiswerk aan het maken of zat te balen van het slechte weer. Iedereen. Behalve een lang gestalte. Het was een vrouw. De vrouw droeg een lange, leren regenjas. Ondanks de regendruppels, die hard op de grond tikten, was het geluid van haar hoge hakken tot op enkele meters afstand hoorbaar. Het regende heel erg hard, de vrouw liep flink door, maar rende niet. De plek waar de vrouw was, was de plek waar alle vervallen treinen naar toe gingen als ze niet langer gebruikt konden worden. Ook was het een plek waar veel duistere zaken werden afgehandeld. Politie was er heel erg veel aanwezig, maar de vrouw was niet bang. O nee, want ze zou niet gepakt worden. Ze was nog nooit gepakt. De kunst was om de politie altijd een stap voor te zijn. En alhoewel haar uiterlijk iets anders zou vertellen, was de intelligentie van de vrouw heel erg hoog. Hoog genoeg om uit de klauwen van de politie te blijven.
De vrouw, ook wel Amber genoemd, liep met een flinke pas tussen een aantal treinen door. Ze moest snel zijn, de bewaking was wel aanwezig. Op dat moment zag ze een lichtbundel langs de treinen gaan en snel schoot ze weg. Niet betrapt. Doordat de regendruppels redelijk hard op de straat terecht kwam, en de bewaker overal te gelijk moest kijken, hoorde hij haar hoge hakken niet. Dat was gunstig voor haar, want dat zou betekenen dat ze ongezien langs de bewaking zou kunnen glippen. Van dit soort acties kreeg Amber nou een kick. Ze vond het heerlijk om op het randje van de wet te balanceren en er misschien net een beetje over heen te gaan. Maar ach, hoe ernstig zou het zijn? Het was immers allemaal voor eigen gebruik. De enige die ze er kwaad mee zou doen was zichzelf, dus hoe erg zou het nou allemaal zijn? En als je een beetje logisch na zou denken, zou je zelf kunnen raden waar dit over ging.
Amber schoot nogmaals langs de bewaking en kwam aan bij een oud pakhuis. Vroeger werd dit pakhuis gebruikt om de treinen mee op te knappen – nu was het slechts een rustplaats voor junkies en zwervers. Toch was er niemand aanwezig in de loods en dat was fijn, want Amber hield niet van pottenkijkers. Haar hoge hakken weergalmden genadeloos in de grote, lege ruimte. Bang was ze niet. De dag dat Amber bang zou zijn, zou nog moeten komen. Want stel dat ze gepakt zou worden, dan zou ze opgepakt worden. Nou, dan zou ze heus wel weer een manier vinden om uit de gevangenis te komen en zelfs als ze die niet zou vinden, zou ze zich niet vervelen. Het zou allemaal wel goed komen. Heupwiegend liep ze verder. Ze gespte haar jas los en liet deze langs haar armen op de vloer vallen. Onder de legging had ze een high waisted zwarte legging aan, met een soort bh achtig truitje en natuurlijk haar kenmerkende hoge zwarte hakken. Haar lange zwarte haren en de manier waarop haar make-up zat (enorme lijnen langs haar ogen van de eyeliner) zouden alleen maar verraden dat zij dé Amber was. Verleidelijk, alsof ze voor een zaal vol met starende mensen liep, ging ze op de kratten zitten en sloeg haar lange benen over elkaar.
Toen ze eenmaal zat, viste ze een pakje Marlboro Light tevoorschijn. Ze haalde uit het pakje zowel een sigaret als een aansteker. De sigaret belandde tussen haar lippen en ze stak het ding aan, inhaleerde diep en volgde met haar ogen de rook die bij haar vandaan kwam. Op dat moment hoorde ze een geluid. En ze wist precies wie dat was. “I was wondering when you’d show up, you know I hate waiting.” Met die woorden stond ze op, en draaide zich om naar de persoon die de loods was binnengekomen.