Het zonlicht scheen in zijn bakkes en geërgerd gromde hij. Hij dook nog even iets verder onder de dekens en draaide zich om.
"BRIAAAAAAAAAAAAAAAAAAN!" werd er gegild. Hij sputterde, beet flink op zijn lip. Hij wou helemaal zijn bed niet uit. Begreep zijn moeder dat dan niet? "Je moet eruit, je hebt het beloofd." Hij zuchtte diep. Ja, wat kon hij anders? Hij moest zijn bed wel uit, anders zou zijn moeder flippen. Ze hadden gister weer eens ruzie gehad en uiteindelijk kwam het erop neer dat Brian zijn leven moest beteren, een sociale jongen moest worden en wat meer moest gaan doen in zijn leven. Maar hij wist niet hoe. Hij had maar ja geknikt, had beloofd zijn best te doen en dat soort dingen, maar ondertussen had hij geen idee hoe. Zijn moeder was uiteindelijk vermoeid geworden en had hem kort en kil naar zijn bed gestuurd, alsof hij een jongetje van negen was. Hij had gelukkig genoeg te doen op zijn kamer, maar frustrerend was het wel. Hij had geen keuzes meer, leek het. Zijn moeder bepaalde zo ongeveer zijn leven en hij werd er gek van. Van zijn moeder, van zichzelf, van alles. Kwaad smeet hij met zijn wekker, die uit elkaar spatte tegen de muur. Tja, het zal toch eens niet. Zijn moeder kwam kwaad naar boven gestapt, en binnen een noodvaart had Brian zijn spullen gepakt, had het raam opengeschoven en was het dak opgeklommen. Als een razende kleedde hij zich op het dak aan, deed zachtjes en raapte zijn nachtspullen bij elkaar. Via de waterpijp liet hij zichzelf naar beneden glijden, kwam met een zacht plofje neer en keek opgelucht op. Zijn kleding duwde hij in zijn geheime opbergplek waar meer kleding lag, en hij begon te rennen. Ha, wat handig om een vet goede conditie te hebben. Hij rende naar zijn fiets toe, was godschuwelijk blij dat hij gister vergeten was hem op slot te zetten en reed weg. Zijn moeder zou uiteindelijk toch wel weten dat hij er weer eens vandoor was gegaan.
In een onmogelijk snel tempo reed hij naar de duinen toe. Zijn inmiddels favoriete plek van de wereld. De rust van de golven die te pletter sloegen op de branding. Oké, hij hield niet van het gevoel van zand op natte voeten, maar oké. Dat had hij er ditmaal voorover. Hij trok zijn schoenen en sokken uit en ging in de branding staan. Het liefst was hij gaan schreeuwen van geluk. Zijn hart liep er vol van, hij ontspande zich totaal, deed zijn ogen dicht en voelde zich alleen op de wereld. Tot de aanwezigheid van iemand anders hem deed opkijken. Een meisje of vrouw, not sure, stond verderop en hij keek naar haar. Hij bleef naar haar kijken. Zijn blik gleed van onder tot boven over haar heen en toen hij zeker wist hoe ze eruit zag en dat hij haar niet kende, besloot hij dat hij haar wel eens zou kunnen begroeten. Maar de verlegenheid benam hem de kracht om te lopen en te spreken.
"BRIAAAAAAAAAAAAAAAAAAN!" werd er gegild. Hij sputterde, beet flink op zijn lip. Hij wou helemaal zijn bed niet uit. Begreep zijn moeder dat dan niet? "Je moet eruit, je hebt het beloofd." Hij zuchtte diep. Ja, wat kon hij anders? Hij moest zijn bed wel uit, anders zou zijn moeder flippen. Ze hadden gister weer eens ruzie gehad en uiteindelijk kwam het erop neer dat Brian zijn leven moest beteren, een sociale jongen moest worden en wat meer moest gaan doen in zijn leven. Maar hij wist niet hoe. Hij had maar ja geknikt, had beloofd zijn best te doen en dat soort dingen, maar ondertussen had hij geen idee hoe. Zijn moeder was uiteindelijk vermoeid geworden en had hem kort en kil naar zijn bed gestuurd, alsof hij een jongetje van negen was. Hij had gelukkig genoeg te doen op zijn kamer, maar frustrerend was het wel. Hij had geen keuzes meer, leek het. Zijn moeder bepaalde zo ongeveer zijn leven en hij werd er gek van. Van zijn moeder, van zichzelf, van alles. Kwaad smeet hij met zijn wekker, die uit elkaar spatte tegen de muur. Tja, het zal toch eens niet. Zijn moeder kwam kwaad naar boven gestapt, en binnen een noodvaart had Brian zijn spullen gepakt, had het raam opengeschoven en was het dak opgeklommen. Als een razende kleedde hij zich op het dak aan, deed zachtjes en raapte zijn nachtspullen bij elkaar. Via de waterpijp liet hij zichzelf naar beneden glijden, kwam met een zacht plofje neer en keek opgelucht op. Zijn kleding duwde hij in zijn geheime opbergplek waar meer kleding lag, en hij begon te rennen. Ha, wat handig om een vet goede conditie te hebben. Hij rende naar zijn fiets toe, was godschuwelijk blij dat hij gister vergeten was hem op slot te zetten en reed weg. Zijn moeder zou uiteindelijk toch wel weten dat hij er weer eens vandoor was gegaan.
In een onmogelijk snel tempo reed hij naar de duinen toe. Zijn inmiddels favoriete plek van de wereld. De rust van de golven die te pletter sloegen op de branding. Oké, hij hield niet van het gevoel van zand op natte voeten, maar oké. Dat had hij er ditmaal voorover. Hij trok zijn schoenen en sokken uit en ging in de branding staan. Het liefst was hij gaan schreeuwen van geluk. Zijn hart liep er vol van, hij ontspande zich totaal, deed zijn ogen dicht en voelde zich alleen op de wereld. Tot de aanwezigheid van iemand anders hem deed opkijken. Een meisje of vrouw, not sure, stond verderop en hij keek naar haar. Hij bleef naar haar kijken. Zijn blik gleed van onder tot boven over haar heen en toen hij zeker wist hoe ze eruit zag en dat hij haar niet kende, besloot hij dat hij haar wel eens zou kunnen begroeten. Maar de verlegenheid benam hem de kracht om te lopen en te spreken.