HH was veranderd. Wilde paarden kwam hij amper meer tegen. Amper was eigenlijk een verkeerd woord. Niet paste beter. Indigo was hij laatst weer tegengekomen, verder nog geen enkel wild paard. Urise snoof de lucht een keertje op. Zijn neusvleugels trilde licht. Waar was hij beland? Deze plek was niet de plek waar hij vroeger rondrende. Door de sneeuw galopperend als een klein onschuldig veulen. Ondertussen was hij volwassen. Geen veulen meer die zonder geweten door de sneeuw kon galopperen, kon gaan zwemmen en andere paarden lastig vallen. Nee, wanneer hij dat nu deed kreeg hij problemen. Zijn longen waren gevuld met de vochtige lucht van het bos. Hij was bijna bij de plek van bestemming. Een voor een zette hij zijn lange benen naar voren, geen moment twijfelde hij aan zijn passen. Zodra hij even in beweging was begon hij te draven. Lichtvoetig draafde hij over de vochtige bosgrond. Naarmate hij dichter bij het meer kwam veerde de grond onder zijn voeten steeds beter mee. Door de aankomst van de herfst werden de bladeren aan de bomen rood, geel, oranje, bruin. Kleuren waar hij van kon genieten, elke herfst maar weer. Plassen begonnen zich te vormen op zijn pad. Zonder tegenstribbelen draafde hij er gewoon doorheen. Vies zou hij toch wel worden. Eindelijk kwam hij uit bij het meer. Het meer waar hij nog nooit echt lang was geweest omdat hij altijd te veel haast had. Vandaag niet. Vandaag had hij speciaal uitgekozen om naar het meer toe te gaan. Eens na te denken over een aantal dingen en vooral geen haast te hebben. Van draf ging hij over in een ontspannen stap. Bekende geuren vulde zijn luchtwegen. Kiriya, Indigo, Kharrea, Noita, Wroys. Veel wilde paarden van vroeger waren hier geweest. De geuren waren dan wel oud maar ze waren er nog steeds. Kiriya haar geur samen met die van Kharrea herkende hij niet goed meer. Pas toen hij er goed over nadacht wist hij weer bij wie de geuren hoorde. De periode waarin hij met Kiriya en Kharrea leefde had hij achter zich gelaten. Kharrea was doodgegaan, de voogdij over haar dochter ging naar hem. Ondertussen zag hij Noita ook nooit meer. Waar ze was wist hij niet, maar hij miste haar wel. Hij was haar gaan beschouwen als zijn eigen dochter. Iedereen die haar wat aan wou doen moest eerst langs hem zien te komen. Dan had je Kiriya nog. Tsja, Kiriya. Urise wandelde naar de rand van het meer toe en liet zijn hoofd zakken tot zijn neus het water raakte. Koud water sijpelde zijn slokdarm in en vulde zo een gedeelte van zijn lege maag. Toen hij zijn hoofd weer hief vielen er een aantal druppels van zijn neus naar beneden terug het water in. Terug naar de plek waar ze hoorde. In plaats van bij het water te blijven staan verplaatste hij zijn lichaam naar een boom waar nog een aantal groene bladeren aanhingen. Met enige moeite kreeg hij de bladeren van de tak af gehapt. Het was geen super maaltijd maar het ging er mee door. In plaats van ergens anders aan te denken dan Kiriya bleven zijn gedachten maar bij haar hangen. Ze was zijn partner geweest voor kort. Samen met haar had hij de meest rare dingen beleefd. Tot hij haar kwijt raakte. Ze verdween gewoon. Hoelang hij naar haar had gezocht was aan hem voorbij gegaan. Gebied na gebied was hij afgegaan om haar te zoeken. Uiteindelijk kwam hij haar tegen op dezelfde plek als waar hij nu was. Bij het meer. Ze was anders geweest. Geen wild paard meer. Nee, ze was veranderd in een mensen paard. Haar wilde bestaan had ze opgegeven voor een leven bij de mensen. Zoiets was voor hem onbegrijpelijk geweest op dat moment. En zo had hij een fout gemaakt die hem altijd bleef achtervolgen. Urise beet in het laatste blaadje die hem lekker leek voor hij naar de volgende boom verplaatste. Eten kon hij heel de dag door, zolang het maar een beetje lekker was.
