Paradigm Shift
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
Paradigm Shift

Een RPG die zich centreert rond het leven in een stad waar alles kan gebeuren.


Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Klimmen, klauteren en iets vinden. (roya?)

3 plaatsers

Ga naar pagina : Vorige  1, 2

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 2 van 2]

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Ze luisterde. Ja.. Hij had gelijk. Wat hier was gebeurt, kon gewoon onmogelijk aan het licht komen. Ze voelde zich nog slechter over haar daden en sloot even haar ogen.
"Het beste is iemand die kan opereren en aan de spullen kan komen, maar dat het niet geregistreerd word. Dus ik ben van plan om er wat aan te doen"
"Weet je... Weet je heel zeker dat je.. iemand kan vinden?" vroeg Roya vervolgens onzeker.
Toen hij haar vroeg of ze een telefoon had knikte ze. Ze stond opnieuw even stil, dit keer om haar telefoon uit haar rugzak te pakken. Het was een vrij eenvoudig modelletje en zwijgend gaf ze het aan Uruha.
Ze begon weer te lopen; het kon niet ver meer zijn naar de weg.
"Wat ga jij met je wonden laten doen?"
Ze haalde haar schouders op.
"Ik weet het niet," mompelde ze zachtjes. "Ik heb niets bijzonders geloof ik.. dus waarschijnlijk ga ik gewoon naar huis ofzo.."
Ze was van plan gewoon wat pleisters en een paar verbandjes aan te brengen zodra alles goed schoon was en het rustig te laten genezen; het waren met name schaafwonden en kneuzingen, dus niets levensbedreigends.
Ze stapte over een tak op het pad heen. Tussen de bomen door kon ze de weg al zien. Godzijdank. Ze vroeg zich af wie Uruha zou bellen. Wilde ze het eigenlijk wel weten? Ze was aan het twijfelen geraakt; ze was zich aan hem gaan hechten, maar zijn wereld stond zo haaks op de hare dat ze ergens wist er niet teveel bij betrokken te moeten raken.

En toen was daar eindelijk de weg. Roya ademde scherp in en stapte de berm in; ze kon Horse Home gewoon al zien liggen. Opgelucht ademde ze uit. Eindelijk. Eindelijk weer terug.
"We zijn er bijna.." zei ze tegen Uruha. "We hebben het gehaald." Ze wist een glimlach tevoorschijn te toveren. Ze keek naar het pad achter hen, dat slingerend tussen de dichte bebossing door de bergen in leidde. Ze bedacht zich dat haar fiets nog stond waar ze was begonnen met wandelen. Die haalde ze ooit nog wel eens op.


Kutpost, sorry ;_____;

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Hij pakte dankbaar haar mobiel.
"Dankje." Zei hij zacht. Tikte een nummer in, een nummer dat hem bekend was. Het was geen vriend te noemen, noch een vijand. Iemand die dingen geregeld kon krijgen. Kon zorgen dat er iemand kwam en hen hielp. Hij ging een aantal keer over en hij wist dat hoe dan ook, de man op zou pakken. Niet omdat hij uruha zo graag mocht, maar hij verdiende goed aan hem. Maar hij pakte niet op, shit! Natuurlijk, hij belde niet met zijn eigen telefoon. Nog eens proberen. Dit keer hoorde hij het verlossende klikje.
"Hallo." Een chagrijnige stem, maar het maakte Uruha meer als blij.
"Problemen..." Was het eerste wat hij zei en de man aan de andere kant zuchtte.
"Waar ben je?" Uruha keek even om zich heen, zag dat de weg in zicht kwam en was daar ontzettend blij mee.
"We zijn aan de rand van de berg, bij een weg. Er is nog iemand bij die hulp kan gebruiken." De laatste zin werd wat twijfelig gezegd.
"Wit busje, is er over een kwartier. Wat is de schade?" Uruha slikte.
"Kogel." De man hing meteen op. Kwartier? De man wist op een vreemde manier altijd waar hij was. Dat kwam vast doordat hij kon opzoeken waarvan hij belde of iets dergelijks. Uruha haalde de telefoon van zijn oor af en strompelde terug.
"Over een kwartier worden we opgehaald." Zei hij rustig tegen haar. Hopend dat ze zo lang nog kon wachten. Ze waren bij de berm van de weg aangekomen en dat was een opluchting voor hem, maar Roya leek er ook meer als blij mee te zijn.
"Ze kunnen je nakijken, of naar huis brengen. je mag het zelf weten." Zei hij rustig en zijn hoofd van vermoeidheid toch even liet hangen. De wereld die bleef iets draaien en hij moest soms moeite doen om niet helemaal weg te zakken. het was zo verleidelijk om gewoon te gaan liggen. Maar hij moest eerst geopereerd worden, daarna zijn wapens wegleggen. Dan was daar voor hem de rust pas. Een soort evacuatie plan die hij altijd uitvoerde nadat hij een moord had gepleegd. Zijn hoofd begon nu heviger te draaien en langzaam ging hij dan ook zitten. Hopend dat het beter zou gaan, zijn benen voelde zwaar en het zitten deed hem even goed.
"We wachten op een wit busje." Zei hij haar maar voor de zekerheid. Niet dat er weinig witte busjes waren, maar hij zou vast langzamer rijden als normaal. Dus ze zal het wel weten.
"Hoe voel je je verder?" Probeerde hij zijn aandacht nu op iets anders te richten als op zijn eigen pijn.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

"Kogel."
Een woord. Zo'n zware betekenis. Roya balde onbewust haar vuisten. Het was zo luid geweest. Zo oorverdovend. Gepast haast, voor de schade die het toe kon brengen. Schade die zij had toegebracht.
Brandende tranen en een snijdend schuldgevoel.
"Over een kwartier worden we opgehaald."
Roya knikte, al drongen de woorden amper tot het jonge meisje door.
"Ze kunnen je nakijken, of naar huis brengen. je mag het zelf weten."
Ze wist al voor welke optie ze zou gaan. Ze wilde hier niets meer mee te maken hebben. Ze wilde thuis zijn, zich veilig voelen. Het liefst had ze nu iemand gehad die ze door en door kende. Iemand tegen wie ze aan kon kruipen en bij wie ze uit kon huilen. Maar die was er niet. Ze haalde diep adem. Ze zou sterk moeten zijn. Er zelf overheen komen. Het zou zwaar worden, ze mocht de buitenwereld niets laten merken. Ze kon er onmogelijk over praten. Het was het geheim van haar en Uruha.
Het voelde alsof er een oneindig gewicht op haar schouders rustte. Schouders die de druk amper aan konden.
"We wachten op een wit busje."
Ze knikte weer.
"Ok," zei ze zacht. Ze forceerde een glimlach, door de bijna-tranen heen.
"Hoe voel je je verder?"
"Oh, prima," loog ze vlug en ze deed haar best te blijven glimlachen. Sterk zijn Roya, dacht ze. Sterk zijn..
"Jij dan?" vroeg ze hem. Ze wilde het niet over zichzelf hebben.
Na een poosje hoorde ze het geluid van een motor. Ze voelde een piepklein beetje hoop opbloeien. Eindelijk. Een wit busje kwam in zicht en reed langzaam op hen af, om op een meter of vijf afstand tot stilstand te komen. Roya keek Uruha vragend aan, bevestiging zoekend. Dit waren de mensen die hij kende, immers. Zij had geen idee aan wie ze overgeleverd zouden worden. Uruha wist vast wel wat hij deed, stelde Roya zichzelf mentaal gerust en ze bekeek de auto. Kon ze dan eindelijk weg hier?

