Hij voelde dat hij over de grond gesleept werd. Langzaam opende hij zijn ogen. Hij was doorweekt, ijskoud.
En toen hield de regen op. Iemand hees hem iets overeind tot hij met zijn rug tegen iets hards leunde en diezelfde persoon knielde nu voor hem neer. Langzaam keek Kael op, licht in zijn hoofd en afgeleid door zijn lichaam dat overal pijn leek te doen.
"Kael? Kan je me horen?"
Rowan's vertrouwde stem zorgde voor een uitgeputte glimlach op Kael's bebloede gelaat.
"Je hebt me gevonden," mompelde hij zwakjes. Hij rilde. Rowan trok zijn jas uit en legde die over Kael heen.
"Waarom heb je me niet gebeld?" vroeg hij. Kael haalde miniem zijn schouders op.
"Beroofd," mompelde hij. Rowan vloekte.
"Ik bel het ziekenhuis."
"Nee, zo erg is het niet," mompelde Kael, ietwat onsamenhangend. "Bel Paul."
"Paul heeft wel wat beters te doen," zei Rowan kordaat en hij belde.
Niet veel later richtte Rowan zich weer tot Kael, die inmiddels iets helderder was, zij het nog steeds ijskoud.
"Ze komen eraan." Zijn stem klonk opgelucht.
Rowan kwam de kamer ingelopen. Kael keek op en grijnsde scheef. Om zijn hoofd zat een verband en een scheur in zijn kaak was gehecht. Desondanks bleek hij zeer veel geluk te hebben gehad, want in vergelijkbare gevallen bleken inwendige bloedingen niet vreemd te zijn.
Hij voelde zich een heel stuk fitter en was niet echt blij met het feit dat hij nog niet weg mocht.
"Hey, Row," groette hij. Rowan hield iets achter zich en grijnsde, met zijn blik op de grond gericht.
"Zijn- zijn dat bloemen?"
I DONT KNOW WHAT I AM DOING