Bekeken worden was een uniek gevoel. Met zijn capuchon op tegen de neerstortende regen kon Andrew moeilijk goed om zich heen kijken, maar hij was niet alleen, zoveel was zeker.
Hij versnelde zijn pas. Water spatte op bij iedere stap. In de verte rommelde het en het weinige licht kwam van de straatlantaarns die hier en daar stuk waren in deze wijk.
Andrew verliet na een groot kruispunt de brede straat waar hij doorheen was gekomen en sloeg een smallere zijstraat in. Ver was hij daar nog niet toen hij voetstappen achter hem hoorde. Hij keek om. Twee mannen, ieder met een hoodie op, stonden achter hem. Een had iets bij zich wat enigszins op een wapenstok leek.
Andrew wist genoeg.
Zonder na te denken begon Andrew te rennen. Zijn kapot vloog hierdoor af en het kille regenwater liep zijn haar en zijn nek in.
Zijn broek was inmiddels doorweekt. Hij schoot als een haas allerlei steegjes en hofjes door, met het tweetal op zijn hielen.
In een buitengewoon smal steegje schoot zijn voet ineens onder hem vandaan in de modder. Bijna ging hij gestrekt, maar hij wist zich op het allerlaatste moment te herstellen.
Hij herkende de huizen hier, het was niet veel verder meer naar een iets drukker en veiliger deel van de stad. Nog steeds was hij niet echt uit de achterbuurten, maar als hij ergens een kans had ze misschien af te schudden dan was het daar. Zijn zijen staken en hij wist dat hij niet veel langer meer in staat zou zijn zo door te rennen. Als hij nog maar heel even volhield.
Zo ver kwam het echter niet.
Slippend en schuivend schoot hij namelijk een hoek om, waarbij hij bijna recht in de armen van een derde figuur liep, die Andrew in een snelle, ruwe beweging tegen de muur naast hen drukte en zijn armen op zijn rug draaide. De bakstenen schuurden ruw langs de zijkant van Andrew’s gezicht.
“Haast, Andrew?"
Andrew vloekte.
“Hoe weet jij wie ik ben?” vroeg hij, hijgend van het rennen.
“Ik denk dat je dat heel goed weet, Andrew,” was het botte antwoord. De andere twee waren nu ook buiten adem tot stilstand gekomen.
Andrew klemde zijn kaken op elkaar. Hij had wel zo’n vermoeden van wat er nu zou komen, maar was te trots om dat te laten merken.
Hij versnelde zijn pas. Water spatte op bij iedere stap. In de verte rommelde het en het weinige licht kwam van de straatlantaarns die hier en daar stuk waren in deze wijk.
Andrew verliet na een groot kruispunt de brede straat waar hij doorheen was gekomen en sloeg een smallere zijstraat in. Ver was hij daar nog niet toen hij voetstappen achter hem hoorde. Hij keek om. Twee mannen, ieder met een hoodie op, stonden achter hem. Een had iets bij zich wat enigszins op een wapenstok leek.
Andrew wist genoeg.
Zonder na te denken begon Andrew te rennen. Zijn kapot vloog hierdoor af en het kille regenwater liep zijn haar en zijn nek in.
Zijn broek was inmiddels doorweekt. Hij schoot als een haas allerlei steegjes en hofjes door, met het tweetal op zijn hielen.
In een buitengewoon smal steegje schoot zijn voet ineens onder hem vandaan in de modder. Bijna ging hij gestrekt, maar hij wist zich op het allerlaatste moment te herstellen.
Hij herkende de huizen hier, het was niet veel verder meer naar een iets drukker en veiliger deel van de stad. Nog steeds was hij niet echt uit de achterbuurten, maar als hij ergens een kans had ze misschien af te schudden dan was het daar. Zijn zijen staken en hij wist dat hij niet veel langer meer in staat zou zijn zo door te rennen. Als hij nog maar heel even volhield.
Zo ver kwam het echter niet.
Slippend en schuivend schoot hij namelijk een hoek om, waarbij hij bijna recht in de armen van een derde figuur liep, die Andrew in een snelle, ruwe beweging tegen de muur naast hen drukte en zijn armen op zijn rug draaide. De bakstenen schuurden ruw langs de zijkant van Andrew’s gezicht.
“Haast, Andrew?"
Andrew vloekte.
“Hoe weet jij wie ik ben?” vroeg hij, hijgend van het rennen.
“Ik denk dat je dat heel goed weet, Andrew,” was het botte antwoord. De andere twee waren nu ook buiten adem tot stilstand gekomen.
Andrew klemde zijn kaken op elkaar. Hij had wel zo’n vermoeden van wat er nu zou komen, maar was te trots om dat te laten merken.