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Hij zuchtte om zichzelf, had hij werkelijk gedacht dat het goed ging met dit meisje? Ergens misschien wel, had hij verwacht dat iedereen het aan zou kunnen. het was zo normaal geweest in zijn leven, dat hij haast vergat dat het voor andere moeilijk moest zijn. Toen hij naar haar keek, wist hij het dan ook zeker. Het had haar dingen gedaan, teveel misschien zelfs. Als hij haar de pijn weg kon nemen, dan had hij het meteen gedaan. Maar hij wist het niet, had geen idee hoe hij met de pijn van een ander om moest gaan. Dat kwam weer omdat hij op een aparte manier met zijn pijn om ging. Wanneer hij zich rot voelde, ging hij meer vechten, was hij in plaats van de rustige man, iemand die het soms zelfs kon uitlokken. Alles om maar te vergeten dat hij pijn had.
"Sorry dat je dit hebt mee moeten maken, Roya." Zei hij dan ook, keek op toen hij het busje hoorde en met moeite stond hij op. Merkte dat hij steeds meer kracht verloor. Hij stapte er langzaam op af en voordat hij instapte, hing hij er tegenaan. Even rust voordat hij instapte.
"Als je ooit de behoefte hebt om erover te praten, of contact nodig hebt. Ik verblijf in hotel Albus." Hij trok de deur met wat moeite open en stapte in.
"Ziet er niet goed uit, knul." Het was een oudere man en Uruha zei niks, keek of Roya ook kwam. Ze zouden haar naar huis brengen, zoals ze wilde. Anders zou ze eerst met hem mee moeten als ze hem gingen opereren. Iets wat ze niet hoefde, hij was altijd alleen als er dingen moesten gebeuren. Dus dat maakte hem vrij weinig uit. Hij hoopte enkel dat het met Roya wel goed ging komen. Wanneer ze dan ook was ingestapt, zouden ze gaan rijden. Hij was blij in het warme busje te zitten. Alles voelde zo koud aan.
"Een meisje erbij? Daar worden veel mensen niet blij van." De man met de grijze haren keek door het binnenspiegeltje naar uruha. Die op zijn beurt enkel zijn hoofd schudde.
"Zo is het niet gegaan." Zei hij enkel en even opgelucht zijn ogen sloot. De man zei niks meer en reed verder.
"Waar woon je, kind?" Vroeg hij dan ook aan Roya, ze zou snel thuis zijn.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

"Sorry dat je dit hebt mee moeten maken, Roya."
Ze glimlachte mat.
"Het is jouw schuld niet. Echt niet. Zonder jou was ik er niet eens meer geweest," hoorde Roya zichzelf zeggen, zoveel dapperder dan ze zich voelde. Maar het was waar. Ze nam het hem echt niet kwalijk. Was zij immers niet eerst gevallen? Hij had haar leven gered. En zelfs als ze anders nog in leven was geweest, ze wilde niet eens nadenken over wat dan de omstandigheden hadden kunnen zijn.
Ze zag Uruha naar het busje lopen en volgde na een korte aarzeling. Het zou wel goed zijn. Hij wist wat hij deed.
"Als je ooit de behoefte hebt om erover te praten, of contact nodig hebt. Ik verblijf in hotel Albus."
"Dank je, ik zal het onthouden," zei Roya zacht, al dacht ze niet dat ze hier snel vrijwillig over zou praten. Ze wilde het achter zich laten, teruggaan naar haar normale, zorgeloze leven. Maar ook dat kon niet, dat wist ze ook wel. Dit zou nu een deel van haar zijn, iets dat ze altijd bij zich zou dragen en waar ze nooit over zou kunnen praten met iemand anders dan Uruha. Toch weerhield iets haar ervan dat te doen. Het leek allemaal zo normaal voor hem. En dat was iets wat ze gewoon niet kon begrijpen. Zou hij zich wel in kunnen leven in hoe dit voor haar was? Of vond hij haar maar een aansteller? Dat vast niet, of hij kon wel heel goed vriendelijkheid faken.
"Ziet er niet goed uit, knul." hoorde ze de man zeggen die bij het busje hoorde. Roya gaf iedereen een kans, maar toch straalde de man iets uit waardoor ze zich niet prettig bij hem voelde.
Vastbesloten hem desondanks niet te veroordelen kwam ze aarzelend dichterbij. Ze stapte enigszins moeizaam in het busje en ging zitten, starend naar de ietwat viezige vloer.
Ze luisterde half naar de woorden die gewisseld werden, maar haar gedachten waren ergens anders.
Ze had geschoten. Geraakt. Telkens als ze eraan dacht kwam het tonnen wegende schuldgevoel weer terug, maar ze kon er onmogelijk níet aan denken. Het beheerste haar geest.
Meer dan ooit deed ze haar uiterste best om niet te huilen. Niet waar die andere man bij was. Iets zei haar dat hij het niet zou begrijpen.
"Waar woon je, kind?"
De vier woorden deden Roya opschrikken uit haar gedachten. Ze mompelde de straatnaam en het nummer en dacht aan haar appartementje. Ze was er gewoon bijna. Nog even en ze zou weer thuis zijn. Ze zou zichzelf een klein beetje oplappen, douchen en dan voor een maand of vier alleen nog maar onder de dekens kruipen.
Nee.. nee dat kon niet. Ze moest juist doorgaan met haar leven. Ze moest sterk zijn. Sterk zijn en blijven volhouden.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Uruha had zijn ogen nog steeds gesloten en voelde hoe de auto af en toe iets te hard remde. Het deed pijn, maar dat hij nu kon zitten was al een zegen voor hem.
"We zijn aangekomen." De man draaide nu om en Uruha opende sloom zijn ogen. Om even naar Uruha te kijken en daarna naar Roya.
"Die knul is niet veel goeds, meisje." Uruha zuchtte en moest zichzelf inhouden om de man niet meteen een schop tegen zijn hoofd te geven.
"Je mag ook wel wat aardigs zeggen." Natuurlijk waren er mensen die meisjes wilde beschermen tegen types zoals Uruha. Terwijl hijzelf vond dat je meisjes beter tegen pooiers kon beschermen. Dit was een man die het werkelijk voor het geld deed, niks zei tegen de hogere mensen. Maar ook niet blij was met hen. Hij had wel eens vaker met deze man te maken gehad en had meteen gehoopt dat hij hem niet tegen zou komen. Uruha wist niet eens dat de man hier in de buurt zou wonen. Helaas voor hem, dat deed de man wel.
"Hij is goed in problemen veroorzaken." Uruha schudde zijn hoofd. Waarna hij naar Roya keek en toch flauw glimlachte. Hij legde een hand op haar schouder.
"Ik weet niet precies hoe het voor je voelt en welke beelden er door je hoofd gaan. Maar zit er niet teveel mee, je had geen keus. Anders was jij gestorven." Was hij goed in deze dingen? nee, totaal niet, het was een standaard zin. Maar het was ook de waarheid. Toen ze dan ook uitstapte en de deur dicht deed, staarde Uruha weer voor zich uit.
"Ben je er klaar voor?" De man glimlachte nu wel naar hem, blijkbaar blij dat hij straks hem onder handen mocht nemen. Uruha knikte dan ook en bij een huis stopte ze. Daar mocht hij naar binnen gaan en op een bed gaan liggen. De man had een verdoving meegenomen, ergens vond Uruha hem wel een type voor een dierenarts. Misschien kreeg hij wel hetzelfde ingespoten als voor een hond. Als hij weer wakker werd, vond hij alles goed.
De operatie was goed gegaan en na een uurtje werd hij weer wakker. Een stuk beter als dat hij binnen kwam en de man begroette hem dan ook.
"Dankuwel." Zei hij dan ook en ging richting zijn hotel. Hij wilde slapen, zo graag wilde hij slapen. Maar het was iets wat hij nog niet kon doen. Hij moest eerst alles veilig stellen, hij liep dan ook naar het hotel om zijn wapens in een koffer te doen. Met een illigaal paspoort en een verkeerde naam, legde hij een van zijn koffers in het ene hotel en weer met een ander paspoort deed hij dat bij een ander hotel om daar zijn andere wapens veilig te stellen. Dat was even zonder wapens rondlopen, maar dat was beter als dat ze erachter kwamen wat er was gebeurt. Het was iets wat hij standaard deed als er meer als twee doden gevallen was. Eindelijk kon hij nu wel op bed gaan liggen, hij gin op weg naar het hotel waar nu geen wapens meer lagen en plofte neer op bed. Slaap, slaap, slaap! Toen hij zijn ogen sloot, lag hij dan ook meteen te slapen.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

