Indigo liep rustig door de bomen. Ze had zich nog nooit zo fijn en op haar gemak gevoeld. Haar altijd wat bozige houding was totaal verdwenen door voor de zon, ze zag er zowaar vrolijk uit. En zo voelde ze zich ook. Maar toch wist ze dat zodra ze een vreemd paard tegen zouden komen dat ze dan weer net zo makkelijk om schakelde naar haar oude ik. Ze wist wel waar de vrolijkheid vandaan kwam. Dat kwam door het paard dat ze lief had, het paard dat nu naast haar liep: Gibrendo. Ze was ontzettend blij dat ze even weg was gegaan uit hh. Ze was gewoon even weg gegaan, had alle eenzaamheid achter zich gelaten in de hoop om ergens anders vriendschap te kunnen sluiten. En dat was gelukt. Ze keek opzij, naar Gibrendo en glimlachte. Ze vroeg zich af hoe ze het zo lang in eenzaamheid had kunnen volhouden. Ze kwamen bij een veldje, dat ze vaag herinnerde. Ze was er wel eens eerder geweest, heel af en toe, maar eigenlijk vond ze het er niks aan. Herten waren gewoon saaie beesten. De enige keer wanneer ze het leuk vond om naar ze te kijken was in de lente, nu dus. Het jonge grut dat wankel op hun beentjes probeerden te blijven staan, dat was gewoon een komisch gezicht. Als ze op een ander moment hier waren gekomen dan had ze zichzelf afgevraagd of ze de kudde uiteen zou jagen. Maar nu vond ze het gewoon zielig, ze wist dan zeker dat de kleintjes hun moeder kwijt zouden raken. Ze wist dat er ergens een meertje te vinden was. Een heel klein meertje, het was haast niets vergeleken bij de veel grotere een stukje verderop, maar eerlijk gezegd had Indigo best dorst. Eenmaal bij het water aangekomen zochten ze een plekje op in de schaduw. Het was best warm, en Indigo had ook niet zo heel veel last van het zonnetje, maar voor Gibrendo, met zijn zwarte vacht was het een ander verhaal. Ze keek weer naar de hengst naast zich en duwde haar neus licht tegen de zijne.
[Gibrendo]
[Gibrendo]