De zwarte ruin brieste eens.
Even wierp Jamey een blik op het paard naast haar, dat er ontspannen bij leek te lopen. Dat was eigenlijk wel logisch, aangezien ook het meisje zich zorgeloos en ontspannen voortbewoog. De zorgen waren momenteel ook zo heerlijk minimaal.
Over het algemeen was het wel bekend dat paarden reageerden op de stemming van hun ruiter en die ook aanvoelden, Melange was daar het levende bewijs van.
Het ruiterpad door het bos was wit van de sneeuw, maar niet glad. Onder de bomen, met name rond de boomstammen, was het bruine gebladerte op de bosgrond op sommige plaatsen zichtbaar.
Koud was het wel, zelfs door haar dikke, zwarte winterjas en bruine, wollen sjaal heen had Jamey het nog koud. De zwarte ruin leek nergens last van te hebben, zo met zijn dikke winterharen en ook nog eens een donkerblauwe deken met bijpassend, lichter halsstuk. Bovendien hield zwart warmte vast, in tegenstelling tot bijvoorbeeld wit. In de winter was het paard dus lekker warm, maar in de zomer was het nodig dat hij werd geschoren, anders zou hij zich dood zweten – wat ooit een keer was gebeurd, gelukkig waren ze er vroeg bij geweest.
Niet bang dat het beest op haar tenen zou trappen ging Jamey een stukje dichter tegen het paard aan lopen om te kunnen profiteren van de lichaamswarmte van de ruin.
Toen het paard een flinke hap sneeuw van het zandpad griste grinnikte Jamey. Die grinnik ging over in een proest toen het dier zijn hoofd hief en luid smakkend de sneeuw verwerkte.
Even wierp Jamey een blik op het paard naast haar, dat er ontspannen bij leek te lopen. Dat was eigenlijk wel logisch, aangezien ook het meisje zich zorgeloos en ontspannen voortbewoog. De zorgen waren momenteel ook zo heerlijk minimaal.
Over het algemeen was het wel bekend dat paarden reageerden op de stemming van hun ruiter en die ook aanvoelden, Melange was daar het levende bewijs van.
Het ruiterpad door het bos was wit van de sneeuw, maar niet glad. Onder de bomen, met name rond de boomstammen, was het bruine gebladerte op de bosgrond op sommige plaatsen zichtbaar.
Koud was het wel, zelfs door haar dikke, zwarte winterjas en bruine, wollen sjaal heen had Jamey het nog koud. De zwarte ruin leek nergens last van te hebben, zo met zijn dikke winterharen en ook nog eens een donkerblauwe deken met bijpassend, lichter halsstuk. Bovendien hield zwart warmte vast, in tegenstelling tot bijvoorbeeld wit. In de winter was het paard dus lekker warm, maar in de zomer was het nodig dat hij werd geschoren, anders zou hij zich dood zweten – wat ooit een keer was gebeurd, gelukkig waren ze er vroeg bij geweest.
Niet bang dat het beest op haar tenen zou trappen ging Jamey een stukje dichter tegen het paard aan lopen om te kunnen profiteren van de lichaamswarmte van de ruin.
Toen het paard een flinke hap sneeuw van het zandpad griste grinnikte Jamey. Die grinnik ging over in een proest toen het dier zijn hoofd hief en luid smakkend de sneeuw verwerkte.