Carolus was geen fan van het openbaar vervoer, maar er werd aan zijn auto gewerkt en daarom had hij veel keuze. Hij had een lange dag gehad op werk en het begon al een beetje te schemeren, maar in theorie zou hij de weg naar huis in het midden van de nacht zelfs nog af kunnen leggen.
Het was een frisse avond en hij ritste zijn jas dicht om zijn lichaamswarmte te kunnen bewaren. Met een hand moest hij zijn tas met boeken dragen en die voelde al snel koud aan, maar vanaf de bushalte waar hij afgestapt was was het niet zo ver lopen voordat hij thuis was. Flink doorlopen was helemaal geen slecht idee om zijn voeten ook een beetje warm te houden.
In de eerste instantie had hij het nauwelijks door dat de politiewagen de straat in reed. Hij had in gedachten verzonken over de stoep gelopen, zijn ogen een paar meter voor hem op de tegels gericht. Pas toen hij zich langzaam bewust werd van het voertuig dat langzaam naast hem was komen rijden tilde hij zijn hoofd op en keek opzij.
De agent had zijn raam omlaag gedaan en leunde iets naar voren om hem beter te kunnen zien. 'Waar gaan we heen, beste man?'
Carolus wist een glimlach te forceren. De ander was een blanke man in zijn veertig, kort, donker haar en borstelige wenkbrauwen. Zijn partner in de passagiersstoel was nauwelijks te zien in de schaduwen. 'Naar huis, officier.' Hij wist niet zo goed of hij moest blijven lopen of moest stoppen om deze conversatie wat minder ongemakkelijk te maken.
'Ah.' Een korte pauze. 'Je ziet er niet bepaald uit alsof je hier in de buurt woont.'
Carolus' ingewanden werden koud, en hij begon langzamer te lopen. De wagen stond nu bijna stil. 'Ik woon een paar straten verderop, officier.'
De agent reageerde niet en keek achterdochtig naar de boekentas in Carolus' hand. 'Wat zit daar in?'
'Schoolboeken.' Hij kwam nu tot een volledige halt en probeerde kalm te blijven. Als hij zich rustig hield en gewoon mee werkte kon hij zo weer door lopen.
Daar vergiste hij zich jammer genoeg deerlijk in. De agent stapte uit, gevolgd door zijn partner. Hij was korter dan Carolus had verwacht maar hij zette toch automatisch een pasje terug. 'Werkelijk, heren, ik heb niets te verbergen -'
'Hier die tas. En geen rare trucjes.'
Nu begon Carolus te aarzelen. Was dat niet illegaal? 'Heeft u daar geen papieren voor nodig?' vroeg hij voorzichtig. Zijn geheugen werkte nu op topsnelheid in een poging om te zich iets te herinneren over wat hij zich over dit soort situaties had gelezen. Hij kon zichzelf ondertussen wel slaan - natuurlijk had hij een evengrote kans gehad om in een situatie zoals deze terecht te komen. Dat hij geen crimineel was maar een geschiedenisdocent op een middelbare school deed er niets meer toe als hij tegenover een racistische politieman stond die zichzelf ervan had overtuigd had dat er drugs in zijn tas zaten in plaats van lesboeken.
'Geef me de tas.'
De agent stapte nu met grote passen over de strook gras die de weg van de stoep scheidde, maar ondanks de lichte paniek in zijn onderbuik was Carolus' zelfrespect net iets groter. Hij had niets te vrezen maar dit waren zijn persoonlijke bezittingen. Wie dacht deze man wel niet dat hij was dat hij het recht hier toe had?
'Ik verberg niets. Ik weet niet waarom u zou denken -'
'Als je niets te verbergen hebt zal je er ook geen problemen mee hebben me te laten zien wat er dan wel in zit.'
Dat was de druppel. Kwaad stapte hij naar voren en reikte tegelijkertijd in zijn tas - hij zou deze twee volslagen idioten laten zien dat hij onschuldig was. 'Hier! Zie?! Het zijn enkel -'
Hij bevroor. Hij had zijn hoofd opgeheven en keek recht in de loop van een pistool.
