De getinte jongen bewoog zich langzaam voort over de stoep. Met elke stap die hij maakte leek het wel alsof hij zich moest losrukken van de stoep omdat hij was vastgeplakt met secondenlijm. Met zijn tanden beet hij zachtjes op zijn lip, om zichzelf op deze manier kalm te houden, hoewel dit natuurlijk geen effect had. Zijn vingers frommelde aan het briefje wat hij al een ellendig lange tijd in zijn zak had gehouden. Wat er in het briefje stond, kon hij inmiddels wel dromen.
Pasqual Scodelario, de Spaanse jongen, was op weg naar Avan, zijn makker, die hij al jaren kende. Avan had op dezelfde ranch gezeten als Pasqual destijds, maar beiden waren ze toevallig verhuist naar HorseHome en nu werkte Avan ook op Pasquals ranch. Niet dat Avan voorheen op de ranch van Pasquals vader had gewerkt. Maar nu werkte Avan dan wel op Pasquals ranch en god, wat was Pasqual blij met zijn steun.
Iets blijer dan zou moeten, overduidelijk. Het was niet zomaar dat Pasqual nu naar Avan toe ging. De laatste tijd waren er dingen voorgevallen en Pasquals relatie met Aya had hij aan de kant gezet omdat hij niet helemaal meer wist wat hij nou precies wou in het leven. Elke keer als hij afsprak met Avan, leek het perfect te zijn, leek alles in orde te zijn en voelde hij zich geweldig, compleet. Maar zodra Avan weer uit zicht was… Het was een gevoel die Pasqual nog nooit eerder was overkomen. Zo helder, zo duidelijk. Dacht hij. Oh god. Hij had het hele weekend Avan ontlopen omdat hij niet wist wat hij met zichzelf aanmoest.
Voor het weekend had hij met Aya afgesproken, verteld dat ze niet verder konden gaan, dat het niet eerlijk tegenover haar zou zijn omdat… Pasqual niet zeker wist of hij wel echt gevoelens voor haar had. Er was iemand voorbij gekomen en hij wist niet hoe of wat, maar hij wist dat het niet goed zou zijn als hij bij haar zou blijven. Niet dat hij iets met die ander had gedaan.
Als ook maar iemand te weten zou komen wat Pasqual dacht en wat Pasqual nu ging doen, was zijn hele reputatie naar de knoppen. Niet alleen zijn reputatie, ook zijn toekomst. Zijn relatie met mensen. Oh mijn hemel, wat zouden zijn ouders er wel niet van denken?
Hij kon niet meer terug. Zijn hand lag al op de bel, had hem al lichtjes ingedrukt. Voetstappen klonken van achter de deur en met een kleine piep ging deze vervolgens open. Avan deed open, een verwarde glimlach lag op zijn gezicht, zijn haren warrig op zijn hoofd, haast alsof hij net uit bed kwam.
“Hi, Pasqual! Wat… doe jij hier nou?” Avan leek oprecht verbaasd dat Pasqual hier was. Begrijpelijk.
“Ik, ehm… Kan ik binnenkomen?” Avan keek zijn vriend even peinzend aan en knikte toen, haast alsof hij begreep dat Pasqual over iets serieus wou praten. Pasqual volgde Avan vervolgens mee naar binnen en plofte op de stoel neer die hem gewezen werd.
“Moest ik vandaag helpen?” vroeg Avan, maar Pasqual schudde zijn hoofd. “Is er iets anders aan de hand? Is alles nog oké tussen jou en Aya?” Een rare lach verliet Pasqual zijn mond en hij schudde zijn hoofd, terwijl zijn mondhoeken naar beneden trokken.
“Daarvoor ben ik hier,” zei hij zacht, terwijl hij Avan dwingend aankeek. Avan slikte en probeerde dapper te glimlachen.
“Kan ik ergens mee helpen?” vroeg hij. Hij stak zijn hand uit en legde deze op Pasquals schouder. Pasqual schudde zijn hoofd. “Nee.” Zijn stem klonk zacht, haast onhoorbaar, een onmerkbaar gefluister. Het tweetal zweeg even, beiden niet zeker van wat ze moesten zeggen. Avan zei niets, was afwachtend dieper in de stoel gaan zitten en keek naar Pasqual, die met gebogen hoofd naar de vloer tuurde.
Na enige tijd begon Pasqual te praten.
“Ik weet niet hoe ik dit moet zeggen,” begon hij, “dus ik begin maar bij het begin… Het is uit met Aya.”
“Oh mijn hemel, Pasqual, wat erg!” De geschockte stem van Avan deed Pasqual even opkijken. “Gaat het met je?” Pasqual stak zijn hand op.
“Laat het me uitleggen, alsjeblieft.” Zijn stem klonk vol pijn, pijn die hij Aya had aangedaan met deze actie. Oh hij zou het zichzelf nooit vergeven. “Ik… er is iemand anders.” De afkeuring in Avans gezicht was absoluut geplaatst. “Niet op die manier, Avan… Nee… Het ligt anders. Van andere… aard.” Een frons kwam op Avans gezicht terwijl hij deze woordkeuze probeerde te achterhalen.
“Bedoel je… van andere geaardheid?” De vraag bleef ongemakkelijk tussen hun in hangen. Pasqual keek toen op maar had niet verwacht dat Avans gezicht zo dichtbij zou zijn. Avans ademhaling streek over Pasquals wang en hij sloot zijn ogen. Plots voelde hij hoe Avan zijn hand op zijn wang had gelegd.
“Avan?” Zijn stem klonk hees, onzeker, hoopvol.
“Hm hm…”
“Je… ik begrijp het niet,” zei Pasqual, zijn stem onvast en onzeker. Hij wist niet wat Avan bedoelde, wist niet waarom zijn hand op zijn wang lag.
“Je bent niet de enige die het heeft gemerkt,” begon Avan, haast alsof hij ook iets op te biechten had. “De afgelopen tijd… ik wou alleen nog maar bij jou zijn. Die aanrakingen die per ongeluk waren, voelde jij de prikkelingen niet?” Pasqual was niet meer in staat om zijn ogen van Avan af te houden, diens gezicht die met de seconde dichterbij leek te komen en zoveel elektrische schokjes afgaf dat Pasqual moeite moest doen om helder te blijven denken. Niet dat dat ook nog maar lukte, of wat dan ook.
“Ja-“ zijn stem brak. Werd afgebroken door Avans lippen, als een verzegeling van iets wat zij allebei wisten: Ze waren voor elkaar gemaakt.