Een jonge bruine merrie galopeerde met grote passen langs het meer af. Haar neusgaten stonden wijd open. Haar hoeven waren enorm gegroeid en ze had haar defenitieve kleur gekregen. Een wit kolletje op haar voorhoofd kwam tevoorschijn elke keer als haar voorlok opzij vloog. Haar bruine ogen straalden, net zoals zijzelf. Haar fijne hoofd verade haar arabische invloeden. Noita wist wel dat haar moeder dood was maar hield zich van de domme. Ze was geen dom veulen zoals ze toen dachten. Ze begreep veel voor haar leeftijd en nu nog steeds. Haar vader, portofino had ze al zo lang niet meer gezien. Urise had ze ook al een hele tijd niet meer gezien. Hem was ze meer en meer als haar vader gaan zien in de tijd dat ze opgroeide. Noita stopte en bekeek het meer. Ze grijnsde en stapte er rustig in. Het was dan wel super koud maar noita wou zwemmen. Ze was jong, mooi en vooral koppig. Ze maakte de typsiche zwembewegingen en genoot van het water. Rustig zwom ze naar de overkant waar ze zich uitschudde. Naar alle kanten vlogen de waterdruppels en haar hoeven moesten moeite doen om te blijven staan. Weer ging noita er in een vrolijke galop vandoor. Ze slaakte automatisch een hinnik uit naar de paarden in de buurt. Ze moest dringend nog eens paarden tegenkomen. Nu was het toch al een hele tijd geleden dat ze nog andere paarden had gezien. Waar hingen die anderen toch uit?
Paradigm Shift