Dit wordt bepaald geen vrolijk topic, maar ik wil het verlies van Iseco wel uitwerken, dus vandaar. Voel je vrij te reageren, wie dan ook, maar als je zoiets hebt van 'eh niet mijn ding' snap ik dat helemaal.
In zijn lange, zwarte jas was Iseco niet precies wat je zou verwachten van iemand die gewoon een garage runde. Zijn nette schoenen hielpen ook niet mee. Maar dit was ook niet zomaar een gewone wandeling.
Het was rustig in het park vandaag, omdat het een koele dag was, met dichte bewolking en zo nu en dan motregen. Er stond een stevige, kille wind, die meer aan de herfst deed denken dan aan de lente en de man had zijn kraag wat hoger opgetrokken.
Het weer deed er niet toe. Hij begon te lopen, handen in zijn zakken. Alles ging werktuiglijk, weer terug op de automatische piloot. Iets anders was te pijnlijk.
Hij leek in de afgelopen weken jaren ouder te zijn geworden. De groeven in zijn gezicht waren dieper geworden, hij was aanzienlijk afgevallen en hij had diepe wallen onder zijn ogen. Zijn haar zat rommelig en de stoppels op zijn kin en kaaklijn verrieden dat hij minder goed voor zijn uiterlijk zorgde dan voorheen.
Verderop liet iemand een hond uit, maar zoals de meeste dingen kwam het eigelijk maar deels bij de man binnen. Zijn ogen stonden dof en afwezig.
Bij een kleine vijver ging hij op een bankje zitten. Zijn blik bleef hangen op twee bruine eenden die vredig ronddobberden, zo nu en dan met hun kop onder water verdwijnend.
Hij steunde met zijn ellebogen op zijn knieën en stond zichzelf toe even zijn gezicht in zijn handen te verbergen. Hij haalde enkele malen diep adem door zijn neus en klemde zijn kaken op elkaar. Hij liet zijn handen weer zakken en balde ze onbewust tot vuisten, waarbij de nagels zich in zijn handpalmen boorden.
Abrupt stond hij weer op, nu met een gevoel van rusteloosheid, en hij begon weer te lopen, richting het deel van het park waar het precies gebeurd was.
Bijna kon hij de sirenes weer horen, de menigte, de muziek. Het waren drie dingen die hij de afgelopen weken actief had vermeden.
Iseco was verdwaald. Niet fysiek, hij kon de weg naar de garage blind terugvinden. Mentaal. Hij wist niet hoe hij ooit nog weer in een state of mind zou moeten komen waarin alles gewoon goed voelde. Het idee dat tijd dit op zou lossen was ondenkbaar.
Een heel eind verderop waren ze opnieuw een podium op aan het bouwen. Blijkbaar stond er weer een evenement aan te komen. Het leven om Iseco heen ging gewoon door, al leek zijn eigen wereld stil te staan.
Hij stopte en keek naar de werkzaamheden. Alsof het nooit gebeurd was.
In zijn lange, zwarte jas was Iseco niet precies wat je zou verwachten van iemand die gewoon een garage runde. Zijn nette schoenen hielpen ook niet mee. Maar dit was ook niet zomaar een gewone wandeling.
Het was rustig in het park vandaag, omdat het een koele dag was, met dichte bewolking en zo nu en dan motregen. Er stond een stevige, kille wind, die meer aan de herfst deed denken dan aan de lente en de man had zijn kraag wat hoger opgetrokken.
Het weer deed er niet toe. Hij begon te lopen, handen in zijn zakken. Alles ging werktuiglijk, weer terug op de automatische piloot. Iets anders was te pijnlijk.
Hij leek in de afgelopen weken jaren ouder te zijn geworden. De groeven in zijn gezicht waren dieper geworden, hij was aanzienlijk afgevallen en hij had diepe wallen onder zijn ogen. Zijn haar zat rommelig en de stoppels op zijn kin en kaaklijn verrieden dat hij minder goed voor zijn uiterlijk zorgde dan voorheen.
Verderop liet iemand een hond uit, maar zoals de meeste dingen kwam het eigelijk maar deels bij de man binnen. Zijn ogen stonden dof en afwezig.
Bij een kleine vijver ging hij op een bankje zitten. Zijn blik bleef hangen op twee bruine eenden die vredig ronddobberden, zo nu en dan met hun kop onder water verdwijnend.
Hij steunde met zijn ellebogen op zijn knieën en stond zichzelf toe even zijn gezicht in zijn handen te verbergen. Hij haalde enkele malen diep adem door zijn neus en klemde zijn kaken op elkaar. Hij liet zijn handen weer zakken en balde ze onbewust tot vuisten, waarbij de nagels zich in zijn handpalmen boorden.
Abrupt stond hij weer op, nu met een gevoel van rusteloosheid, en hij begon weer te lopen, richting het deel van het park waar het precies gebeurd was.
Bijna kon hij de sirenes weer horen, de menigte, de muziek. Het waren drie dingen die hij de afgelopen weken actief had vermeden.
Iseco was verdwaald. Niet fysiek, hij kon de weg naar de garage blind terugvinden. Mentaal. Hij wist niet hoe hij ooit nog weer in een state of mind zou moeten komen waarin alles gewoon goed voelde. Het idee dat tijd dit op zou lossen was ondenkbaar.
Een heel eind verderop waren ze opnieuw een podium op aan het bouwen. Blijkbaar stond er weer een evenement aan te komen. Het leven om Iseco heen ging gewoon door, al leek zijn eigen wereld stil te staan.
Hij stopte en keek naar de werkzaamheden. Alsof het nooit gebeurd was.