"Die knul is niet veel goeds, meisje."
"Je mag ook wel wat aardigs zeggen."
"Je mag ook wel wat aardigs zeggen."
Roya reageerde niet op de woordenwisseling, ze wist eigenlijk ook niet eens echt wat ze kon zeggen. Ze voelde alleen maar die rare cocktail van opluchting en schuld, maar dat was het ook.
Pas toen Uruha direct tegen haar sprak reageerde ze. Ze glimlachte, onkarakteristiek bitter voor haar doen. De adrenaline begon haar lichaam nu echt te verlaten en ze was uitgeput.
"Ja, je hebt gelijk," zei ze mat. Ze wist echter eigenlijk niet echt meer wat ze ervan vond.
Veel meer tijd voor conversatie was er ook niet, want ze was er, ze was thuis. Ze forceerde een laatste glimlach en stak mat haar hand op.
Toen stapte ze uit. Ze keek tegen het appartementencomplex op en voelde zich uit de toon vallen. Toch liep ze door. Toch stak ze de sleutel in het gat en draaide ze hem om. Ze stapte naar binnen, slofte twee trappen op en stond uiteindelijk dan bij haar voordeur.
Het was op dat moment dat het meisje mentaal instortte. Ze wist zichzelf nog net binnen te krijgen voor de eerste tranen zich aandienden. Ze zakte op de grond en verborg haar van verdriet verwrongen gelaat in haar handen en huilde.
Niet zoals in films, niet elegant, maar zonder gene en enig bewustzijn van hoe het eruitzag. Haar schouders schokten. Snikkend kwam ze na een tijdje overeind. Steun zoekend liep ze verder, iets gecontroleerder nu. Alsnog stroomden de tranen vrijelijk en warm over haar smerige gelaat.
Vanaf de gang stapte ze de woonkamer in. Alles was zo normaal, zo onwerkelijk. Ze voelde zich alsof ze weg was gehaald uit wat eerst haar normale leven was.
Ze ging naar badkamer en keek in de spiegel. Ze schrok van haar gezicht. Geen sprankje vreugde te zien, wel vuil, schrammen en tranen. Ze kleedde zich traag en onhandig uit en wilde onder de douche stappen, toen ze zich herinnerde dat het kettinkje nog om haar hals hing. Ze had een paar volle minuten nodig om het ding in haar onhandigheid los te krijgen en bekeek het toen het haar eindelijk was gelukt. Een deel van haar wilde het wegsmijten, maar een ander deel wilde het houden. Het heldere kristal had iets onschuldigs, ondanks het figuurlijke bloed dat er in Roya's ogen aan kleefde. Ze zou het houden. Ze stapte vervolgens alsnog onder de douche, in een wanhopige poging de gevoelens die haar kwelden weg te spoelen.
Ze zette de straal aan en ging zitten, met haar rug tegen de koude tegels. Tranen vermengden zich met water en de emotionele pijn leek eigenlijk amper nog van de fysieke te onderscheiden.
Het hete water deed pijn aan haar beurse en geschaafde lichaam, maar ze sloeg er geen acht op. Ze trok haar knieën op en vouwde haar armen erop, waar ze weer haar kin op liet rusten. Vuil en een beetje bloed verdwenen vluchtig in het afvoerputje, maar daarmee niet wat er allemaal was gebeurd.
Ze voelde zich echt afschuwelijk. Zo wanhopig, zo bang... zo alleen. Aan de ene kant wilde ze niets liever dan nu gewoon.. gewoon naar iemand tóe, alles vertellen, uithuilen, getroost worden, maar ze wist ook dat ze nergens heen kon. Dit was het geheim van haar en Uruha en geen woord kon over haar lippen komen.
Ze was een moordenaar.
Een crimineel.
Een nieuwe lading tranen dienden zich aan en haar handen balden zich tot vuisten. Haar buikspieren spanden zich onbewust aan en haar gelaat vertrok opnieuw door de gevoelens die ze letterlijk niet aankon.

Het was wellicht een vol uur later toen ze uit de douche kwam. Ze had zich zo goed en zo kwaad als het ging gewassen. Het meeste vuil was er wel af en opgedroogd bloed was weg uit de schrammen en sneeën. Het leek allemaal een stuk minder erg zo.
In haar bh en slip zat Roya op de badmat, met naast zich een klein flesjes jodium en een pakje pleisters, de resultaten van het gruwelijke avontuur te verzorgen.
Uiteindelijk stond ze op. Ze huilde niet meer. Ze voelde zich alsof het wel ieder moment weer kon gebeuren, maar nu was er een korte stilte tussen de emotionele stormen in. Ze slofte de badkamer uit, rechtstreeks naar de slaapkamer, waar ze zich uitgeteld op het bed liet vallen. Ze sloot haar ogen, die nu alweer waren gaan branden en wenste dat ze gewoon in slaap kon vallen en de komende maanden niet meer wakker hoefde te worden. Gewoon slapen, weg zijn. Weg van dit alles. Ze wilde niet meer. Ze was al zo lang sterk geweest.
Wat onhandig trok ze de dekens over zich heen, die na dit alles zijdezacht aan haar beurse huid voelden.
En toch. Ondanks haar uitputting viel ze niet in slaap. Ze dacht aan Uruha, die nu gelukkig in redelijk goede handen leek. Hij had haar leven gered. Zou ze hem ooit nog weer tegenkomen? En zou ze normaal met de man om kunnen gaan? Wat ze door hadden gemaakt had een band geschapen, maar hij zou haar ook altijd weer herinneren aan wat er was gebeurd en aan wat ze had gedaan.
En dan was er nog zijn kennis van zaken. Ze had het gevoel dat zijn wereld er misschien een was die ze helemaal niet wilde betreden.
Ze dacht aan de man die ze van het leven had beroofd. Een keer de trekker overhalen. Een oorverdovende knal. Maar híj was niet verdoofd. Zijn licht was voor altijd uit. Door haar. Niemand overleefde een vol schot, niet op zo'n plek.
Uruha had gezegd dat het het beste was, maar was dat zo? Was dat niet zijn vertekende beeld van de realiteit? Hoe kon het ooit het juiste zijn om op iemand te schieten?
En met dergelijke gedachten, gedachten die geen enkele achttienjarige eigenlijk bezig zouden moeten houden, viel ze uiteindelijk in een onrustige slaap, die werd gekenmerkt door nachtmerries die nog niet eens zozeer eng waren, maar meer een herbeleving van juist datgene wat Roya's onschuld definitief kapot had gemaakt.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Hij had niet goed geslapen die nacht, zijn lichaam was verschrikkelijk uitgeput, maar hij kon geen rust krijgen. In de nacht was hij nog naar buiten gegaan, was bijna naar het huis van Roya gelopen om daar aan te bellen, vragen hoe het met haar ging. Maar hij had zich ingehouden. Was vijftig meter bij het huis vandaan blijven staan, hij had er tien minuten doorgebracht. Hij zag er haast uit alsof hij ieder moment om had kunnen vallen. Maar dat was niet het geval geweest, zijn lichaam had hij weer loom verder getrokken en was bij het strand gaan zitten. Staarde over het water. Had hij spijt van wat hij geworden was? Nee, hij kon niet opeens spijt hebben. Dat was onmogelijk om opeens te hebben. Het was ook niet zo dat hij het erg vond dat hij gewond was. Hij had echter nog nooit met een onschuldig iemand dit gedaan. Iemand die hij moest helpen, iedereen die had gezien was hij was, was dood. Dus hij had er niets van te vrezen, wat als Roya zo bang was geworden van hem, dat ze naar de politie was gegaan? Hij hield er niet van als hij zou worden opgepakt. Eens was het al bijna gebeurt en zoiets wilde hij niet nog eens mee maken. Een rilling ging over zijn rug, waarna hij dan toch richting zijn hotelkamer was gegaan om weer te slapen. Een diepe, maar onrustige slaap die hem in de greep hield. Normaal had hij een plan gehad voor deze situaties. Maar nu had hij het moeten doen zonder een plan en in het donker. Misschien was dat iets wat voor de onrust zorgde. Niet wetend met wie hij te maken had en wat hij kon verwachten.

