Bylur kwam met zijn eigenaar terecht in een wei, die totaal vreemd voor hem was. Hij zetten langzaam, stap voor stap door de wei en bij elk geluid keek hij in de richting vanwaar het kwam. Hij was net verhuist en zijn eigenaar was met hem mee gegaan. Maar hij was oud en kon niet veel meer met hem doen. Bylur zag hem elke dag tot een paar weken geleden, toen kwam zijn zoon hem voederen en voor de rest kreeg hij soms een aai van hem. Hij keek hoe de zoon de weiden binnen stapte en hem eten en vers drinken gaf. Bylur was zijn nieuwe thuis nog niet gewoon, maar toch aan eten kon hij niet weigeren. Hij ging naar hem toe en kreeg een aai over zijn hoofd en de zoon vertrok terug uit de nieuwe weide. Hij ging wat eten en drinken. Daarna bekeek hij de omgeving even. Hij zag dat de weide heel groot. Veel groen en op het einde van de weiden was er een maïsveld, naast hem stonden koeien, daar had hij het niet echt op. Met zijn donker bruine ogen bekeek hij het huis dat aan de andere kant van de weide stond. het leek wel een villa, met zijn paarden ogen toch. De vliegen vond hij nu al niet leuk meer. Ze hingen rond zijn hoofd en hij schudden die even weg. Zijn zwarte staart klonk als een zweepslag als hij die heen en weer deed. Hij deed zijn hoofd naar de grond en nam wat gras met zijn lippen vast. Even erna deed hij zijn hoofd omhoog en keek naar het huis, zijn oren stonden naar voor gericht. In de late namiddag was het er zo warm dat hij meer aan het drinken was dan aan het eten. Zijn eigenaar kwam met een gieter naar buiten. Hij woonden dus blijkbaar in dat huis. Hij vulden de gieter en ging naar hem toe. Bylur was zo blij om hem te zien dat hij er in galop naar toe ging. Hij stopte net voor hem en hij kreeg wat meer aandacht. Hij was zo blij dat hij de hete zon die op zijn vacht aan het schijnen was vergat. Hij ging met hem mee naar de drinkbak. Daar goot hij zijn gieter leeg en zetten die neer om hem nog wat te aaien en te vertroetelen. Even daarna nam hij zijn gieter weer vast en ging naar het stuk hek waar de poort stond. Hij ging uit zijn wei en begon op hem te roepen. Toen hij binnen was bleef hij aan de kant staan waar het huis stond. Hij ging er heen en weer. De nacht viel en hij kroop in zijn nieuw stalletje om te gaan slapen. Hij sloot zijn donkere ogen en viel in slaap. De volgende morgen kwam de zoon weer naar hem met een zadel en alle andere spullen. Hij begon hem te poetsen en zadel hem daarna op nadat hij schoon was. De poort ging open en hij volgden gewoon met hem, hij had hem niet eens vast. Hij werd aan een hekje vast gemaakt aan het huis en er kwamen vreemden mensen op het erf. Die mensen bekeken hem nauwkeurig. De zoon maakten hem los en steeg op. Begon van alles te vertellen en wandelden ondertussen met hem in het rond. Hij wou tegen hem iets zeggen. "Ik ben geen kermispaard die constant rondjes moet lopen." Maar hij luisterden braaf. Toen steeg hij af en klikten zijn halstertouw vast aan zijn hoofdstel. Hij was nog altijd aan het praten tegen de mensen. Er steeg een vreemden op hem en hij moest weer rondjes lopen. Zo de hele tijd met bijna alle mensen die er waren. Hij zag de eigenaar vanuit zijn raam kijken en dat hij nee schudden met zijn hoofd. Hij probeerden het na te doen. Zijn hoofd ging heen en weer. De zoon moest er mee lachen tot hij zijn vader zag. Hij hoorden een vraag die hem niet echt aan fijn vond. "Iemand interesse in deze jonge hengst?" Daarna werd hij afgezadeld en in de wei los gelaten. Je zag dat hij treurden, in zijn ogen stonden precies tranen, hij sloeg niet meer met zijn staart voor de vervelende vliegen. Hij keek gewoon voor zich uit. Hij hoopten dat hij nog een goed leven kreeg.
-Brooke-
-Brooke-