Zijn kort geknipte manen en staart waren eindelijk weer bijgegroeid. Afgelopen winter en lente had hij doorgebracht bij de mensen. Hij wou weten hoe paarden het konden uithouden bij die tweevoeters. Geheel tegen zijn verwachting in had hij het naar zijn zin gehad. De mensen die voor hem zorgde hadden hem goed behandeld. Alles ging met een heel hoop geduld, niets tegen zin wil in. Was hij ziek dan kreeg hij heel de dag en nacht door aandacht. Dagen achter elkaar stond hij op het weiland zodat hij zijn benen kon strekken. Af en toe kwam er dan een klein meisje hem halen zodat ze konden gaan wandelen. Geen stap zette hij verkeerd omdat hij het naar zijn zin had. Maar toen kwam het punt dat ze erachter kwamen dat hij niet was wie ze dachten dat hij was. Urise kon geen mensen op zijn rug verdragen. Wandelen met het kleine meisje aan de hand vond hij geen probleem maar met een mens op zijn rug werd te veel van het goede. Hij ging toch ook niet bij mensen op hun rug zitten? Het zadel wat op hem werd gelegd verdroeg hij nog, maar het gewicht wat erbij kwam. Nee, hij was geen rijpaard. En zo eindigde hij weer terug in het wild. Zijn oude leventje oppakken was moeilijk. Niemand kende hij meer, op Indigo na dan. Vroeger had hij een reputatie gehad. De o zo chagrijnige knol die alles aanviel wat te dicht bij hem in de buurt kwam. Zo was hij niet meer. Hij had geleerd van zijn fouten en was veranderd. Een heel stuk wijzer geworden ook nog eens. Wie weet zou hij het nu wel goed doen en niet helemaal verpesten zoals hij eerst had gedaan. Wanneer hij dat wel deed, tsja. Misschien ging hij dan terug naar de mensen? Tegen die tijd zou hij wel wat verzinnen. Voor nu deed hij zichzelf nog een tijdje te goed aan de rust van het wilde leven. Urise strekte zijn hals om een blaadje van een boom af te halen toen hij plots wat hoorde kraken. Een takje? Gelijk veranderd zijn ontspannen houding en was hij alert op wat er kon gaan verschijnen.
Zijn kort geknipte manen en staart waren eindelijk weer bijgegroeid. Afgelopen winter en lente had hij doorgebracht bij de mensen. Hij wou weten hoe paarden het konden uithouden bij die tweevoeters. Geheel tegen zijn verwachting in had hij het naar zijn zin gehad. De mensen die voor hem zorgde hadden hem goed behandeld. Alles ging met een heel hoop geduld, niets tegen zin wil in. Was hij ziek dan kreeg hij heel de dag en nacht door aandacht. Dagen achter elkaar stond hij op het weiland zodat hij zijn benen kon strekken. Af en toe kwam er dan een klein meisje hem halen zodat ze konden gaan wandelen. Geen stap zette hij verkeerd omdat hij het naar zijn zin had. Maar toen kwam het punt dat ze erachter kwamen dat hij niet was wie ze dachten dat hij was. Urise kon geen mensen op zijn rug verdragen. Wandelen met het kleine meisje aan de hand vond hij geen probleem maar met een mens op zijn rug werd te veel van het goede. Hij ging toch ook niet bij mensen op hun rug zitten? Het zadel wat op hem werd gelegd verdroeg hij nog, maar het gewicht wat erbij kwam. Nee, hij was geen rijpaard. En zo eindigde hij weer terug in het wild. Zijn oude leventje oppakken was moeilijk. Niemand kende hij meer, op Indigo na dan. Vroeger had hij een reputatie gehad. De o zo chagrijnige knol die alles aanviel wat te dicht bij hem in de buurt kwam. Zo was hij niet meer. Hij had geleerd van zijn fouten en was veranderd. Een heel stuk wijzer geworden ook nog eens. Wie weet zou hij het nu wel goed doen en niet helemaal verpesten zoals hij eerst had gedaan. Wanneer hij dat wel deed, tsja. Misschien ging hij dan terug naar de mensen? Tegen die tijd zou hij wel wat verzinnen. Voor nu deed hij zichzelf nog een tijdje te goed aan de rust van het wilde leven. Urise strekte zijn hals om een blaadje van een boom af te halen toen hij plots wat hoorde kraken. Een takje? Gelijk veranderd zijn ontspannen houding en was hij alert op wat er kon gaan verschijnen.
Open voor ieder.