-tijdje niksX3-

Het was een aantal dagen later, hij voelde zich een stuk beter. Er was geen politie gekomen, wat inhield dat Roya hem niet had aangegeven. Iets wat hij hoopte, hij was benieuwd hoe het met haar ging. Omdat hijzelf er vrij snel overheen was gekomen, had Uruha het naïeve idee dat zij er nu ook wel overheen was. Nee, de man was niet van plan om haar thuis een bezoek te brengen. Misschien dat hij dat ooit wel zou doen, maar hij had niet echt het idee wat hij zou moeten doen als hij bij haar aan de deur stond. Maar de plek waar hij wel naartoe ging, waren de bergen. Niet om nog eens in het gat te duiken, maar om even te trainen. Hij had een simpel zwart hemd aan en een zwarte korte jogging broek. Met een snelle pas ging hij dan ook richting de bergen daar aangekomen klom hij een stuk naar boven. Maar ontweek alles wat er ook maar op kon duiden dat er mensen zaten. Hij wist niet hoe goed hij gezien was door de mensen, maar wist dat als ze hem opnieuw zagen. Ze hem niet gingen laten leven. Vooral nu hij geen wapens bij had, voelde Uruha zichzelf machteloos. Hij kon goed vechten zonder wapens, was goed in karate en kon dus mensen uitschakelen met zijn lichaam. Maar als de ander een wapen had, dan vooral een pistool, had hij niks aan zijn lichaam alleen. Toen hij bezweet was en nog een weg naar beneden af moest leggen, deed hij dat dan ook. Zijn rug kerend naar de berg, ook al waren er nog zoveel vragen die hij beantwoord wilde hebben. Maar hij ging het niet proberen, niet nog eens. Toch spookte de vragen nog helder door zijn hoofd, totdat hij merkte dat hij bij een park aan was gekomen. Hij was aan het lopen zonder dat hij het zelf helemaal door had. Hij streelde door zijn haar, dat nog steeds wat vochtig was van het sporten. Hij ging op een bankje zitten, staarde voor zich uit. De zon stond hoog aan de lucht en zorgde voor een aangename warmte. Een kleine glimlach verscheen dan ook op zijn lippen. Het was hier rustig en dat vond hij fijn, even geen vervelende kinderen die om hem heen speelde.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Het incident was inmiddels alweer enkele dagen geleden. Roya was net opgestaan en slofte door het huis, wazig haar dagelijkse routine vervullend, zonder er echt bij stil te staan.
Het idee van een routine was natuurlijk ook dat je niet hoefde na te denken bij alles wat je deed, maar het was de laatste dagen bij Roya meer dan dat; ze was of verdrietig, of leeg en apathisch terwijl ze op de automatische piloot deed wat ze moest doen. Buiten zette ze een glimlach op, probeerde ze er niet aan te denken, haar leven weer normaal te krijgen.
Niet dat dat lukte. Roya was een soort contact met haar eigen wereld kwijt. In de ene dag was ze er zo vervreemd van geraakt, leek het wel.
Met een rusteloos gevoel haalde ze een borstel door haar natte, blonde haar. Ze keek in de spiegel. Een ernstig gezicht keek terug.
Tijdens haar douche was haar opgevallen dat veel bulten aardig geslonken waren en een deel van de schrammen behoorlijk vervaagd. Zo ook haar gezicht, zo zag ze nu. Je zag dat er iets gebeurd was, maar het zag er niet zo naar uit als toen ze net terug was gekomen.
Ze wilde weg, het appartement uit. Ze nam zich voor de stad even in te gaan.
Niet veel later liep ze de deur uit. Haar fiets had ze nog niet terug, en ze wist ook niet of ze die wel terug zou gaan halen.
Ze slenterde richting de stad, met haar handen in de zakken van haar jeans, waar ze eenvoudige gympen onder droeg. Haar bovenlichaam was in een simpel, wijd, wit shirt gestoken.
Om zich heen kijkend slofte ze over het voetpad. Ze had moeite dingen met dezelfde levendigheid te bekijken als eerst. Toen ze naar links keek zag ze dat ze langs een park kwam. Ze wilde doorlopen, toen ze een bekend figuur zag zitten. Ze hield abrupt stil en haar ogen werden groot. Wisselende emoties gingen door haar heen. Ergens was ze blij hem in goede gezondheid weer te zien, maar ook drongen zich direct levendige herinneringen aan haar op. Ze slikte en liep het park in, langzaam, alsof een snelle beweging voor een onaangename verrassing kon zorgen.
Een anderhalve meter voor Uruha bleef ze aarzelend staan, hem kritisch opnemend. Hij zag eruit alsof hij gesport had. Was hij ook bezig weg te vluchten voor zijn gedachten, of was hij er gewoon zo snel overheen? Roya slikte. Zou zij er ooit overheen komen?
"Hoi," mompelde ze onhandig. Normaal was de sociale, rustige meid niet iemand die moeite had een gesprek te beginnen. Dit was anders. Ze hadden elkaar sinds wat er was gebeurd niet meer gezien en het was vreemd, hem weer te zien in zo'n vredige omgeving; dat was de berg namelijk eerst ook geweest.
Roya slikte. Niet aan denken. Ze dwong zichzelf te glimlachen.
"Hoe is het nu met je?" vroeg ze hem toen. Wie weet was hij in de problemen gekomen of zo; wist zij veel. Zijzelf was nog steeds bang dat het voor hen een staartje zou krijgen. Ze sliep er slecht door. Er waren niet alleen nachtmerries, maar ook de angst in de nacht van haar bed gelicht te worden of iets van die strekking. Ze voelde zich eigenlijk nergens meer echt veilig. Voelde Uruha dat ook? Iets zei Roya dat dit soort dingen voor hem lang niet zo ongewoon waren als voor haar.
"Die knul is niet veel goeds, meisje."
Ze beet op haar lip.
"Uruha?" vroeg ze na een poosje voorzichtig. Ze wilde dit niet vragen, maar ze wilde niet langer in twijfel zitten. "Mag ik je misschien iets vragen?"

