Langzaam, alsof hij over ijs liep, liep hij de berg op. De steeds sneller stijgende helling putte hem fysiek uit, maar luchtte hem mentaal op. Het was zwaar, maar bracht verlichting, omdat zijn gedachtes, zijn verwarde gedachtes, niet de kans kregen om naar boven te dwarrelen. Hier kon hij rustig zijn, hier was er geen plek voor de strijd die in zijn hoofd woedde. De strijd tussen de Goden en Viyave, de merrie die hij onlangs ontmoet had.
Hier kon hij in alle rust nadenken over het starten van een kudde, of het overnemen van een kudde. Het starten leek hem beter, want als hij er een zou overnemen, zou er te veel moeten veranderen en zouden er onwillige paarden tussen kunnen zitten. Paarden moesten toegewijd zijn aan hun geloof, en moesten dan ook met de volle 100% ervoor kiezen om bij het geloof te gaan. Fidelis wou zelf een kudde starten, een kudde met gelovige paarden, met regels, net als zijn oude kudde, waar hij vandaan kwam. Een kudde met profeten, leerlingen, lessen, en bovenal; begrip.
"Oh Goden," begon hij bedachtzaam, "ik weet dat U me niets voor niets deze beproeving oplegt, dat mijn gedachten niet voor niets in mijn hoofd rondspoken, maar het is zo verwarrend, zo tegenstrijdig met alles wat ik heb geleerd. Ik wil u gehoorzamen, betrouwbaar en gehoorzaam zijn, maar blijf ik dat wel als ik een kudde sticht en de macht krijgt? Heb ik genoeg kracht om een goede leider te zijn? En Viyave, lieve Goden. Heb ik genoeg kracht om haar te weerstaan? Of niet, en hoef ik haar niet te weerstaan omdat ik ook genoeg plaats maak voor jullie? Oh Goden..." Fidelis boog gebroken zijn hoofd en voelde zich oprecht ongelukkig. Hij wou voor iedereen goed doen, maar zijn gevoelens voor Viyave én de Goden zaten hem in de weg. Hij was bang dat als hij Viyave's geliefde zou worden, hij niet genoeg liefde aan de Goden zou kunnen besteden, en dat zou hij zichzelf nóóit vergeven.
"Goden, astublieft, breng me een antwoord." Fidelis sloot zijn ogen.
Of het een antwoord is, dat wist ie niet, maar het was wel een hoop lawaai. Geschrokken draaide hij zich om en zag de dampen van de ademhaling van een ander paard.
Hier kon hij in alle rust nadenken over het starten van een kudde, of het overnemen van een kudde. Het starten leek hem beter, want als hij er een zou overnemen, zou er te veel moeten veranderen en zouden er onwillige paarden tussen kunnen zitten. Paarden moesten toegewijd zijn aan hun geloof, en moesten dan ook met de volle 100% ervoor kiezen om bij het geloof te gaan. Fidelis wou zelf een kudde starten, een kudde met gelovige paarden, met regels, net als zijn oude kudde, waar hij vandaan kwam. Een kudde met profeten, leerlingen, lessen, en bovenal; begrip.
"Oh Goden," begon hij bedachtzaam, "ik weet dat U me niets voor niets deze beproeving oplegt, dat mijn gedachten niet voor niets in mijn hoofd rondspoken, maar het is zo verwarrend, zo tegenstrijdig met alles wat ik heb geleerd. Ik wil u gehoorzamen, betrouwbaar en gehoorzaam zijn, maar blijf ik dat wel als ik een kudde sticht en de macht krijgt? Heb ik genoeg kracht om een goede leider te zijn? En Viyave, lieve Goden. Heb ik genoeg kracht om haar te weerstaan? Of niet, en hoef ik haar niet te weerstaan omdat ik ook genoeg plaats maak voor jullie? Oh Goden..." Fidelis boog gebroken zijn hoofd en voelde zich oprecht ongelukkig. Hij wou voor iedereen goed doen, maar zijn gevoelens voor Viyave én de Goden zaten hem in de weg. Hij was bang dat als hij Viyave's geliefde zou worden, hij niet genoeg liefde aan de Goden zou kunnen besteden, en dat zou hij zichzelf nóóit vergeven.
"Goden, astublieft, breng me een antwoord." Fidelis sloot zijn ogen.
Of het een antwoord is, dat wist ie niet, maar het was wel een hoop lawaai. Geschrokken draaide hij zich om en zag de dampen van de ademhaling van een ander paard.