"Hoe haal je het in je k-kop!" de jongen sloeg zijn armen omhoog om zijn hoofd te beschermen. "Antwoord. Geef antwoord, brutaal snert joch." Het lijf schudde als een wilde. De jongen probeerde zich stil te houden maar op een gegeven moment werd het hem te veel. De pijnkreten, het gekreun, het gejammer, het stroomde uit zijn mond. Langs de lippen die hij met al zijn kracht op elkaar had proberen te klemmen.
"Alsjeblieft..." kermde hij. Weer een klap. Hij voelde hem niet eens meer aankomen. Alleen maar die dreunende pijn op zijn rug. Zou het stuk zijn? "H-Hier! Dat zal je leren. Ik geef je nog één k-kans en anders schiet ik een k-kogel door z'n k-kop!" Tranen stroomden langs zijn wangen. Eentje gleed via zijn neus en viel op de grond. Het maakte een klein donker kringetje op het vloerkleed. Een kringetje dat stilletjes groter werd. De man volgde de traan en ineens werd de ademhaling rustiger. Er belande weer een hand op zijn rug. Op de zelfde plek als daarvoor maar dit keer zat er geen kracht achter. Geen agressie. "Ach, je weet dat ik het niet zo bedoel. Als jij dat ondier nou gewoon weg doet dan is er niks meer aan de hand. Niks meer aan de hand. Dat willen we allebei toch? Dat er niks aan de hand is? Doe gewoon die vlooienbaal weg, dan is er niks aan de hand." De man klopte nog eens onhandig op zijn rug. Was het als een vriendschappelijk schouderklopje bedoelt?
De man liep weg. De jongen hoorde hoe de voetstappen naar de koelkast liepen en weer terug. De man reikte hem een flesje bier aan. "Hier, neem aan. Om het goed te maken." Alsof je zoiets goed maakt met een flesje bier. Trouwens hij dronk niet eens. De jongen wist maar al te goed wat alcohol met je deed. Meer dan hem lief was. Hij nam het flesje braaf aan maar opende hem niet.
De man trok zijn wenkbrauw op. "Waarom drink je niet?" "Je w-weet toch dat ik niet drink?" "Wat een onzin. Neem een slok!" De dreiging was er weer. De man pakte het flesje af, opende het met zijn tanden en kieperde de inhoud in één keer in het keelgat van de jongen.
Hij had het gevoel dat hij stikte. Hij kokhalsde en braakte. "Wat nou?" snauwde de man. "Ondankbaar kreng. Zie je nou wat je doet? Hebben we wéér ruzie!"
De jongen wankelde, greep zijn jas en rende naar buiten. Eenmaal buiten braakte hij de rest van zijn maaginhoud uit. Toen liep hij het pad af, zo snel als hij kon, de man schreeuwend achter zich latend.
Ray veegde de laatste traan weg. Hij stapte stevig door, het was nog net geen joggen. Toch week zijn hond geen seconden van zijn zijde. Het was weer eens een feestje thuis. Soms ging het goed, soms wel een paar weken. Laatst was het drie maanden goed gegaan maar nu... Nu ging het weer mis. Dat zal je zien, altijd wanneer je hoop begint te krijgen namen ze je alles af. Je ouders, je zus, je familie, je vrienden en zelfs je huisdier. Nee, Flo mochten ze niet afpakken.
Niemand mocht aan Flo komen. Wie aan haar komt, komt aan Ray. Voor zichzelf kon hij niet meer vechten maar voor zijn hond zou hij alles doen.
Hij nam plaats op een van de bankjes in het park. Het was al laat in de avond. De enigste mensen die er nu nog kwamen lieten snel hun hond uit of waren dronken. Van die laatste groep zou hij niet veel last hebben. Die waren te bezopen om hem op te merken. Die eerste groep vormde een groter probleem. Gelukkig had hij Flo, met haar bij zich leek hij net als een van hen. Gewoon iemand die even rust tijden het uitlaten van zijn hond. Dat was toch niet zo gek?
Flo sprong op het bankje en legde haar kop op zijn schoot. Zachtjes begon hij haar kop te aaien. Haar oren bewogen mee. Langzaam werd Ray weer rustiger. Nog een reden waarom hij zijn hond zo veel dankbaar was. Zij was er tenminste voor hem. Het klonk erg cliché, maar hij zou niet weten wat hij zonder haar moest.
"Het spijt me meisje, maar we moeten weer met een lege maag naar bed." De rode border collie keek hem aan. Een oortje omhoog, de ander omlaag. Op de een of andere manier kwam dat ene oor nauwelijks omhoog. Ray vond het niet erg, niemand was perfect.