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Zijn bruine ogen zochten even het park af. Even te weten wie en wat er was, waarna hij voor enkele tellen zijn ogen sloot. Even rustte hij uit van alles wat er om hem heen was gebeurt en gebeurde. Toen hij ze weer opende, keek hij op zijn mobiel. Totdat hij een 'hoi' hoorde, langzaam keek hij omhoog. Herkende haar stem ergens dan wel, maar misschien was het toch iemand anders. Maar toen hij haar zag, kreeg hij toch een kleine glimlach op zijn gezicht. Ze zag er al beter uit als de laatste keer dat hij haar zag. Blij om haar heelhuids te zien, te zien dat er niks met haar gebeurt was.
"Goed je te zien." Zei hij dan ook nonchalant, had ergens misschien niet eens helemaal door dat ze zich nogal ongemakkelijk voelde. In zijn ogen was alles goed gekomen en dat zou het dan ook blijven.
"Hoe is het nu met je?" Hij knikte.
"Beter, nog niet pijnloos." Gaf hij dan toch toe. "Maar verder niets bijzonders. Hoe is het eigenlijk met jou?" Vroeg hij dan geïnteresseerd. Want hij was benieuwd of zijzelf nog leuke dingen had gedaan, dat zij zich goed voelde was voor hem nogal voor de hand liggend. Maar hij vroeg het toch, ergens misschien toch bang dat het niet helemaal goed zou gaan. Het kon, hij wist het niet honderd procent zeker. Hij was het zelf ook nog niet vergeten namelijk. De angst, de pijn en ergens was het dan ook dat hij ergens wat angst had opgelopen om daar in de buurt te komen. Maar hijzelf wist dat zoiets met de tijd zou verminderen, dat hij dit echter als iets zou zien om met een lach op terug te kijken. Want ergens was het gaaf geweest, zelfs hij wist op de meeste momenten niet wat te doen en dat was iets wat niet altijd voor kwam in een situatie met een pistool. Ze hadden hun tegenstanders niet echt gezien en dat was iets waar hij wel van baalde. Hij zou niemand kunnen herkennen, maar hopelijk zouden ze hem ook niet herkennen.
Roya zei zijn naam, maar het was niet op een manier dat hij er werkelijk blij van werd. Vragend keek hij dan ook naar Roya, benieuwd naar wat er aan de hand was of wat ze wilde zeggen.
"Mag ik je misschien iets vragen?" Hij hield zijn hoofd wat bedenkelijk schuin en knikte.
"Kom er anders bij zitten." De afstand verkleinen. Dat wat er ging komen, dat het niet heel hard gezegd moest worden. Want hij had het idee dat de vraag die ging komen niet heel vrolijk zou zijn.

-sorry, niet de beste-

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Toen hij haar vroeg hoe het met haar ging haalde ze eigenlijk vooral een beetje haar schouders op. Daar had ze het liever niet over, wellicht zou ze dan haar façade ook niet vol kunnen houden.
"Kom er anders bij zitten."
Ze knikte en kwam iets onwennig naast de Aziatische man zitten, haar blik op de grond gericht in plaats van op hem.
Ze haalde diep adem en slikte.
"Je had er geen moeite mee, het schieten," begon ze, met ietwat onvaste stem, zoekend naar woorden. Ze probeerde niet beschuldigend te klinken.
"Je wist precies hoe het moest ook. Je had zelfs al wapens bij je. Je droeg me doodleuk op om een pistool van een nog warm lijk te pakken."
Tot haar lichte frustratie werden haar ogen ietwat vochtig. Ze knipperde het weg en keek Uruha nu wel aan.
Wist je meer van wat er daar beneden was?" vroeg ze, sneller dan ze bedoeld had waardoor ze bijna struikelde over de woorden.
"Wie bén je?" haar stem klonk nog onvaster dan eerst. "Ik bedoel, ik dacht eerst dat het toeval was, maar na wat die man zei.. het is gewoon... Ik wil je niet zien als een slecht mens, maar.. ik heb het gevoel alsof.." ze slikte. Ze haalde diep adem en keek weer strak naar het gras voor haar.
"Alsof je een soort huurmoordenaar bent." Een soort opruimdienst of zo, maar dan voor mensen. Roya huiverde en keek hulpzoekend naar de man naast haar. Ze wilde hem horen zeggen dat het niet zo was. Wilde hem het horen ontkennen. Ze wilde dat hij een doodgewone, overtuigende verklaring kon geven. In haar ogen was hij een goed mens, maar hoe kon ze dat blijven denken als bleek dat mensen doden gewoon zijn werk was? Ze had het inmiddels zelf ervaren, het was vreselijk het leven van een mens te nemen.
Ze zou hem nooit kunnen haten, dat wist ze wel, maar toch. Dit veranderde alles.
"Ik wil gewoon zo graag de waarheid," fluisterde ze uiteindelijk.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Ze ging zitten en ergens was hij daar opgelucht bij. Maar hij wist dat het niet zo gezellig ging worden. Zijn lichaam trilde, hij vond deze momenten enger als dat hij een geweer op iemand richtte. Een zieke geest, dat was misschien wat hij had meegekregen in het kamp waar hij zat. Zijn bruine ogen vernauwde zich bij haar eerste woorden. Hij had er geen moeite mee om te schieten, natuurlijk had hij er geen moeite mee. Maar de woorden deden hem ergens toch pijn, niemand had hem op die manier zoiets verteld. Iedereen vond het goed dat hij zoiets kon, had hem nodig omdat hij zoiets kon. De woorden van het meisje waren niet zo uitgesproken, er weerklonk pijn in. Hij keek haar vanuit zijn ooghoeken aan. Meer woorden kwamen uit haar mond en het liefst had hij zijn vinger tegen haar lippen gelegd. Gezegd dat het niks was, dat hij gewoon was. Hij beet zijn tanden op elkaar, hij had haar opgedragen een pistool te pakken. Hij was bezig met overleven, wist dat hij zoiets had gedaan. Nu ze het zo op hem reflecteerde, klonk het alsof hij een monster was. Ze vroeg hem of hij meer wist van wat er beneden was, maar hij schudde enkel even zijn hoofd. Moest nog steeds nadenken over alles en haar woorden speelde zich steeds opnieuw af in zijn hoofd en er bleven woorden bij komen.
"Wie bén je?" Nu draaide hij voor even zijn hoofd bij, wie was hij? Uruha, zo simpel was het... Nee, zo simpel was het blijkbaar niet. Zijn leven was voor hem zo logisch verlopen, vanaf dat hij klein was vechten, je emoties beheersen. Verliefd worden en door diegene vernederd worden. De pijn verdringen door mensen pijn te geven, hij fronste om zijn gedachte, dat was niet goed? Nee, schreeuwde hij zichzelf toe. Hij was haast vergeten wat nog normaal was en wat niet. Dat wat hij deed niet goed was.
"Ik wil gewoon zo graag de waarheid." Waarheid... Hij keek weg van Roya. Waarom kon zij hem met woorden meer pijn doen, als geschoten worden. Misschien was het haast hetzelfde. Hij zuchtte, beet bedenkelijk op zijn wang.
"De waarheid..." Hij lachte wat schaapachtig om het idee. "De waarheid is niet zo makkelijk als jij denkt, Roya." Hij trok een van zijn benen op, zodat hij daar een op kon leunen.
"Ik wist niets van de mensen die in die grot zaten." Dat zei hij vastberaden. "Maar dat ik je een pistool liet pakken, we moesten overleven en als jij geen wapen had. Had ik je lichaam uit die grot mogen slepen of we waren beide dood geweest." Een trilling was in zijn stem te horen. De onzekerheid, hij wist niet precies wat hij moest zeggen.
"De waarheid begint bij het begin van mijn leven. Maar jij vraagt om enkel het einde, ik ben niet zozeer een huurmoordenaar. Ik zorg dat er dingen terug komen op de plek waar ze horen. Papieren, gekidnapte mensen... Dingen die haast nodig hebben." Hij sloeg zijn ogen neer, voelde zijn ogen waterig worden. Dat hij zwak aan het worden was, dit meisje bracht een zekere zwakte bij de man naar boven. Een zwakte die hij totaal niet leuk vond.
"Maar ik denk dat je vraag daar nog steeds niet mee beantwoord is?" Vroeg hij haar dan ook ergens, hij wist niet of hij het uit zou kunnen spreken. Dat hij werkelijk een moordenaar was, al waren het dan misschien criminele mensen. Vaak in ieder geval, mensen die al eerder iets hadden weggehaald. Maar dat maakte haar blijkbaar niet veel uit, de man die ze had geschoten wilde hen schieten. Waarom had hij ook gedacht dat alles goed zou gaan met haar?

