Zelfs nu, zelfs in de zomer, wanneer het beneden heet genoeg was om te gaan zwemmen, was het hier ijzig koud. Roya trok haar dikke crèmewitte jas strakker om zich heen en rilde toen een ijzige windvlaag erdoorheen probeerde te komen. Ze ademde langzaam uit waarop haar adem condenseerde voor haar neus.
Ze liep over een smal bergpad en was voorzichtig; ze wilde niet uitglijden; zoiets overleefde je hier vermoedelijk niet. Ze verwenste het feit dat ze geen muts op had gezet. Then again.. Had ze niet.. Vlug trok ze haar rugzak van haar schouder. Ze zette hem op de grond en knielde ernaast. Snel ritste ze hem open. Gehaast begon ze te zoeken. Na een paar seconden vond ze waar ze naar zocht; een paar zwarte oorwarmers. Opgelucht zette ze ze op. Vroren haar oren er in elk geval niet af.
Ze ritste de rugzak weer dicht en hing hem weer over haar schouder.
Het was inmiddels licht gaan sneeuwen, maar haar jas was daar ruimschoots tegen bestand.
Waarom was ze eigenlijk aan deze wandeling begonnen? Het was gekkenwerk; ze had nu ook aan het meer kunnen liggen, really. Het antwoord wist ze wel; ze was inmiddels al op aardig wat plekken geweest, maar de bergen had ze nog niet bezocht en ze hield nou eenmaal van vernieuwing.
Vaag bedacht ze zich dat dit waarschijnlijk haar gevaarlijkste uitstapje tot nu toe was, gewoon omdat er zoveel mis kon gaan. Maar als ze op de paden bleef kon er toch niet veel misgaan?
Ze liep onder een soort natuurlijk boog door, zoals men die ook wel in canyons aantrof. Ze kon niet ontkennen dat het hier prachtig was; de besneeuwde bergtoppen, de vallende vlokken, het zonlicht dat alles deed glinsteren... Het was zonder meer een lust voor het oog.
Ze keek rond en zag op een ander pad iemand lopen. Een jongen, als ze zich niet vergiste. Nieuwsgierig begon ze zijn kant op te lopen, zich afvragend wat zijn reden kon zijn om hier op een dag als deze te lopen.
"Hai," groette ze, toen ze bij hem was. "Wat brengt jou hier, hoog in de bergen?" vroeg ze opgewekt.
Ze liep over een smal bergpad en was voorzichtig; ze wilde niet uitglijden; zoiets overleefde je hier vermoedelijk niet. Ze verwenste het feit dat ze geen muts op had gezet. Then again.. Had ze niet.. Vlug trok ze haar rugzak van haar schouder. Ze zette hem op de grond en knielde ernaast. Snel ritste ze hem open. Gehaast begon ze te zoeken. Na een paar seconden vond ze waar ze naar zocht; een paar zwarte oorwarmers. Opgelucht zette ze ze op. Vroren haar oren er in elk geval niet af.
Ze ritste de rugzak weer dicht en hing hem weer over haar schouder.
Het was inmiddels licht gaan sneeuwen, maar haar jas was daar ruimschoots tegen bestand.
Waarom was ze eigenlijk aan deze wandeling begonnen? Het was gekkenwerk; ze had nu ook aan het meer kunnen liggen, really. Het antwoord wist ze wel; ze was inmiddels al op aardig wat plekken geweest, maar de bergen had ze nog niet bezocht en ze hield nou eenmaal van vernieuwing.
Vaag bedacht ze zich dat dit waarschijnlijk haar gevaarlijkste uitstapje tot nu toe was, gewoon omdat er zoveel mis kon gaan. Maar als ze op de paden bleef kon er toch niet veel misgaan?
Ze liep onder een soort natuurlijk boog door, zoals men die ook wel in canyons aantrof. Ze kon niet ontkennen dat het hier prachtig was; de besneeuwde bergtoppen, de vallende vlokken, het zonlicht dat alles deed glinsteren... Het was zonder meer een lust voor het oog.
Ze keek rond en zag op een ander pad iemand lopen. Een jongen, als ze zich niet vergiste. Nieuwsgierig begon ze zijn kant op te lopen, zich afvragend wat zijn reden kon zijn om hier op een dag als deze te lopen.
"Hai," groette ze, toen ze bij hem was. "Wat brengt jou hier, hoog in de bergen?" vroeg ze opgewekt.