Ray racete op zijn versleten mountainbike naar zijn huis. Flo rende hijgend achter hem aan en denderde als een tank door de water plassen. Het goot enorm, je zag haast geen hand voor ogen door de hoeveelheid water. Ray hield van de winter, de sneeuw, het ijs, het uitzicht maar dit? Kennelijk betekende ‘winter’ hier non-stop regen. Had hij toch anders verwacht. Nouja, het was niet anders. Hij trapte nog eens flink door. Hij sloot zijn ogen en wenste dat zijn vader niet boos zou worden. Als een gek was hij door zijn hoofd aan het spitten, op zoek naar een logisch excuus. Op zich was naar een manege gaan en de buurt verkennen geen misdaad, maar zijn vader zag dat anders.
Jasmijn was vroeger dierenarts geweest en was dan ook dol op dieren. Ze hadden vroeger altijd wel dieren in en om het huis. Zo ook paarden. Ray kon zich er niet veel meer van herinneren maar als hij zich niet vergist hadden ze vroeger een bruin-wit gevlekte merrie gehad en een kleine grijze shetlander. Hoewel, die laatste had ook een ezel geweest kunnen zijn. Het was zo lang geleden en Ray was toen nog zo klein… Zijn vader hield niet van paarden, alleen van honden. En dan de valse, vechtende variant. Pitbulls, mastiffs dat soort dieren. Ray hield van alle dieren maar de rillingen liepen over zijn rug als hij aan die vechtmachines in de kennel dacht.
Met piepende banden zette hij zijn fiets tot stilstand. Hij probeerde hem zo goed en zo kwaad de tweewieler netjes neer te zetten. Iets wat mislukte; de standaard was al jaren geleden afgebroken. De fiets kwam neer op de grond met een angstaanjagend geluid van brekend staal.
”Shii…” vloekte Ray. Hij trok zijn fiets weer overeind, nieuwsgierig snuffelde Flo eraan. Het stuur stond gevaarlijk scheef, het zag er alles behalve gezond uit. Ray probeerde voorzichtig het stuur recht te trekken maar tevergeefs. Het ijzer kraakte en het stuur brak af.
”Nee! Verdomme.. neeneeneee..” mompelde Ray. Zijn handen schoten door zijn zeiknatte haren. Water stroomde via zijn hals zijn jas binnen en al snel was zijn t-shirt doorweekt. Daar stond hij dan. Met een stuur in zijn ene hand en de rest van de fiets in de andere. In het huisje verderop ging ineens het licht aan. Geschrokken keek Ray op.
”Flo! Naar de auto!” siste hij. Snel rende Flo weg en verdween tussen wat bomen verderop in de tuin.
Met een scheurend geluid opende er een deur. Een strook van licht viel over het tuinpad en kwam Ray tegemoet.
”Wie is daar?” klonk een norse stem.
”WIE IS DAAR?” riep de stem nog eens, nu veel dreigender.
”Ik ben het, rustig maar. Ik ben het, Ray.” zei hij zo snel mogelijk terug. De man snoof, draaide zich om en liep het huis weer in. Snel wierp Ray een blik naar het bosje waar hij Flo naar toe had gestuurd. Zijn vader wou niks van de border collie hebben. Het zou Ray niks verbazen als de man zonder schaamte haar zou dood knuppelen. In het bosje lagen wat auto attributen, een motorkap, wat wielen, wat stoelen. Ook stond er nog een roestend landrover wrak. Het bood voldoende bescherming tegen regen en kou. Ray had er een tijd terug wat lakens neer gelegd plus een bakje water. Hoewel dat laatste op dit moment niet echt nodig zou zijn. Zijn vader kwam toch nauwelijks het huis uit en als hij dat deed dan liep hij alleen maar regelrecht de tuin uit. Dus wat dat betreft lag Flo daar veilig. Toch deed het Ray pijn in zijn hart om haar iedere nacht daar achter te laten. Hij was een afschuwelijk baasje. Iedere avond weer beloofde hij haar dat als dit alles voorbij was hij een leuk huisje zou kopen met een tuintje en wat beesjes zodat ze er mee kon spelen. En heel misschien, in de ideale toekomst, een kameraadje voor haar. Een ander kwispelende, blaffende viervoeter.
Ray liep snel naar de voordeur en sloot het stuk hout achter zich. Hij wrong zich uit zijn zeiknatte jack en schopte zijn schoenen uit. Met zijn druipende schoenen en jack in zijn hand liep hij verder. Hij draaide de radiator open in de hoop dat de cv het nog steeds deed. Je wist het maar nooit in dit huis.
”Waar kom jij vandaan?” klonk dezelfde stem als daarvoor maar nu vanuit de huiskamer. Ray stak zijn hoofd om de deur en zag zijn vader op zijn standaard plek zitten in zijn standaard houding met zijn standaard biertje in zijn rechterhand, zijn gulp open en zijn voeten op een versleten kruk. De man was kalende en had een bierbuik die je niet over het hoofd kon zien.