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Roya keek Uruha onzeker aan. Maar toch geloofde ze hem toen hij zei niets te maken te hebben gehad met de mensen die verantwoordelijk waren geweest voor deze nachtmerrie. En hij had gelijk, ze hadden gedaan wat ze moesten doen, het was meer de vanzelfsprekendheid waarmee hij het op had gedragen, maar toch.. Een klein beetje hoop bloeide in het jonge meisje op. Misschien was hij toch niet...
Echter, die hoop verwelkte langzaam toen hij verder sprak. Hij was niet zozéér een huurmoordenaar. Hield dat in dat doden voor geld hem niet vreemd was, of wat bedoelde hij?
Uiteindelijk zweeg hij. Nee, haar vraag was hier niet mee beantwoord. En verbeeldde ze het zich, of leek het erop dat hij kon gaan huilen? Dat maakte haar onzeker. Hij leek zo stabiel, zo onvermurwbaar.
“Dus.. dus je doodt wel degelijk mensen voor je werk als dat moet?” vroeg ze zacht en met tegenzin. Nog steeds wilde ze eigenlijk geen ja horen. Ze wist dat er meer achter moest zitten dan zijn werk, absoluut, maar ze kon niets bedenken wat het kon rechtvaardigen. Ze klemde haar kaken op elkaar en veegde een traan weg nog voor deze goed en wel op gang was. Ze slikte.
“Ik weet het gewoon niet meer Uruha,” zei ze zacht. “Ik weet niet wat ik van je moet denken. Ik...”
Niemand had het recht een leven te nemen, niemand. Ook zijzelf niet. Ook Uruha niet. De mensen in de grot waren fout geweest, maar zij waren geen haar beter geweest. Twijfel deed het meisje zwijgen.
“Hoe doe je het Uruha?” vroeg ze na een poosje en ze keek hem met betraande ogen aan. “Hoe kan je ermee leven dat we daar... dat mensen... Want ik kan het niet!” Ze beet op haar onderlip, en deed alles in haar macht om niet echt te gaan huilen. Weer was ze vervuld van dat gevoel van afschuw en loodzware schuld. Ze keek naar Uruha. Hoe deed hij het? Het leek hem gewoon amper te deren.. Had hij er dan helemaal geen last van 's nachts? Ze liet haar hoofd hangen. Haar blonde haar viel naar voren en onttrok haar betraande ogen aan het zicht.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Waarom moest het hem ook overkomen dat hij in zo'n gat viel. Dat een meisje een man moest schieten, zoals het meisje er zo gebroken bij zat, kon hij er niks aan doen maar zich ook slecht voelen. Het was niet werkelijk dat hij spijt had van zijn daden, maar dat hij iemand zoveel pijn had gedaan en nog geen vinger naar haar had uitgestoken. Waarom was ze niet zoals de meeste waren, blij wat hij had gedaan?
“Dus.. dus je doodt wel degelijk mensen voor je werk als dat moet?" Hij wist dat het antwoord op dit vraag niet ging zorgen dat het meisje zich opeens beter ging voelen. Het liefst had hij nee gezegd, maar de man was dan ook wel weer eerlijk. Niet altijd, niet tegen iedereen. Maar hoe kon hij tegen haar liegen? Waarom maakte ze hem zwak.
"Als mijn leven in gevaar is." Hij keek strak voor zich uit, weerhield een traan ervan om te ontglippen. Hij moest doen wat hij geleerd had. Geen emotie, geen emotie. Spookte er door zijn hoofd heen. Maar zijn maag wilde haast de inhoud naar buiten gooien, zorgen dat alles leeg was. Hij wilde in bad, of onder een warme deken. Als het maar warm was.
Ze wist niet wat ze over hem moest denken? Nu keek hij om naar haar, haalde zelf ook zijn schouders op. Wat kon hij zeggen, hoe wilde hij dat ze over hem dacht. Hij had haar willen beschermen, ervoor zorgen dat ze zich veilig bij hem voelde. Hij wilde... Dat ze geen pijn zou hebben en ieder ding wat hij wilde, was mislukt. De woorden die ze uitsprak lieten hem zuchtte.
"Dat is een lang verhaal." Zei hij enkel, maar ze stelde de vraag opnieuw, zei dat zij het niet kon en toen ze haar hoofd neer sloeg stond hij op en hurkte voor haar neer. Als er een traan over haar wangen liep, zou hij deze van haar wang vegen.
"Je weet niet of je hem hebt doodgeschoten." Zei hij en met zijn bruine ogen naar haar keek. Hij deed een pluk haar achter haar oor. Hij voelde zich schuldig en het was een gevoel die hij totaal niet prettig vond.
"Ik heb al genoeg kogels gevangen en ik leef nog." Probeerde hij haar hoop te geven. Dat ze hem misschien niet vermoord had. Toch keek hij even weg van haar, niet wetend wat hij nu eigenlijk voelde als hij naar haar keek. Waarom voelde hij zich ontzettend schuldig?

