Op het hele terras voor het café zaten maar twee mensen in de nazomerzon, kijkend naar de voetgangers die hen passeerden. De eerste, een jongeman met gitzwart haar en een bril, had een pakje sigaretten uit de zak van zijn lange jas gehaald en zocht nu naar een aansteker.
'Ez, laat dat.'
De jonge vrouw zat achterover geleund in de rieten stoel, haar vrije hand door haar korte haar halend. 'Roken doe je maar thuis.'
De jongeman grijnsde, frunnikend aan een knoop van zijn jas, voor hij terug naar het meisje keek.
Ezra Peverell en Rachel Winchester waren al vrienden voor zo lang ze zich konden herinneren. De twee kenden elkaar al sinds ze twaalf jaar oud waren, en ondanks dat ze allebei een andere studie waren gaan volgen vonden kleine ontmoetingen zoals dit regelmatig plaats.
Vooral Rae was degene die vragen of de twee een stel waren de grond in boorde - het meisje was zo aseksueel als maar kon, en ook Ezra had nog nooit ook maar het kleinste beetje interesse in zijn vriendin getoond. Voornamelijk omdat hij überhaupt niet in meisjes geïnteresseerd was. Wat wel vaak voorkwam was dat Rae de jongeman probeerde te koppelen aan willekeurige mensen die passeerden, in een poging te raden wat zijn type was. Niet dat Ezra dat altijd even leuk vond, maar het grootste deel van de tijd liet hij haar maar haar ding doen.
Rae speelde wat afwezig met haar rietje, tot Ezra’s stem haar op deed kijken. ‘Juda mist je.’ Er was een scheve glimlach op zijn gezicht verschenen. Juda was de witte kat die de twee uit een asiel hadden gered zo’n vijf jaar geleden en nu bij de familie Peverell in huis woonde. Het beestje liep nogal mank, maar had prachtige ogen en had er een gewoonte van gemaakt om op je schoot in slaap te vallen. Vooral Rae was weg van de kat, en vond het vreselijk dat ze Juda tegenwoordig zo weinig zag.
Rae grinnikte zacht, haar donkere ogen op de winkel aan de andere kant van de straat gericht. ‘Ik zweer je, als mijn kamergenoot niet allergisch was geweest had ik ‘m zo meegenomen.’
‘We weten allemaal at je te onhandig bent om dat voor elkaar te krijgen.’
Ze ging er verder niet op in en was even stil, tot ze op leek te schrikken uit haar gedachten en zich met een grijns naar de ander toe boog. ‘Die gast met die tattoo’s, negen uur.’
Ezra wierp een blik over zijn schouder en schudde toen glimlachend zijn hoofd. ‘Niet mijn type.’
‘Wat, is het de tattoo’s? Ik dacht dat je op tattoo’s viel?’
De jongeman schokschouderde. ‘Te gespierd.’
Rae kantelde haar hoofd, haar ogen half toegeknepen. ‘Je hebt een punt.’
Ze keek even hoe Ezra een sigaret ronddraaide tussen zijn vingers voor ze zich achterover leunde in haar stoel.
‘En die blonde dan? Bij de ingang van de Starbucks, met die donkerrode trui.’ Ze knikte kort in de richting van de jongeman en grijnsde toen Ezra’s blik bleef hangen, zonder verder iets te zeggen. Toen ze na tien tellen haar keel schraapte schrok hij op, lichte blosjes op zijn wangen. ‘Hij lijkt te veel op Jasper.’
‘Vind je? Was Jasper niet een stuk slanker?’
‘Hmm.’
Rae nam hem even schattend in zich op. ‘Praten jullie nog?’ Ze merkte onwillekeurig dat Ezra haar blik ontweek, zijn bril rechtduwend en zijn ogen afwendend van de straat. ‘Nee. Hij probeert wel het feit door te drukken dat hij weer vrijgezel is door met de helft van de campus te slapen.’
Rae lachte schamper. ‘Waarom kan jou dat iets schelen? Doe gewoon hetzelfde, zou ik zeggen. Slaap met z’n vriend.’
Er was een flauwe glimlach op Ezra’s gezicht verschenen. ‘Je weet dat ik zoiets nooit zou doen.’
‘Maar ik wel,’ mompelde Rae, een haast bloeddorstige blik in haar ogen. ‘Of nog beter, ik breek zijn nek. Hij is altijd al bang voor me geweest.’ Ze liet haar vingers dreigend knakken, en Ezra lachte zacht. ‘Ik zal je bellen als ik je nodig heb.’
‘Doe dat. Ik heb twee keer zoveel spieren als die garnaal.’ Grijnzend rolde ze de mouwen van haar shirt op, zodat je de tatoeage op haar linkerschouder kon zien, en spande haar armspieren aan. Nadat ze haar armen weer had laten zakken nam ze grijnzend een laatste slok uit haar glas, voor ze deze terug op tafel zette.
