De wind gierde door zijn manen en staart. Zijn ogen waren gesloten. Zijn slechte been op rust. Zijn neusgaten stonden wijd open. Zijn oren tegen zijn schedel aan gedrukt. Als een schaduw stond hij daar. Enkel zijn borstkas ging op en neer door zijn ademhaling. Als je niet op hem zou letten zou je he niet eens zien staan. Hij was een met dit duistere gebied. Gibrendo voelde zich thuis in plaatsen zoals dit moeras. Zijn duistere gehalte bleef hoog. Al overwon het neutrale het op veel momenten. De wind bracht een geur met zich mee. Hij opende zijn ogen en snoof luid. De stilte om hem heen werd erdoor verstoort. Hij hees zijn gespierde hals in de hoogte en keek om zich heen. Hij wist goed genoeg dat slapen niet goed was, daarom deed hij het zelden. Meestal rustte hij lang genoeg uit zonder echt te slapen. Tuurlijk had hij zijn ogen dan gesloten maar hij was erg allert. Ondanks zijn slechtte zicht wist hij perfect waar de bomen stonden, waar wat stond. Hij zag maar echt goed met een oog. Aan het andere was hij zo goed als blind. De geur werd nogmaal tot bij hem gebracht. Deze keer hield hij zich stil. Hij bracht zijn gespierde lichaam in beweging. Als een schim verplaatste hij zich tussen de oude, half rotte, bomen. Zijn lichaam was besmeurd en vies. Veel paarden zouden het smerig vinden, hij niet. Zijn, zo goed als, zwarte ogen bekeken alles. Over zijn linkeroog lag een lichtte witte schim. In de verte zag hij een paard. Zodra zo hij zich van de duisternis moeten weg rukken. Zou ze hem zien. Hij hees zijn hoofd dominant in de hoofte en drukte zijn oren steviger tegen zijn schedel aan. Zijn staart hield hij als een echte trotse hengst omhoog. Hij stapte uit de duisternis. In zijn ogen was pure moordlust te lezen. Oh wat hield hij van die blik. Die kon je gewoon niet weg krijgen. Ookal leefde hij niet meer om te moorden, zijn blik bleef. Paarden konden dan misschien wel schrik van hem hebben maar dat deed hem niets. Hij was en bleef afstandelijk tegenover vreemden en had ze eigenlijk liever niet in zijn buurt. Zeker geen hengsten. Die daagde hij meestal uit, gewoon om te bewijzen dat hij sterker was en dus de baas was over hen. Ze ging het nu eenmaal in het leven. Gibrendo deed niet onder voor andere paarden. Hij zou vechten voor zijn rang.