Rond deze tijd van het jaar ben je een spring in het veld. De lente zon smelt alle sneeuw, gras gaat weer groeien evenals de bladeren aan de bomen. Voedsel is er voor het oprapen, en toch zijn er ook nadelen. Met de komst van de winter zie je minder mensen in gebieden omdat het te koud is. Wanneer de lente terug komt brengt het de mensen met zich mee. Je moest ermee leren leven, weten wanneer je de mensen uit de buurt moest houden en wanneer je kon blijven staan op de plek waar je stond. Veel mensen deden je niets, het was alleen altijd mogelijk dat de verkeerde langs kwam.
Urise had zich in de winter verdekt opgesteld. Mensen had hij ontlopen evenals andere paarden. Zonder gezelschap kwam je veel beter de winter door. Door een tekort aan voedsel was zijn brede lichaam ingezakt. Zijn ribben kon je zowat tellen en zijn heupen staken behoorlijk uit. Desondanks zag hij er niet slecht uit. Als je door de takjes, klitten en modder heen kon kijken kon je een stevig gebouwd paard zien met behoorlijk wat spieren. Stap voor stap verplaatste hij zijn grote lichaam het veld op. Hoe mensen het veld noemde wist hij niet, nog altijd snapte hij de mensen niet. Het natte gras maakte zijn hoeven schoon welke onder de modder zaten. Kon hem het wat schelen, hij hoefde niet bepaald een schoonheidswedstrijd te winnen. Op precies het juiste plekje liet hij zich door zijn benen heen zakken en begon hij uitbundig te rollen. Sneeuw wat nog niet gesmolten was bleef aan zijn vacht hangen en zorgde ervoor dat zijn vacht nat werd. Tijdens het opstaan liet hij een diepe zucht horen voor hij zijn hoofd naar beneden deed en het natte gras naar binnen werkte. Urise at rustig, in gedachten verzonken over van alles en nog wat. Hij merkte dan ook niet op dat er iets, misschien wel iemand, aan kwam.
- Liefst een paard, mens mag ook. Hij blijft wild
Urise had zich in de winter verdekt opgesteld. Mensen had hij ontlopen evenals andere paarden. Zonder gezelschap kwam je veel beter de winter door. Door een tekort aan voedsel was zijn brede lichaam ingezakt. Zijn ribben kon je zowat tellen en zijn heupen staken behoorlijk uit. Desondanks zag hij er niet slecht uit. Als je door de takjes, klitten en modder heen kon kijken kon je een stevig gebouwd paard zien met behoorlijk wat spieren. Stap voor stap verplaatste hij zijn grote lichaam het veld op. Hoe mensen het veld noemde wist hij niet, nog altijd snapte hij de mensen niet. Het natte gras maakte zijn hoeven schoon welke onder de modder zaten. Kon hem het wat schelen, hij hoefde niet bepaald een schoonheidswedstrijd te winnen. Op precies het juiste plekje liet hij zich door zijn benen heen zakken en begon hij uitbundig te rollen. Sneeuw wat nog niet gesmolten was bleef aan zijn vacht hangen en zorgde ervoor dat zijn vacht nat werd. Tijdens het opstaan liet hij een diepe zucht horen voor hij zijn hoofd naar beneden deed en het natte gras naar binnen werkte. Urise at rustig, in gedachten verzonken over van alles en nog wat. Hij merkte dan ook niet op dat er iets, misschien wel iemand, aan kwam.
- Liefst een paard, mens mag ook. Hij blijft wild