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Als zijn leven in gevaar was.. Wat moest ze daarvan denken bij een man die vrijwillig zulk gevaarlijk werk deed?
"Dat is een lang verhaal."
Ging hij het haar allemaal vertellen? Hij stond op, waardoor ze, iets geschrokken, omhoog keek. Ging hij weg- oh nee, hij kwam slechts voor haar zitten. Ze ontspande weer iets en keek hem onzeker aan.
"Je weet niet of je hem hebt doodgeschoten."
Hij strekte een arm naar haar uit en streek een pluk haar achter haar oren, maar het leidde haar eigenlijk amper af. Ze slikte.
"Ik heb al genoeg kogels gevangen en ik leef nog."
Ze zou het zo graag geloven en hoop lichtte op in haar ogen, om echter al snel te worden vervangen door aarzeling.
“Ik stond zo dichtbij, Uruha,” mompelde ze. “Hoe kan hij dat hebben overleefd? Ik.. ik wil zo graag geloven dat hij nog leeft maar.. hoe kan dat dan?”
En toen brak ze. Ze gleed van het bankje af, op haar knieën en sloeg haar armen om de Aziatische man heen.
Weer voelde ze die diepe, pijnlijke schuld. Ze wilde dat ze de tijd terug kon draaien.
“Ik wíl geen moordenaar zijn,” snikte ze tegen zijn schouder. De haren schokten. Ze had het gevoel dat ze een vreselijke scéne aan het maken was, maar ze was er nog steeds niet overheen. Ze kon er nog steeds niet meer leven dat ze misschien een leven had genomen. En anders had ze hem waarschijnlijk sowieso mindervalide gemaakt. Ook geen leuke gedachte.
Ze liet Uruha voorzichtig los en ademde trillerig uit, de tranen ruw wegvegend met de rug van haar hand.
“Sorry,” stamelde ze. “Sorry ik.. ik kan het gewoon niet achter me laten.” Ze beet hard op haar onderlip. Oh, was er maar een manier om uit te zoeken of hij nog leefde. Ook al hoorde hij bij de mensen die geprobeerd hadden háár leven te beëindigen, de kans bestond dat ze echt blij zou zijn hem te zien, onvoorwaardelijk.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Ze stond dichtbij, hij had niet alles zo goed opgevangen als haar. Voor hem was het een kwestie van overleven geworden en wat er om hem heen gebeurde, maakte hem vrij weinig uit. Het was zijn bedoeling om zichzelf en Roya veilig weg te krijgen en dat was hem gelukt. Afgezien van een aantal doden, hun hadden er niet om gevraagd om daar te komen en als hun niet waren gaan schieten, had hij dat ook niet gedaan. Of was hijzelf begonnen? Hij wist het niet eens meer en hij wist ook niet of het hem heel erg uitmaakte, hij hoefde geen verklaringen af te leggen.
“Hoe kan hij dat hebben overleefd? Ik.. ik wil zo graag geloven dat hij nog leeft maar.. hoe kan dat dan?” Hij keek naar haar en wilde zijn mond open doen. Maar zij was eerder met haar tranen, met haar armen om hem heen. Het zorgde ervoor dat de man niet wist wat te zeggen, niet eens meer goed wist waar dit nu allemaal eigenlijk over ging. Ja over het schieten in die verdomde grot, wat klungelig wreef hij met zijn hand over haar rug heen. Hij wilde iets zeggen, maar hij had dit niet meegemaakt. Hij troostte niet veel mensen en wat voornamelijk op zichzelf, nu wist hij weer waarom. Het liefst had hij haar van zich afgeduwd en was weggelopen, een gevoel ontlopen wat hij niet wilde voelen en niet mocht voelen. De zwakte die het naar boven bracht en wat er al eerder was gebeurt, lieten hem strak voor zich uitkijken. Haast boos op zichzelf en dat hij bij haar in de buurt zwak werd. Hij wist niet hoe lang het duurde, maar het leek te lang. Zijn maag drukte zichzelf samen en hij moest moeite doen om ervoor te zorgen dat het gevoel weg bleef. Iets wat een totale leugen was, het was er en ook al probeerde hij het te onderdrukken en dacht hij dat het er in zijn hoofd goed aan toe ging. Dat was niet zo, hij beet op de binnenkant van zijn wang en toen ze hem los liet, was hij opgelucht. Toch pakte hij haar polsen vast om haar in een staande positie te krijgen.
"Het is niet zo lang geleden gebeurt, Roya. Dus..." Hij hoorde een autodeur dichtslaan en toen Uruha omkeek zag hij twee politiemannen uitstappen.
"Ge-wel-dig." Mompelde hij sarcastisch en keek terug naar Roya. "Draai je om en loop weg." Zei hij rustig en een flauwe glimlach kwam op zijn gezicht en hij draaide zich weg van haar om het pad verder af te lopen.
"Meneer Kouyou?" Alsof hij verbaasd was keek hij om. Een van de mannen begon een verhaaltje te vertellen dat hij verhoord moest worden en het recht had om te zwijgen ofzo. Hij wist het niet eens, de woorden liepen langs hem heen. Moest hij voor dit naar de gevangenis? Terwijl dit echt een foutje was. Niet eens de bedoeling, als hij en Roya dood waren, dan was er geen gezeur geweest en gingen de daders vrijuit. Hij zuchtte en alles ging in als een vage droom voorbij. Hij vertelde een verhaaltje wat hij zou moeten vertellen als hij hier zou zitten. Hij had er nu al genoeg van om hier te zitten.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Uruha pakte haar polsen en ze stond trillerig op. Ze wilde dat ze haar emoties gewoon onder controle had.
"Het is niet zo lang geleden gebeurt, Roya. Dus..." begon Uruha en ze keek hem vragend aan, haar wangen nog steeds nat van de tranen.
Er sloeg een autodeur dicht en geschrokken keek ze om. Niet zomaar een auto. Twee politiemannen kwamen hun kant op. De schrik sloeg Roya om her hart. Waren ze...? Haar ogen werden groot. Nee..
"Ge-wel-dig." mompelde Uruha op een toon die zoveel minder geschrokken was dan de hare dat ze hem verward aankeek.
"Draai je om en loop weg." Hij glimlachte flauw naar haar en ze wilde iets zeggen, maar er kwam geen geluid uit haar keel. Ze gehoorzaamde, ze liep haastig weg, tot ze om de hoek van een geparkeerd vrachtwagen verdween en bleef staan om te luisteren.
"Meneer Kouyou?"
Verhoor. Zwijgrecht. Haar ogen werden groot. Nee. Nee! Hij had haar gered! Zo kon het toch niet aflopen? Nieuwe tranen dienden zich aan en vurig wenste ze dat ze dapperder was. Dat ze ertussen durfde te springen en durfde te vertellen wat er was gebeurd. Maar ze stond daar maar, als bevroren, verstopt achter de grote, donkerblauwe vrachtwagen. Haar gezicht vertrok. Ze hoorde de deuren weer dichtgaan. De wagen reed weg en Roya kwam achter de vrachtwagen weg. Hij was weg. Ze hadden hem meegenomen. En zij had niets gedaan. Haar handen trilden. Schuldgevoel drukte loodzwaar op haar schouders.
Ze begon te rennen, de andere kant op. Ze wist eigenlijk niet eens waarheen. In een hoog tempo schoten haar voeten over het asfalt, straat in straat uit, tot ze buiten adem was en moest gaan lopen. Ze keek rond. Waar was ze? Ze voelde zich niet op haar gemak.
En toen hoorde ze meer dan alleen haar eigen voetstappen en ze keek vlug om. Een man wiens gelaat werd onttrokken aan het zicht door een zwarte pet liep een stukje achter haar. Ze versnelde haar pas en hij deed het zelfde. Paniek schoot door haar heen en ze begon te rennen. Hij ook.
Ze kon echter bijna niet meer. Elke ademhaling was een straf en haar benen leken wel van lood. Haar longen stonden in brand en de adrenaline was het enige wat haar nog enigszins op de been hield. Ze rende een steegje in en zag meteen dat ze een fout gemaakt had. Het liep dood. Als in een slechte film. Met een ruk draaide ze zich om, haar ogen groot van angst. De man stond aan de andere kant van het steegje en kwam langzaam op haar af.
En toen zag ze zijn gezicht. En hij het hare. Haar ogen werden zo mogelijk nog groter.
"Jij!" zei de man verbijsterd.
"Je leeft nog! Godzijdank je leeft nog," bracht Roya uit. Haar ogen brandden opnieuw en ze slikte. Hij leek verward door deze reactie. Ondanks haar angst stapte Roya naar voren, haar gezicht vertrokken van berouw.
"Het spijt me zo," wist ze nog net uit te brengen. Ze schudde machteloos haar hoofd, op zoek naar woorden. "Echt waar. Ik was zo in paniek, ik was zo bang ik.. Ik wilde niet schieten, eerlijk waar," ratelde ze terwijl de tranen voor de zoveelste keer die dag vrijelijk over haar gelaat stroomden. Haar lichte ogen keken in die van de ronduit verbijsterde man.
"Echt waar," fluisterde ze schor, bijna onhoorbaar. Ze slikte. "Wat.. wat heb ik je aangedaan?" vroeg ze toen.
De man stroopte zijn mouw op en toonde een arm die in het gips zat.
"Schrijven wordt 'm het komende half jaar niet meer."
"Sorry.. Ik weet dat je daar niets aan hebt maar... Het spijt me echt. We hadden daar nooit mogen komen en.. Het spijt me gewoon zo.."
Ze sloeg haar ogen neer.
"Ik weet dat je hier ook niets aan hebt, maar ik ben zo blij dat je in ieder geval nog leeft.."
Zo stonden ze daar, meer dan een paar minuten, zwijgend. Dit was niet hoe de man zijn overvallen gewend was. Uiteindelijk wilde hij net een stap naar voren doen toen Roya dat al gedaan had. Ze keek de man met grote ogen aan.
"Kan je me vergeven?"

