Hij had geen idee wat hem bezielde vandaag. Maar hij had geen zin om niets te doen. Het ellendige niets doen van de laatste tijd was hem de keel uit gaan hangen. Zijn stenenverzameling wisten zijn zenuwen ook niet te kalmeren en zijn moeder werd alleen maar gefrustreerd. Twee uur geleden was het dan eindelijk genoeg geweest. Kwaad was hij opgestaan, had naar zijn moeder gekeken en gezegd direct weg te gaan. Zijn moeder had gezien in wat voor een bui hij was en het enige wat ze hem had laten beloven was dat hij zou bellen als er iets gebeurde en hij haar nodig zou hebben. Met een kleine hoofdknik had hij het beloofd en toen had hij een sprintje de huiskamer uitgenomen. Met een klap had hij de voordeur dichtgegooid en in een behoorlijk hoog tempo was hij gaan rennen. Waarheen? Hij wist het niet. Hij wist het echt niet. Het enige wat hij wou, was ver van hier.
Zwijgend kwam de jongen het station oplopen, rende over het perron heen en bleef staan bij een bankje. Daar zonk hij neer, capuchon over zijn hoofd, blik naar beneden, om maar geen oogcontact met iemand te maken. Hij wou niet praten, hij wou niet zeuren, hij wou geen oogcontact en hij wou al helemaal niet lastiggevallen worden. Hij had wel eens ruzie met zijn moeder en de laatste tijd steeds vaker omdat ze vond dat hij nuttige dingen moest gaan doen, maar vandaag was het een combinatie. Hij was al gefrustreerd geweest over zichzelf en toen zijn moeder ook nog begon te zeuren was hij boos geworden. Vandaag op school hadden mensen ook al op hem zitten vitten. Hij was een stomme, slome jongen met domme hobby's en vreemde uitspraken. Hij was gewoon Brian, en dat moesten ze maar accepteren! Ja vast.. Brian accepteerde zichzelf niet eens. Hoe wouden de anderen het dan doen? Nu zat hij eenzaam op het station. Honderden mensen om hem heen, maar toch voelde hij zich eenzaam, een aliën onder de mensen. Alsof hij niet bestond, en toch weer wel. Het was iets dubbels. Hij begreep het niet. Hij wist niet wat hij ermee kon.
Het geluid van een aankomende trein, daar kon hij wel wat mee. Zijn hoofd kwam overeind, zijn blik volgde de trein die het station binnen kwam rollen en met een sprongetje hupte hij de trein in. Hij ging achter een tweetal jongens zitten en hoorde hun gesprek. Ze wouden de trein tot stilstand brengen. Ergens midden in een weiland. En dan.. ja... En dan? Brian moest toegeven, dat idee trok hem wel. Als hij midden in een weiland zou belanden, en niet zou weten waar hij zou zijn, zou hij geen last hebben van bekenden. In een vreemd weiland. Onbekenden... Dat was het enige. Onbekenden... Hij moest de proef op de som nemen, besloot hij. Dus hij tikte de jongens voor hem aan.
"Zouden jullie dat echt kunnen doen?" vroeg hij op een toon waar bewondering uit klonk. "Ja, echt wel!" antwoordde de een. De ander keek Brian een beetje vreemd en uit de hoogte aan.
"Hoezo wil je dat weten, knaap?" vroeg deze. Brian glimlachte.
"Jullie zullen het toch niet begrijpen, maar ik wil midden in een weiland stranden. Voor mijn avontuur. Voor mijn levensverhaal. Ik wil een geschiedenis schrijven. Ik wil avonturen vertellen. Ik wil leven." De jongen schudde zijn hoofd, maar de jongen die het Brian gevraagd had, glimlachte.
"Klinkt goed, mafkees. Leven en avontuur! Al heb ik liever veel bier en tieten." Een flauwe grijns kwam van Brians kant. Maar de jongens besloten het plan door te zetten en Brian de kans te geven van zijn leven. Althans, zo noemden de jongens het. De kans van Brians leven. Toen ze in het weiland reden, zat een van de jongens op de wc, de andere zat nog voor Brian. Plots stopte de trein, kwam met een ruk tot stilstand. Mensen schreeuwden, gilden, en vlogen naar voren. Alsof het afgesproken was, stonden de jongen en Brian op en liepen naar de jongen toe die op de wc zat.
"Hier ga je, Brian," zei de een, terwijl de ander de deur opende. "Dag, en veel plezier!" Brian stapte uit de trein, stak zijn hand op en liep de duisternis in. Hij hoorde geritsel en verstoord keek hij op. Was hier dan nog iemand? Nog een levend wezen? Ach, het zou wel een hert zijn!
Maar allesbehalve dat was waar. Met het schijnsel van de maan ontdekte hij een meisje, een meisje die uit de struiken was gevallen. Hij kon geen details zien, maar het enige wat hem opviel was dat ze donker haar had en ze leek een wond te hebben.
"Kom," zei hij met een zachte stem. "Dan verbind ik je wond." Hij haalde uit zijn broekzak een pleister. "Eh, meer dan dit heb ik niet," zei hij met een verontschuldigend glimlachje. "Maar iets is beter dan niets."