Dikke, zware donkere wolken dreven langzaam door de lucht, boven de rotspartijen met hun watervallen. Op een van de ruwe, vochtige rotsen zat een meisje met piekerig, blond haar.
De sterke wind rukte aan haar kleren en ze hield zich stevig vast aan een stuk steen. Als ze in het water terecht zou komen had ze zonder meer een probleem.
Ondank de bewolking was het warm, op de drukkende en verstikkende manier die slecht weer voorspelde.
Roya vond het niet erg; ze was niet bang van onweer en regen deed haar ook weinig.
Ze stond op, sprong behendig naar een rots dichter bij het woeste, kolkende water dat bulderend omlaag stortte. Ze keek ernaar, vol ontzag. Ze was hier ontzettend lang niet geweest. Aanvankelijk had ze wat anderen mee geprobeerd te krijgen, maar niemand kon wilde of durfde, dus was ze maar alleen gegaan; de natuur was er net zo mooi om.
Ze stak haar hand uit, het water net niet aanrakend. kleine druppeltjes spatten op haar hand en arm.
Ze daalde verder af, langs het water. Beneden vormde het water een snel stromende rivier. Ze ging aan de kant zitten, op een veilige afstand.
Ze leunde iets naar achteren en keek rond. In de verte meende ze een silhouet te zien. Was er nog iemand die met dit weer naar het water ging? Ze kon niet ontkennen dat ze dat leuk vond; een beetje aanspraak was altijd wel welkom.
Ze voelde de eerste paar regendruppels al op haar huid en in de verte rommelde de donder. Het leek haast nog wel warmer en verstikkender dan eerst, realiseerde ze zich. Ze hoopte dat het 'slechte' weer hier snel zou zijn; dat zou als het goed was enige afkoeling betekenen.
De sterke wind rukte aan haar kleren en ze hield zich stevig vast aan een stuk steen. Als ze in het water terecht zou komen had ze zonder meer een probleem.
Ondank de bewolking was het warm, op de drukkende en verstikkende manier die slecht weer voorspelde.
Roya vond het niet erg; ze was niet bang van onweer en regen deed haar ook weinig.
Ze stond op, sprong behendig naar een rots dichter bij het woeste, kolkende water dat bulderend omlaag stortte. Ze keek ernaar, vol ontzag. Ze was hier ontzettend lang niet geweest. Aanvankelijk had ze wat anderen mee geprobeerd te krijgen, maar niemand kon wilde of durfde, dus was ze maar alleen gegaan; de natuur was er net zo mooi om.
Ze stak haar hand uit, het water net niet aanrakend. kleine druppeltjes spatten op haar hand en arm.
Ze daalde verder af, langs het water. Beneden vormde het water een snel stromende rivier. Ze ging aan de kant zitten, op een veilige afstand.
Ze leunde iets naar achteren en keek rond. In de verte meende ze een silhouet te zien. Was er nog iemand die met dit weer naar het water ging? Ze kon niet ontkennen dat ze dat leuk vond; een beetje aanspraak was altijd wel welkom.
Ze voelde de eerste paar regendruppels al op haar huid en in de verte rommelde de donder. Het leek haast nog wel warmer en verstikkender dan eerst, realiseerde ze zich. Ze hoopte dat het 'slechte' weer hier snel zou zijn; dat zou als het goed was enige afkoeling betekenen.