Regen kwam met bakken uit de lucht. De donder rolde driegend, dichtbij en de straten stonden blank. De meesten bleven binnen. Niet iedereen. Vanochtend had Riot de foto weer gevonden, van Tia, zijn nichtje. Hij had daar gestaan, brok in zijn keel. Hij wilde naar haar graf toe en het kon niet wachten. Hij had een briefje met uitleg neergelegd voor Solance zodat ze zich niet ongerust zou maken. Hij bleef het apart vinden dat ze zoveel voor hem voelde. Voor hém.
Hij sloot de deur achter zich en wind en regen sloegen in zijn gezicht. Hij ging op weg, zijn hoofd laag. Niet trots opgeheven, zoals anders. Nee, niet vandaag. Hij schoof zijn handen in zijn broekzakken. Al snel waren zijn schoenen en sokken doorweekt en de rest van zijn kleding volgde niet veel later. De ijzige wind sneed kil door zijn kleding heen.
Het boeide hem niet. Het voelde alsof hij deed wat goed was.
Hij bereikte de stad sneller dan verwacht; hij moest door een klein stuk heen om bij de begraafplaats te komen.
Ondertussen spookten herinneringen door zijn hoofd. Het kleine meisje. Niet ouder geworden dan zeven. Zeven. Riot beet op zijn onderlip. Hij miste haar nog vaak genoeg.
Hij sloeg af, een verlaten winkelstraat door. Hij rilde, volledig doorweekt. Bliksem splitste de lucht een moment lang, direct gevolgd door een knetterende donderslag. Riot reageerde er niet op. De natuur kon doen wat ze wilde; hem boeide het niet.
Haar levensloze lichaampje.. in zijn armen. Hij klemde zijn kaken op elkaar.
Amper oplettend stak hij een kruispunt over. De wind gierde tussen de huizen door. Er was toch geen verkeer nu; alles lag plat. Het was zijn probleem niet.
Hij liet de stad achter zich en zag het kerkje al staan. Hij herinnerde zich de begravenis nog goed. Hoe hij eruit was gezet.. 's nachts terug gekomen was.
Met lood in zijn schoenen liep hij door de modder naar het grafzerkje. Haar naam was moeilijk te ontwaren door de waas van regen. Riot zakte op zijn knieën in de modder. Zijn handen trilden.
"Tia.." mompelde hij. Haar verlies was er een die hij nooit echt verwerkt had. Hij voelde zich schuldig.
Hij dacht weer terug aan haar begravenis; de reden dat ze hem eruit hadden gezet was omdat ze dachten dat hij dronken was geweest; van puur verdriet was hij namelijk over zijn nek gegaan. Hij was 's nachts terug gekomen, had op precies dezelfde plek gezeten als nu en was er van pure uitputting in slaap gevallen. Een priester had hem gevonden, had het begrepen, maar Riot had het niets kunnen schelen; Tia had onder de grond gelegen en zou nooit meer terug komen.
Nooit meer.
Riot's ogen waren vochtig en hij herinnerde zich de brede lach van het mollige meisje weer. Hij legde zijn gezicht in zijn handen en liet zijn tranen de vrije loop. Zijn gezicht was vertrokken van verdriet dat hij zelden wist te uiten. Warme tranenvermengden zich met het ijzige regenwater op zijn handen. Hij snikte, zijn schouders schokten.
Na een poosje hief hij zijn hoofd op. Roodomrande ogen keken naar de grafsteen. Ze was het slachtoffer geweest van een moord bruter dan alles wat Riot bij elkaar ooit uit had gevreten; zelfs hij kon er met zijn verstand niet bij hoe iemand dit had kunnen doen.
Hij had wraak genomen, zeker, maar bracht het haar terug? Nee. Niets wat hij dat monster aan had kunnen doen had hem Tia teruggegeven, het meisje waar hij zo vaak mee gespeeld had. Opnieuw snikte hij. Tranen liepen onophoudelijk over zijn gelaat en de pijn was net zo erg als toen.
Hij leunde naar voren en raakte de grafsteen aan. Het voelde ruw aan zijn vingertoppen. Hij hoestte en sloot zijn ogen.
"Het spijt me zo," fluisterde hij, al werden zijn woorden onverbiddelijk verscheurd door de gierende wind. Zo voelde hij zich ook, verscheurd. En hij had spijt dat hij alleen gekomen was. Het gebeurde niet vaak, maar hij verlangde sterk naar gezelschap. Solance, om specifieker te zijn. Wat had hij nu graag haar armen om hem heen, haar stem in zijn oren, haar geur in zijn neus. Hij voelde zich.. alleen, kwetsbaar, verloren. Hij keek naar de grauwe lucht boven hem. Regen droop over zijn betraande gezicht. Bliksem schoot weer door de lucht en onweer vulde zijn oren.
Net toen hij wilde opstaan voelde hij iets hards in zijn rug en hij verstarde. Wat.. Hij was te emotioneel om goed te kunnen reageren en had tijd nodig om te begrijpen wat er gebeurde.
"Wat leuk jou eens tegen te komen," klonk een zachte stem bij zijn oor. Het was Solance niet, zeker weten. Riot voelde zich enerzijds kwaad en anderzijds te verslagen om nog fel te reageren. Hij keek om. De gewapende belager was een man waar hij een week of wat mee in aanraking was gekomen; gedoe met Iseco, maar lang verhaal kort; Riot en de man waren slaags geraakt en hij wilde wraak.
Hij keek Riot aan en snoof.
"Wie had dat gedacht, onze stoere jongen geeft om mensen," sneerde hij, al leek hij verrast Rio zo te zien.
"Bek houden," snauwde de jongen. De man zuchtte.
"Ik zou je alle tijd van de wereld hebben gegund om te rouwen jochie, maar wij hebben iets uit te praten. En nou opstaan."
Het wapen werd hard in zijn rug gepord en Riot besefte zich hoe groot de kans was dat hij hier niet levend weg zou komen. Langzaam stond hij op. Een bizar moment lang bedacht hij zich dat hij en Tia dan herenigd zouden zijn, maar toen dacht hij aan Solance en hij keek de man fel aan; zijn vechtlust was terug, samen met genoeg woede om de man aan te zijn gevlogen, als hem dat zijn leven niet had gekost.