”Wáár kom jij vandaan?””Gewoon, ik moest nog wat doen voor school.””School? Op een zaterdag?””Het is maandag.”Het bleef even stil.
”Hmmpf, is het eten al klaar?””Bijna.””Schiet op dan.”Dat hij al lang geen school meer volgde liet hij er maar even buiten, net zoals het feit dat hij nog geen minuut binnen was en nog geen fornuis had gezien. Hoewel, fornuis. Dat was niet eens meer nodig voor de maaltijden die Ray nog net in elkaar wist te flansen.
Met een broek die nog altijd aan zijn benen plakte door de hoeveelheid water strompelde hij naar de keuken. Hij greep een ovenschotel en opende daarna de koelkast. Daar pakte hij wat boontjes, aardappelen en geraspte kaas en mikte alles door elkaar heen in de schotel. Zo, nog een beetje zout erover, alles in een plastic zak en hup, de magnetron in.
Na een paar minuten begon de keukenhulp de piepen en Ray opende het deurtje. Voor een door hem in elkaar geflanste maaltijd rook het nog best goed. In de woonkamer verschoof er een stoel en met slepende voeten kwam zijn vader de keuken ingestrompeld. Voedsel. Voedsel en alcohol. De enigste redenen waarom de alcoholist uit zijn stoel zou komen. Ray dekte het kleine tafeltje dat meer weg had van een plank op pootjes.
”Eetsmakelijk.” zei Ray terwijl hij de dampende ‘maaltijd’ op de borden schepte. Zoals altijd schepte hij voorzichzelf de kleinste portie. Hij woonde al lang genoeg in huize Giordano om te weten wat hem te wachten stond als hij dit niet deed. Als een varken begon zijn vader het prutje naar binnen te werken. Snel schonk Ray nog een glas bier voor hem in. Waarschijnlijk de tiende van vandaag. Hongerig viel Ray zijn eigen portie aan. Zoals altijd was deze veel te snel op.
Na het ‘avondeten’ ruimde Ray de borden af. Snel spoelde hij ze af met wat lauw water en droogde ze af met een groezelige theedoek. Zijn vader had zijn plekje op zijn stoel weer ingenomen. Des te beter voor Ray.
Snel glipte hij naar buiten, door de regen, om Flo nog even op te zoeken. Kwispelend op de achterbank zat ze hem al op te wachten. Hij nam naast haar plaats en begon haar te aaien. Wonderbaarlijk was ze al bijna droog. Kennelijk bood de auto meer warmte en beschutting dan hij verwacht had. Hongerig staarde ze hem aan.
”Sorry, er was niks over vandaag.” Flo’s oren gingen weer hangen. Ze legde haar kop op zijn schoot en hij bleef haar strelen. Na een kwartiertje besloot hij dat het wel genoeg was geweest en krulde een van de lakens op tot een kussen. Hij tilde de slapende hondenkop van zijn schoot en schoof de rol lakens eronder. Om het compleet te maken legde hij ook een laken over haar heen.
Hij rende door de regen terug naar huis en sloop de trap op. Godzijdank lag zijn vader te ronken op zijn stoel. Die werd voorlopig niet meer wakker. Vermoeid plofte Ray op zijn gammele bed en sloot zijn ogen. Ondanks zijn slaperige kop bleef hij nog uren piekeren voordat hij eindelijk in slaap viel.
Ray werd de volgende morgen vroeg wakker. Hij kleedde zich snel aan, haalde een kam door zijn haar, gooide een handvol ijskoud water door zijn gezicht en liep naar de trap. In de hal bleef hij even staan om te luisteren. Het luide gesnurk van zijn vader was duidelijk hoorbaar. Ray grijnsde tevreden. Vlug liep hij verder naar beneden, griste een handje vol boterhammen uit de zak en liep naar de radiator. Zijn jas en schoenen waren inmiddels droog en al snel stond hij buiten. Al kauwend op een van de boterhammen liep hij naar het bosje toe. Flo had hem, met haar geweldige gehoor, natuurlijk allang opgemerkt en kwam hem blij kwispelend begroetten.
”Hé, meisie.” riep hij blij en stoeide wat. Zodra ze klaar waren liep Ray weer terug de tuin in. Flo volgde hem op de voet. Met een peinzend gezicht bestudeerde hij de stukken fiets. Want dat was het; niet meer dan een paar stukken fiets. Hij tilde het stuur op, draaide het in het rond en gooide het daarna terug op de hoop ‘fiets’. Tja, daar zal hij de komende tijd niet meer op kunnen fietsen. Dat werd dus lopen.