Hij volgde Flo's voorbeeld en ging op het bankje liggen. Hij sloeg zijn arm om het dier heen en sloot zijn ogen.
[only for Laury]
"Alsjeblieft..." kermde hij. Weer een klap. Hij voelde hem niet eens meer aankomen. Alleen maar die dreunende pijn op zijn rug. Zou het stuk zijn? "H-Hier! Dat zal je leren. Ik geef je nog één k-kans en anders schiet ik een k-kogel door z'n k-kop!" Tranen stroomden langs zijn wangen. Eentje gleed via zijn neus en viel op de grond. Het maakte een klein donker kringetje op het vloerkleed. Een kringetje dat stilletjes groter werd. De man volgde de traan en ineens werd de ademhaling rustiger. Er belande weer een hand op zijn rug. Op de zelfde plek als daarvoor maar dit keer zat er geen kracht achter. Geen agressie. "Ach, je weet dat ik het niet zo bedoel. Als jij dat ondier nou gewoon weg doet dan is er niks meer aan de hand. Niks meer aan de hand. Dat willen we allebei toch? Dat er niks aan de hand is? Doe gewoon die vlooienbaal weg, dan is er niks aan de hand." De man klopte nog eens onhandig op zijn rug. Was het als een vriendschappelijk schouderklopje bedoelt?
De man liep weg. De jongen hoorde hoe de voetstappen naar de koelkast liepen en weer terug. De man reikte hem een flesje bier aan. "Hier, neem aan. Om het goed te maken." Alsof je zoiets goed maakt met een flesje bier. Trouwens hij dronk niet eens. De jongen wist maar al te goed wat alcohol met je deed. Meer dan hem lief was. Hij nam het flesje braaf aan maar opende hem niet.
De man trok zijn wenkbrauw op. "Waarom drink je niet?" "Je w-weet toch dat ik niet drink?" "Wat een onzin. Neem een slok!" De dreiging was er weer. De man pakte het flesje af, opende het met zijn tanden en kieperde de inhoud in één keer in het keelgat van de jongen.
Hij had het gevoel dat hij stikte. Hij kokhalsde en braakte. "Wat nou?" snauwde de man. "Ondankbaar kreng. Zie je nou wat je doet? Hebben we wéér ruzie!"
De jongen wankelde, greep zijn jas en rende naar buiten. Eenmaal buiten braakte hij de rest van zijn maaginhoud uit. Toen liep hij het pad af, zo snel als hij kon, de man schreeuwend achter zich latend.
Ray veegde de laatste traan weg. Hij stapte stevig door, het was nog net geen joggen. Toch week zijn hond geen seconden van zijn zijde. Het was weer eens een feestje thuis. Soms ging het goed, soms wel een paar weken. Laatst was het drie maanden goed gegaan maar nu... Nu ging het weer mis. Dat zal je zien, altijd wanneer je hoop begint te krijgen namen ze je alles af. Je ouders, je zus, je familie, je vrienden en zelfs je huisdier. Nee, Flo mochten ze niet afpakken.
Niemand mocht aan Flo komen. Wie aan haar komt, komt aan Ray. Voor zichzelf kon hij niet meer vechten maar voor zijn hond zou hij alles doen.
Hij nam plaats op een van de bankjes in het park. Het was al laat in de avond. De enigste mensen die er nu nog kwamen lieten snel hun hond uit of waren dronken. Van die laatste groep zou hij niet veel last hebben. Die waren te bezopen om hem op te merken. Die eerste groep vormde een groter probleem. Gelukkig had hij Flo, met haar bij zich leek hij net als een van hen. Gewoon iemand die even rust tijden het uitlaten van zijn hond. Dat was toch niet zo gek?
Flo sprong op het bankje en legde haar kop op zijn schoot. Zachtjes begon hij haar kop te aaien. Haar oren bewogen mee. Langzaam werd Ray weer rustiger. Nog een reden waarom hij zijn hond zo veel dankbaar was. Zij was er tenminste voor hem. Het klonk erg cliché, maar hij zou niet weten wat hij zonder haar moest.
"Het spijt me meisje, maar we moeten weer met een lege maag naar bed." De rode border collie keek hem aan. Een oortje omhoog, de ander omlaag. Op de een of andere manier kwam dat ene oor nauwelijks omhoog. Ray vond het niet erg, niemand was perfect.
Hij volgde Flo's voorbeeld en ging op het bankje liggen. Hij sloeg zijn arm om het dier heen en sloot zijn ogen.
[only for Laury]
Laatst aangepast door Ray op zo nov 18, 2012 3:45 pm; in totaal 1 keer bewerkt