- nog niet af -
'Ez, laat dat.'
De jonge vrouw zat achterover geleund in de rieten stoel, haar vrije hand door haar korte haar halend. 'Roken doe je maar thuis.'
De jongeman grijnsde, frunnikend aan een knoop van zijn jas, voor hij terug naar het meisje keek.
Ezra Peverell en Rachel Winchester waren al vrienden voor zo lang ze zich konden herinneren. De twee kenden elkaar al sinds ze twaalf jaar oud waren, en ondanks dat ze allebei een andere studie waren gaan volgen vonden kleine ontmoetingen zoals dit regelmatig plaats.
Vooral Rae was degene die vragen of de twee een stel waren de grond in boorde - het meisje was zo aseksueel als maar kon, en ook Ezra had nog nooit ook maar het kleinste beetje interesse in zijn vriendin getoond. Voornamelijk omdat hij überhaupt niet in meisjes geïnteresseerd was. Wat wel vaak voorkwam was dat Rae de jongeman probeerde te koppelen aan willekeurige mensen die passeerden, in een poging te raden wat zijn type was. Niet dat Ezra dat altijd even leuk vond, maar het grootste deel van de tijd liet hij haar maar haar ding doen.
Rae speelde wat afwezig met haar rietje, tot Ezra’s stem haar op deed kijken. ‘Juda mist je.’ Er was een scheve glimlach op zijn gezicht verschenen. Juda was de witte kat die de twee uit een asiel hadden gered zo’n vijf jaar geleden en nu bij de familie Peverell in huis woonde. Het beestje liep nogal mank, maar had prachtige ogen en had er een gewoonte van gemaakt om op je schoot in slaap te vallen. Vooral Rae was weg van de kat, en vond het vreselijk dat ze Juda tegenwoordig zo weinig zag.
Rae grinnikte zacht, haar donkere ogen op de winkel aan de andere kant van de straat gericht. ‘Ik zweer je, als mijn kamergenoot niet allergisch was geweest had ik ‘m zo meegenomen.’
‘We weten allemaal at je te onhandig bent om dat voor elkaar te krijgen.’
Ze ging er verder niet op in en was even stil, tot ze op leek te schrikken uit haar gedachten en zich met een grijns naar de ander toe boog. ‘Die gast met die tattoo’s, negen uur.’
Ezra wierp een blik over zijn schouder en schudde toen glimlachend zijn hoofd. ‘Niet mijn type.’
‘Wat, is het de tattoo’s? Ik dacht dat je op tattoo’s viel?’
De jongeman schokschouderde. ‘Te gespierd.’
Rae kantelde haar hoofd, haar ogen half toegeknepen. ‘Je hebt een punt.’
Ze keek even hoe Ezra een sigaret ronddraaide tussen zijn vingers voor ze zich achterover leunde in haar stoel.
‘En die blonde dan? Bij de ingang van de Starbucks, met die donkerrode trui.’ Ze knikte kort in de richting van de jongeman en grijnsde toen Ezra’s blik bleef hangen, zonder verder iets te zeggen. Toen ze na tien tellen haar keel schraapte schrok hij op, lichte blosjes op zijn wangen. ‘Hij lijkt te veel op Jasper.’
‘Vind je? Was Jasper niet een stuk slanker?’
‘Hmm.’
Rae nam hem even schattend in zich op. ‘Praten jullie nog?’ Ze merkte onwillekeurig dat Ezra haar blik ontweek, zijn bril rechtduwend en zijn ogen afwendend van de straat. ‘Nee. Hij probeert wel het feit door te drukken dat hij weer vrijgezel is door met de helft van de campus te slapen.’
Rae lachte schamper. ‘Waarom kan jou dat iets schelen? Doe gewoon hetzelfde, zou ik zeggen. Slaap met z’n vriend.’
Er was een flauwe glimlach op Ezra’s gezicht verschenen. ‘Je weet dat ik zoiets nooit zou doen.’
‘Maar ik wel,’ mompelde Rae, een haast bloeddorstige blik in haar ogen. ‘Of nog beter, ik breek zijn nek. Hij is altijd al bang voor me geweest.’ Ze liet haar vingers dreigend knakken, en Ezra lachte zacht. ‘Ik zal je bellen als ik je nodig heb.’
‘Doe dat. Ik heb twee keer zoveel spieren als die garnaal.’ Grijnzend rolde ze de mouwen van haar shirt op, zodat je de tatoeage op haar linkerschouder kon zien, en spande haar armspieren aan. Nadat ze haar armen weer had laten zakken nam ze grijnzend een laatste slok uit haar glas, voor ze deze terug op tafel zette.
- nog niet af -