Ray probeerde zolang hij kon van de vroege ochtend te genieten. Overal glinsterde waterdruppels en hier en daar zat was ijzel op de weg. Eén groot glitter festijn. Hij zette zijn kraag wat hoger om zijn keel tegen de koude wind te beschermen. De lucht was strakblauw en het zag er niet naar uit dat er weer een plensbui aan zal komen. Al met al wat het prachtig weer. Fluitend liep Ray over de stoep. Iedere keer wanneer hij uitademde creëerde hij een klein wolkje die met de wind weg dreef. De meeste mensen waren nu pas aan het wakker worden. Op dit soort momenten had hij het gevoel dat hij de hele wereld voor zich zelf had. Nouja, samen met Flo dan. Daar kon hij uren van genieten. Helaas duurde het nooit langer dan een halfuurtje of de eerste paar mensen begonnen zich ook buiten huis te wagen. Dus genoot hij er maar van zolang hij kon.
Ray was niet echt een planner. Hij leefde meer van dag tot dag. Op dit moment wou hij een wandelingetje maken maar dat kon ieder moment iets compleets anders worden . Al snel veranderde zijn omgeving van rustig buiten wijkje naar lege velden. Hier was hij echt helemaal alleen met zijn hondje. Ondertussen was hij aan zijn laatste boterham begonnen. Deze scheurde hij als wijze van tijdverdrijf in kleine stukjes en wierp ze naar Flo die ze behendig uit de lucht ving. Al snel waren ze een dik uur aan het wandelen en verschenen de eerste hekken van de manege in het zicht. Ray bleef even staan kijken. Het was een prachtig gezicht, de manege die zo in het dal met glinsterende velden lag. Flo ging naast hem zitten. Hij wist niet of zij het zelfde zag als hem. Misschien konden honden niet eens zo ver kijken. Toch vond Ray het idee dat ze samen van het uitzicht genoten erg aangenaam. Dus daar stonden ze, als hond en baas, van het uitzicht te genieten. Na een tijdje kreeg Flo er genoeg van en begon wat rond te snuffelen.
”Weetje wat Flo? Ik denk dat we vandaag een dagje paarden kijken op de planning hebben staan.” Flo kwispelde al had ze geen idee van wat de woorden betekenden. Je hoefde alleen maar iets op een blije of enthousiaste toon te zeggen en ze kwispelde mee. Zo leek het soms net alsof ze iedereen prima begreep. Ray begon aan de kleine afdaling en stapte stevig door. Flo daar in tegen moest eerst ieder grasprietje besnuffelen en liep al zigzaggend van het heuveltje af. Ray bleef weer wachtten en keek met een glimlachje toe en verdwaalde in zijn gedachten.
Niet lang daarna werd schrok hij uit zijn gedachten door luid paarden gehinnik. Als één man keken hij en Flo meteen naar de manege. Flo kwam aangehobbeld en liep voor Ray uit de manege binnen. De meeste paarden waren nog in een soort slaaptrance en keken de rode Border Collie versuft aan vanuit hun box. Toevallig liepen ze langs de boxrij driehonderd. Al snel trof Ray de box aan waar hij de avond daarvoor Nor in had gezien. Tot zijn verbazing was de stal leeg. Zou Emma er nu al zijn? Of had iemand van de manege het paard weggehaald? Het zat hem nog steeds niet helemaal lekker dat er gisteren niemand van de manege het meisje was komen helpen. Het was toch hun manege? Als je een box aan iemand verhuurd, die daar trouwens veel te veel voor betaalt, dan mag je op z’n minst toch wel een welkom verwachten?
Ineens begon Flo, nog erger als daarvoor, de grond af te snuffelen. Ze had duidelijk een spoor gevonden en aan haar staart te zien beviel het haar wel. Wat zou het dit keer zijn? Wéér een konijn?
”Wat is daar dan?” zei Ray met overdreven enthousiasme om haar gek te maken. Honden kan je zo gemakkelijk gek maken en ze vinden het nog leuk ook. De staart ging alsmaar sneller kwispelen en al snel nam ze de benen. Ray floot haar niet terug in plaats daarvan zette hij de achtervolging in.
Het duurde niet lang of Ray merkte het drietal op. Vooral het felle roze haar zorgde ervoor dat je Emma met geen mogelijkheid over het hoofd kon zien. Ray staakte zijn sprintje en liep met een rustig tempo verder. Om nou als een dolle hond op iemand af te rennen was nou ook weer zo’n raar entree. Flo daar in tegen trok zich er niks van aan om de stempel ‘dolle hond’ te krijgen en racete op de herdershond af. Jup, de naam ‘dolle hond’ had ze dubbel en dwars verdient. Iets later dan zijn hond kwam Ray bij Emma aan.
”Goeiemorgen, jij bent er ook vroeg bij.” Hij gaf Fin een aai over zijn kop en liet de honden daarna verder met rust. Toen richtte hij zich weer tot het roze harige meisje en keek haar nieuwsgierig aan.
[haha, alsof ik weer zo lekker op tijd ben. Vind 't ergens ook wel wat hebben, niet zo'n hoge tijddruk
Tis wel een klein beetje een uit de kluwen gegroeide post geworden (a) ]