De bus was nog best vol voor dit tijdstip. Driekwart was leeg, maar meestal zat je met hooguit drie anderen in zo’n ding als je zo laat nog reisde. Het was de laatste van de avond op dit traject en het liep al tegen twaalven.
Hij reed over een landweggetje en het was dat ze inmiddels wist dat het leeuwendeel van deze route geflankeerd werd door dichte bossen, want je zag op dit tijdstip niets meer buiten. Door de lampen in de bus was je eigen reflectie het enige waar je naar kon kijken, mocht dat je ding zijn, uitgezonderd de incidentele tegenligger.
En zelfs die waren schaars.
Polina richtte zich op haar telefoon. De volgende halte duurde toch nog wel even en opletten waar ze waren had weinig zin. Ze reageerde werktuiglijk op een paar apps maar stak toch al snel de telefoon weer weg, niet echt in staat erop te concentreren.
Ze liet haar hoofd tegen het koele glas rusten en luisterde naar de gesprekken om haar heen zonder ze echt te horen.
Een tijd lang bleef ze gewoon zo zitten, een beetje in gedachten verzonken.
Dat veranderde echter toen de bus ineens abrupt tot stilstand kwam. In een keer was Polina weer alert en zat ze rechtop. Ze fronste en keek ongerust om zich heen. Meer mensen leken verward. Haar blik ging naar voren, half een korte verklaring van de chauffeur verwachtend. Die zei niets. Er klonk gemompel in de bus.
Ineens werd het donker in de bus. Er klonken geschrokken kreten en alleen het licht van een paar telefoons weerhield de bus ervan compleet aardeduister te zijn. Een deur ging open en sloot weer. Polina zat een moment lang als verstijfd.
“Hallo?” Ze stond voorzichtig op en liep met haar telefoon in de aanslag naar voren, grotendeels op de tast. Ze zette de zaklamp van de telefoon aan. De stoel van de chauffeur was leeg. Polina’s mond voelde droog. Ze draaide zich om.
“Ik ben bang dat hij is weggegaan,” zei ze, haar toon verbijsterd, terwijl haar brein nog probeerde te bevatten wat er zojuist was gebeurd was.
Hij reed over een landweggetje en het was dat ze inmiddels wist dat het leeuwendeel van deze route geflankeerd werd door dichte bossen, want je zag op dit tijdstip niets meer buiten. Door de lampen in de bus was je eigen reflectie het enige waar je naar kon kijken, mocht dat je ding zijn, uitgezonderd de incidentele tegenligger.
En zelfs die waren schaars.
Polina richtte zich op haar telefoon. De volgende halte duurde toch nog wel even en opletten waar ze waren had weinig zin. Ze reageerde werktuiglijk op een paar apps maar stak toch al snel de telefoon weer weg, niet echt in staat erop te concentreren.
Ze liet haar hoofd tegen het koele glas rusten en luisterde naar de gesprekken om haar heen zonder ze echt te horen.
Een tijd lang bleef ze gewoon zo zitten, een beetje in gedachten verzonken.
Dat veranderde echter toen de bus ineens abrupt tot stilstand kwam. In een keer was Polina weer alert en zat ze rechtop. Ze fronste en keek ongerust om zich heen. Meer mensen leken verward. Haar blik ging naar voren, half een korte verklaring van de chauffeur verwachtend. Die zei niets. Er klonk gemompel in de bus.
Ineens werd het donker in de bus. Er klonken geschrokken kreten en alleen het licht van een paar telefoons weerhield de bus ervan compleet aardeduister te zijn. Een deur ging open en sloot weer. Polina zat een moment lang als verstijfd.
“Hallo?” Ze stond voorzichtig op en liep met haar telefoon in de aanslag naar voren, grotendeels op de tast. Ze zette de zaklamp van de telefoon aan. De stoel van de chauffeur was leeg. Polina’s mond voelde droog. Ze draaide zich om.
“Ik ben bang dat hij is weggegaan,” zei ze, haar toon verbijsterd, terwijl haar brein nog probeerde te bevatten wat er zojuist was gebeurd was.