Het was een hectische dag geweest. Anders was hij gewoon niet te noemen. Hij had een aantal paniekaanvallen gehad, had veel moeite moeten doen om niet compleet uit te flippen, maar het was met moeite gegaan. Uiteindelijk had hij een van zijn klasgenoten flink hard geslagen en was eruit gestuurd. Zijn docent had zijn moeder gebeld en die was hem op komen halen. Zwijgend hadden ze in de auto gezeten, tot zijn moeder uiteindelijk begon.
"Zo kan het niet langer, Brian," zei ze. Brian antwoordde niet. "Je bent inmiddels zeventien, je bent een slimme jongen en je weet dat dingen zich niet oplossen door middel van geweld." Brian zei haar maar niet dat die jongen hem eerst geslagen had. Het hele verhaal was uiteindelijk zo verdraaid dat het allemaal Brians schuld was en dat die jongen onschuldig was en 'zomaar' slachtoffer van Brian was geworden. Alsof Brian dat zou doen! Dat zou vet oneerlijk zijn. Zijn moeder had nog gepreekt, maar hij had niet geluisterd. Hij had zelfs niet geknikt. Hij was gewoon gevlucht in zijn eigen fantasie-wereld, waar alles tot leven kwam, waar hij gewoon vrienden had. Vrienden, behalve Cassie. En zelfs bij Cassie voelde hij zich niet voor honderd procent op zijn gemak. Ja, hij deed echt zijn best hoor, maar het lukte gewoon niet. Ze was vriendelijk, ze was aardig, maar god, ze was zo.. Cassie. Zo menselijk.
In zijn fantasiewereld had hij dus vrienden, stelde hij wat voor, was het zelfs mogelijk dat hij een vriendinnetje had. In real was dat gewoon onmogelijk. Hij was het. Hij was saai, oninteressant, luisterde naar klassieke muziek, verzamelde stenen, hield ongelooflijk veel van hardlopen... Hij was eenzaam, iets anders kon hij er niet van maken.
"Zo, wat ga je doen?" vroeg ze, nu ze thuis waren aangekomen. Brian keek voor het eerst sinds de hele auto-reis op. "Waarschijnlijk wil je me weghebben," zei hij gekwetst. "Ik ga naar het meer toe. Kalm worden. Nadenken, ofzo. Want dat wil je zo graag. Dat ik nadenk over mijn daden. Me schuldig ga voelen over wat anderen me aandoen." Hij deed de autodeur woest open, stapte eruit, knalde de deur dicht en bleef even kil naar zijn moeder kijken. Toen draaide hij zich om en begon te rennen. Daardoor zag hij niet de traan die langs zijn moeders wang biggelde en hoorde hij niet dat zijn moeder fluisterde;
"Arme jongen." Zij wist niet wat ze voor hem kon doen en hoe ze hem kon helpen.
Zijn voetstappen klonken hol op het zachte zandpad. Het was een onprettige ondergrond om op te lopen, ookal deed hij het toch. Hij wou naar dat meer toe, wou daar misschien gaan zwemmen, maar misschien ook eens flink uithuilen. Het verwarde hem, frustreerde hem, dat hij anders was dan de rest, hoe erg hij ook zijn best deed om 'normaal' te zijn. Op zijn weg naar het strandje, rende hij vol tegen een meisje op, wat hij niet aan had zien komen doordat hij zo erg in gedachten verzonken was.
"Oh appel ," riep hij dan ook uit. "Sorry, sorry!" stamelde hij. "Het was niet netjes om te schelden. Oh, sorry voor het tegen je aanlopen." Hij werd rood, keek haar ondertussen aan vanonder zijn lange redelijk meisjesachtige wimpers. "Gaat het?" Hij schaamde zich kapot en wist zich geen houding te geven.
"Zo kan het niet langer, Brian," zei ze. Brian antwoordde niet. "Je bent inmiddels zeventien, je bent een slimme jongen en je weet dat dingen zich niet oplossen door middel van geweld." Brian zei haar maar niet dat die jongen hem eerst geslagen had. Het hele verhaal was uiteindelijk zo verdraaid dat het allemaal Brians schuld was en dat die jongen onschuldig was en 'zomaar' slachtoffer van Brian was geworden. Alsof Brian dat zou doen! Dat zou vet oneerlijk zijn. Zijn moeder had nog gepreekt, maar hij had niet geluisterd. Hij had zelfs niet geknikt. Hij was gewoon gevlucht in zijn eigen fantasie-wereld, waar alles tot leven kwam, waar hij gewoon vrienden had. Vrienden, behalve Cassie. En zelfs bij Cassie voelde hij zich niet voor honderd procent op zijn gemak. Ja, hij deed echt zijn best hoor, maar het lukte gewoon niet. Ze was vriendelijk, ze was aardig, maar god, ze was zo.. Cassie. Zo menselijk.
In zijn fantasiewereld had hij dus vrienden, stelde hij wat voor, was het zelfs mogelijk dat hij een vriendinnetje had. In real was dat gewoon onmogelijk. Hij was het. Hij was saai, oninteressant, luisterde naar klassieke muziek, verzamelde stenen, hield ongelooflijk veel van hardlopen... Hij was eenzaam, iets anders kon hij er niet van maken.
"Zo, wat ga je doen?" vroeg ze, nu ze thuis waren aangekomen. Brian keek voor het eerst sinds de hele auto-reis op. "Waarschijnlijk wil je me weghebben," zei hij gekwetst. "Ik ga naar het meer toe. Kalm worden. Nadenken, ofzo. Want dat wil je zo graag. Dat ik nadenk over mijn daden. Me schuldig ga voelen over wat anderen me aandoen." Hij deed de autodeur woest open, stapte eruit, knalde de deur dicht en bleef even kil naar zijn moeder kijken. Toen draaide hij zich om en begon te rennen. Daardoor zag hij niet de traan die langs zijn moeders wang biggelde en hoorde hij niet dat zijn moeder fluisterde;
"Arme jongen." Zij wist niet wat ze voor hem kon doen en hoe ze hem kon helpen.
Zijn voetstappen klonken hol op het zachte zandpad. Het was een onprettige ondergrond om op te lopen, ookal deed hij het toch. Hij wou naar dat meer toe, wou daar misschien gaan zwemmen, maar misschien ook eens flink uithuilen. Het verwarde hem, frustreerde hem, dat hij anders was dan de rest, hoe erg hij ook zijn best deed om 'normaal' te zijn. Op zijn weg naar het strandje, rende hij vol tegen een meisje op, wat hij niet aan had zien komen doordat hij zo erg in gedachten verzonken was.
"Oh appel ," riep hij dan ook uit. "Sorry, sorry!" stamelde hij. "Het was niet netjes om te schelden. Oh, sorry voor het tegen je aanlopen." Hij werd rood, keek haar ondertussen aan vanonder zijn lange redelijk meisjesachtige wimpers. "Gaat het?" Hij schaamde zich kapot en wist zich geen houding te geven.