De jongere agent die tot nu toe nog geen woord had gezegd had zijn wapen gegrepen. Waarschijnlijk was hij zelf in paniek geraakt toen Carolus in zijn tas had gegrepen en had gedacht dat hij zelf een pistool of mes had willen pakken.
Het was een frisse avond en hij ritste zijn jas dicht om zijn lichaamswarmte te kunnen bewaren. Met een hand moest hij zijn tas met boeken dragen en die voelde al snel koud aan, maar vanaf de bushalte waar hij afgestapt was was het niet zo ver lopen voordat hij thuis was. Flink doorlopen was helemaal geen slecht idee om zijn voeten ook een beetje warm te houden.
In de eerste instantie had hij het nauwelijks door dat de politiewagen de straat in reed. Hij had in gedachten verzonken over de stoep gelopen, zijn ogen een paar meter voor hem op de tegels gericht. Pas toen hij zich langzaam bewust werd van het voertuig dat langzaam naast hem was komen rijden tilde hij zijn hoofd op en keek opzij.
De agent had zijn raam omlaag gedaan en leunde iets naar voren om hem beter te kunnen zien. 'Waar gaan we heen, beste man?'
Carolus wist een glimlach te forceren. De ander was een blanke man in zijn veertig, kort, donker haar en borstelige wenkbrauwen. Zijn partner in de passagiersstoel was nauwelijks te zien in de schaduwen. 'Naar huis, officier.' Hij wist niet zo goed of hij moest blijven lopen of moest stoppen om deze conversatie wat minder ongemakkelijk te maken.
'Ah.' Een korte pauze. 'Je ziet er niet bepaald uit alsof je hier in de buurt woont.'
Carolus' ingewanden werden koud, en hij begon langzamer te lopen. De wagen stond nu bijna stil. 'Ik woon een paar straten verderop, officier.'
De agent reageerde niet en keek achterdochtig naar de boekentas in Carolus' hand. 'Wat zit daar in?'
'Schoolboeken.' Hij kwam nu tot een volledige halt en probeerde kalm te blijven. Als hij zich rustig hield en gewoon mee werkte kon hij zo weer door lopen.
Daar vergiste hij zich jammer genoeg deerlijk in. De agent stapte uit, gevolgd door zijn partner. Hij was korter dan Carolus had verwacht maar hij zette toch automatisch een pasje terug. 'Werkelijk, heren, ik heb niets te verbergen -'
'Hier die tas. En geen rare trucjes.'
Nu begon Carolus te aarzelen. Was dat niet illegaal? 'Heeft u daar geen papieren voor nodig?' vroeg hij voorzichtig. Zijn geheugen werkte nu op topsnelheid in een poging om te zich iets te herinneren over wat hij zich over dit soort situaties had gelezen. Hij kon zichzelf ondertussen wel slaan - natuurlijk had hij een evengrote kans gehad om in een situatie zoals deze terecht te komen. Dat hij geen crimineel was maar een geschiedenisdocent op een middelbare school deed er niets meer toe als hij tegenover een racistische politieman stond die zichzelf ervan had overtuigd had dat er drugs in zijn tas zaten in plaats van lesboeken.
'Geef me de tas.'
De agent stapte nu met grote passen over de strook gras die de weg van de stoep scheidde, maar ondanks de lichte paniek in zijn onderbuik was Carolus' zelfrespect net iets groter. Hij had niets te vrezen maar dit waren zijn persoonlijke bezittingen. Wie dacht deze man wel niet dat hij was dat hij het recht hier toe had?
'Ik verberg niets. Ik weet niet waarom u zou denken -'
'Als je niets te verbergen hebt zal je er ook geen problemen mee hebben me te laten zien wat er dan wel in zit.'
Dat was de druppel. Kwaad stapte hij naar voren en reikte tegelijkertijd in zijn tas - hij zou deze twee volslagen idioten laten zien dat hij onschuldig was. 'Hier! Zie?! Het zijn enkel -'
Hij bevroor. Hij had zijn hoofd opgeheven en keek recht in de loop van een pistool.
De jongere agent die tot nu toe nog geen woord had gezegd had zijn wapen gegrepen. Waarschijnlijk was hij zelf in paniek geraakt toen Carolus in zijn tas had gegrepen en had gedacht dat hij zelf een pistool of mes had willen pakken.