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Ze liep weg, daar was hij ontzettend opgelucht over. Hij had haar niet nog meer in deze ellende willen slepen. Dit was zijn bedoeling nog niet eens in de eerste plaats. Waarom was hij hier? Vanwege wat er bij de berg gebeurt was? Vast niet, dacht hij dan. Dus had Roya er zeker niks mee te maken. Op het bureau ging alles als een waas voorbij, hij wilde hier niet zitten. Al wist hij dat hier uiteindelijk zijn einde toch zou zitten. Want hoe langer je dit werk deed, hoe groter de kans werd om hier te zitten.
Maar hij was er niet klaar voor, Uruha wilde dit niet. Zijn bruine ogen staarde voor zich uit, natuurlijk zouden ze een advocaat voor hem regelen. Proberen hem eruit te krijgen, maar er waren nog vele andere die hem konden vervangen. Ze stopte, hij werd uit de auto gehaald en meegenomen. Ze vroegen dingen die langs hem heen gingen, hij antwoordde erop. Een verhaaltje dat je ingestudeerd kreeg en hoopte dat je deze dan ook nooit hardop uit hoefde te spreken. Maar dit was het moment geweest dat hij het moest uitspreken. Woorden die hij het liefst zo snel mogelijk was vergeten, met wie was je?
"Een vriend, Tsuto. We zijn hier op vakantie." Alles moest zo normaal mogelijk klinken en alsof hij geen idee had waarom hij hier zat. Een foto werd hem toegeschoven, of hij die man had gezien. Een frons verscheen op zijn gezicht, waarna hij zijn hoofd rustig schudde. Maar van binnen kookte hij, die man had dood moeten zijn. Waar was die man? Wat als hij achter Roya aan ging! Maar hij mocht nog niet weg, omdat hij de hoofdverdachte was, zette ze hem in voorarrest. Ze moesten nog onderzoeken, dus was dit de slimste oplossing. Dit werd het leukste deel, hij had al iets op zijn strafblad staan. Iets waar hij niet eens echt aan mee had gedaan, hij haatte zijn brein soms. Weer in een auto, waar hij werd vervoerd naar de plaats waar hij dus ging zitten. Alles werd hem uitgelegd, hij zou een rooster krijgen. Een uurtje luchten per dag en een verhaal dat hij per weer mocht betalen voor een televisie. Hij had zijn hoofd geschut, gevraagd of bezoek mocht. Dat was iets wat wel mocht, maar hij wist niet eens waarom hij het vroeg. Want er was niemand die hem zou opzoeken, misschien die zogenaamde vriend. Maar dat was enkel iemand van de organisatie.
Zijn cel, een bed, wasbak, toilet en natuurlijk een raam. Hij wist de procedure, hij wist hoe alles ging. Ook wist hij wat hij moest zeggen en doen, hij balde zijn vuisten. Wilde het liefst iets kapot slaan, in plaats daarvan trok hij het shirt uit. Ging hij opdrukken, hij kon niet veel anders doen en hij moest zijn energie kwijt.
Er was iets positief aan dit alles, hij zou Roya kunnen vergeten. Hij hoefde haar niet meer te zien en hij hoefde geen emoties te hebben. Ergens twijfelde hij of hij dat werkelijk wilde, maar dat was het beste voor hem. Hijgend keek hij op toen er iemand voor zijn deur stond, hij wist niet hoe lang hij bezig was geweest. Een uur luchten? Dit zorgde toch voor een kleine glimlach en de man trok zijn shirt aan om naar buiten te lopen. Een soort speelplaats, ergens waren ze aan het basketballen, maar Uruha besloot om niet mee te doen. Met zijn bruine ogen zocht hij een rustig plekje, hij hoefde niemand te spreken namelijk.
"Jij bent nieuw." De Aziatische man keek op en zag de man staan. Hij knikte, hoefde hij eigenlijk wat te zeggen.
"Wat heb je gedaan?" Hij fronste, hoezo had hij al sowieso iets gedaan?
"Ze verdenken mij ervan dat ik iemand heb geschoten." Zei hij neutraal en keek weer voor zich uit.
"Heb je dat gedaan?" De man was wel erg recht voor zijn raap. Dus schudde hij zijn hoofd. Kende deze man de man die Roya geschoten had? Het leek er haast wel op. Langzaam draaide de man zich om en liep weg, liet hem met rust. Hij was er blij om, had ook helemaal geen zin in 'gezelligheid' van andere. Zijn hoofd legde hij tegen de muur, zocht naar een punt waar hij zijn gedachte kon houden. Iets anders als Roya, dat werden dus wapens. Hij dacht over waar hij ze had neergelegd, over hoe lang dit nog ging duren.
Voor enkele tellen sloot hij zijn ogen, hij hoopte niet dat hierna de gevangenis op hem ging wachten. Dat hij mocht sterven in een cel.

Delilah Hudson

Delilah Hudson
Tuig

Een lange stilte. De man leek nog moeite te hebben met het verwerken van deze informatie.
“Wat deden jullie daar eigenlijk?” vroeg hij echter, zonder Roya’s vraag te beantwoorden.
Deze bevond zich op de rand van tranen, zoals zo vaak het geval was geweest de laatste tijd Machteloos haalde ze haar schouders op.
“Het ging per ongeluk,” bracht ze zacht uit. Met grote, glanzende ogen keek ze de man aan. Haar stem klonk beverig toen ze verder sprak.
“Echt waar.. Ik- ik klom gewoon en toen kwam ik bij die ruines en toen was dat gat er en.. en..” ze viel stil. Haar handen trilden. Ze slikte. De man zei nog niets en keek haar slechts onderzoekend aan, alsof hij dacht dat ze loog.
“Ik wist echt niet dat jullie daar waren...” Roya’s stem was slechts gefuister nu.
“En de ander?”
“Ik weet het niet. Ik had hem hiervoor nog nooit eerder gezien. Maar hij is niet slecht! Hij... Zonder hem leefde ik waarschijnlijk al niet eens meer.”
Haar vochtige ogen sloeg ze neer. Een traan rolde over haar wang.
“Wij kennen hem wel. Zij het van horen zeggen,” gromde de man en geschrokken keek Roya op. Wat?
“E-echt? Was dat waarom jullie ons..” Ze kon haar zin niet eens afmaken. Het was te bizar om uit te spreken. Als zij deze man niet had beschoten, was het misschien wel andersom geweest. En toch wilde ze niet vluchten. Ze wilde praten. Ze wilde kwijt wat zo aan haar had lopen vreten, wat haar zichzelf als een moordenaar had doen zien.
“Ja, en geloof me doos, hij is slecht. Niet zo’n beetje ook.”
Het scheldwoord ging geheel langs Roya heen en ze keek de man slechts licht hoofdschuddend aan van ongeloof. Wilde ze dit eigenlijk wel horen?
“Hij is gewoon een ordinaire huurmoordenaar meisje,” zei de man onverschillig. Nee. Nee dat kon niet. Uruha had zelf gezegd dat hij alleen doodde als zijn eigen leven in gevaar was.
“Je liegt..” zei ze zacht. De man tegenover haar lachte schamper.
“Lieg ik? En waarom zou ik dat doen? Wat heeft hij je nog meer vertelt? Dat hij hier niets mee te maken had?”
Roya antwoordde niet, maar waarschijnlijk vertelde haar gelaatsuitdrukking hem genoeg.
“Dikke bullshit. Als je het mij vraagt was je gewoon zijn levend schild, meisje. Was het mooi makkelijk voor hem dat je langskwam.”
Roya week naar achteren. Ze haalde diep adem en veegde ruw de tranen van haar gezicht.
“Ik geloof je niet! Als hij me als levend... leven schild had willen gebruiken had ik... hier nu niet meer gestaan.”
“Geloof wat je wil,” was het cynische antwoord en tot haar grote verbijstering vertrok de man, alsof hij nooit in eerste plaats achter haar aan had gezeten. Ze zakte door haar knieën, op de grond. Alle opluchting dat de man nog had geleefd was weg. Het kon niet waar zijn wat hij had gezegd, dat wist ze zeker, want zo was Uruha niet, maar waarom wilde hij de Aziatische man zo graag in diskrediet brengen? Ze begreep het gewoon allemaal niet. Ze verborg haar hoofd in haar handen. Ze had het gevoel in iets veel groters te zijn belandt dan ze ooit aan zou kunnen.
En Uruha zelf.. Hij was nu ergens God mocht weten waar. Roya voelde zich alleen. Ze wilde erover praten met hem, wilde ook van hem horen dat de man gewoon onzin had lopen spuien. Maar het liefste wilde ze nog gewoon horen dat alles wel goed zou komen, maar dat zat er waarschijnlijk helemaal niet in.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 2 van 2]

Ga naar pagina : Vorige  1, 2

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum