-Shadow-
Indigo kon op dit moment maar aan drie dingen denken. Hitte. Hitte. Hitte. Dat het drie dezelfde dingen waren kon haar niets schelen. Het maakte haar ook niets uit dat ze alle drie hetzelfde betekende. Nou, dat hoefde eigenlijk niet. Of wel. Geen idee. En ze liep nog op een veld ook waar geen schaduw was die veroorzaakt werd door de bomen. Er was alleen een meer en hoewel het er erg aantrekkelijk uitzag om een duik te nemen deed ze dat niet. Ze was soms een beetje raar, en dat wist ze zelf ook. Maar als ze nat werd dan bleef alles aan haar vast plakken, en daar had ze niet zo heel veel zin in. Dan werd ze weer vies en zo en dan zag ze er niet uit. Wit was meestal niet echt ideaal. In de zomer kon ze eigenlijk maar 1 voordeel bedenken: Wit was koeler dan zwart. Al merkte ze daar op dit moment heel weinig van. Voor de rest kon ze alleen maar nadelen bedenken. Vliegen, hitte, warmte. Wacht, dat was hetzelfde. Ehm… eigenlijk was ze best wel een zeurkous. Was het zomer? Dan verlangde ze naar de winter. Was het winter? Dan verlangde ze naar de zomer. Eigenlijk waren de herfst en de winter voor haar ideale seizoenen. Behalve als het regende, wat ook redelijk vaak gebeurde. Of als het heel hard waaide, dat was ook niet fijn. Hoewel een koel briesje wel oké was. Net toen ze dit dacht kwam er ook echt een briesje voorbij. Erg verkoelend was het niet, maar wel gewoon het idee dat er een briesje was geweest was erg aannemelijk. Ze keek nog een keertje verlangend in de richting van het meer en zag dat een veulen samen met zijn ouders lekker aan het spartelen waren. Het zag er wel erg aantrekkelijk uit. Ze kon zichzelf niet meet tegenhouden dus nam ze een sprintje en galoppeerde de verkoeling tegemoet. Ze liep tot ze met haar voeten niet meer bij de bodem kon en daarna zwom ze een stukje. Het veulen was van haar geschrokken dus die was een heel stuk aan de kant gegaan. Ze zag er ook echt heel eng uit. Oké, haar oren lagen wel drie van de vier keer achter in haar nek, maar dat was meer om lastpakken bij haar uit de buurt te houden. En dat werkte goed, soms iets te goed. De enige die ze lende was Urise, maar die leek wel van de aardbodem verdwenen te zijn, net zoals de vroegere kuddeleden. Misschien moest ze hem maar weer eens een keertje opzoeken. Niet dat ze wist waar ze moest beginnen met zoeken, misschien was hij wel vertrokken uit dit gebied en zat hij nu in Verweggistan. Wat haar erg sterk leek, want dan zou ze het wel weten. Dus dan zou hij hier nog ergens zijn. Ach, ze maakte zich er ook niet zo heel erg druk om, hij mocht zelf weten wat hij allemaal deed. Ze zwom terug naar de oever en hees zichzelf uit het water wat redelijk soepel ging, en liep op een rustig tempo naar een boom die heel zielig in zijn eentje stond en lekker veel schaduw bood. En het gras zag er ook nog eens heel lekker uit. Ze boog haar hals om wat van het gras soldaat te maken toen ze vanuit haar ooghoeken het veulen aan zag komen lopen met zijn moeder in zijn kielzog. “Mevrouw, wilt u me de volgende keer niet zo laten schrikken?” Ze wierp de merrie die achter het veulen stond een blik van ‘niet dichterbij’ en keek toen weer voor zich naar het kleine ding. “Sorry kleine, dat was niet mijn bedoeling” Zei ze terwijl ze glimlachte. Volwassene paarden die ze niet goed kende wilde ze eerst even uitproberen, maar bij veulens was ze zo om. “Wil je anders een keer samen het meer in rennen? Dan kun jij de volgende keer andere paarden ook laten schrikken” Het veulen wilde dat maar al te graag en niet veel later galoppeerden ze samen naar het meer toe, de merrie achterlatend. Ze moest wel moeite doen om haar tempo aan te passen, maar het ging redelijk goed. Ze croste het water in. Eigenlijk was ze helemaal niet van plan geweest om het water weer in te gaan, maar ze had al zo lang niet meer met iemand gepraat, ook al was het een veulen, die kans liet ze niet lopen. “Hoe heet je eigenlijk, kleine?” Vroeg ze aan het veulen. Ze kreeg te horen dat hij Sendero heette. Ze vond het een naam die je niet overal tegenkwam. Zelf was hem nog nooit tegen gekomen, sinds vandaag. Indigo keek even in de richting waar Sendero ’s ouders stonden en kreeg een boze blik. “Laat ik je maar weer even terug brengen” Ze kreeg van Sendero te horen dat zijn ouders best chagrijnig waren. Ze zei maar niet dat zij dat ook kon zijn. Ze bracht hem terug, kreeg een kort knikje va de hengst en toen was ze weer alleen. Ze zuchtte en liep terug naar haar plekje onder de boom en wilde weer opnieuw aan de grassprietjes beginnen toen ze iemand achter haar hoorde kuchen. Ze zuchtte en draaide zich om en zag de moeder van Sendero staan. Ze draaide haar oren naar achteren zodat ze een en al vijandelijkheid uitstraalde. “Wat is er?” Zei ze op een nog wat vriendelijke manier. “Zou je voortaan mijn veulen met rust willen laten?” Zei de merrie op een bitse toon. Toen was het voor haar ook niet meer echt zinvol om vriendelijk te blijven. Ik schat Sendero zo’n… 4 maanden? Zeker al oud genoeg om sommige beslissingen zelf te nemen. Bijvoorbeeld met wie hij om wil gaan. Het is wel erg sneu dat hij geen vrijheid krijgt hea?” Zei ze op een bitse toon terug. ”Fijne dag verder” Ze draaide haar kont naar de merrie toe en voelde tanden tegen haar huid aan. Het deed geen pijn maar erg fijn was het ook niet. Ze gaf een flinke trap naar achteren en de merrie was verdwenen. Gelukkig. Ze hoopte dat ze eindelijk een beetje rust kreeg om even wat te eten. Dat Sendero langs kwam vond ze juist gezellig, maar dat zijn moeder daarna ook nog even kwam buurten vond ze iets teveel van het goede. Ze had net een paar happen naar binnen gewerkt toen ze weer iemand naar haar toe hoorde omen lopen. Dit keer was het Sendero weer. Ze herkende hem aan zijn geur en aan de kleine pasjes die hij maakte. Ze draaide zich om en werkte haar gefrustreerdheid van haar gezicht af. “Sorry dat mijn moeder langs kwam, maar zo is ze dus altijd…”. “Geeft niets, daar kun jij toch ook niets aan doen.” Ze had deze woorden nog maar net gezegd of ze hoorde geschreeuw uit de bomen komen. “SENDEROOOO!!” Ze keek verbaasd van Sendero naar de plek waar de schreeuw vandaan kwam. “Volgens mij is je moeder niet heel erg blij met je.” Op dat moment kwam ze naar Sendero toe gerend en beet hem vol in zijn neus. Indigo kon dat niet aanzien dus vloog ze de merrie aan. “Doe is normaal joh! Vind je het heel gek dat hij anderen opzoekt om zich mee te vermaken? Het lijkt wel of dat veulen in een hoekje word gepropt waar hij nooit uit mag komen! Geef hem eens de vrijheid om even lekker veulen te zijn en geen mama’s kindje.” Ze stond tussen Sendero en zijn moeder in met haar oren plat in haar nek. Ze snoof goed de geur van de merrie op zodat ze hem zou herkennen als ze haar tegen kwam. “Ik zou maar normaal doen tegen je zoon, want ik weet je te vinden.” Zei ze op een dreigende toon. Ze schonk Sendero nog 1 meelevende blik en liep toen in een andere richting wat dichter naar het meer toe. Het had haar toch wat meer inspanning gekost dan dat eigenlijk de bedoeling was, dus ze had aardig dorst gekregen. Ze nam een paar slokken water en besloot om maar bij de rand te blijven. Er stond genoeg gras en dan hoefde ze niet heel de tijd heen en weer te lopen als ze wilde drinken. Dat was veel handiger. Er was alleen wel 1 nadeel: Er was geen schaduw en dat was toch behoorlijk warm. Haar vacht was ondertussen ook weer opgedroogd dus dat bood ook geen verkoeling meer jammer genoeg. Net op het moment dat ze de omgeving afzocht op een boom langs de oever voelde ze een regendruppel op haar neus. De zon was ook verdwenen, maar de warmte was er nog. Verbaasd keek ze omhoog waar de lucht donker was gekleurd. Er kwamen steeds meer druppels naar beneden vallen. Voor de eerste keer in haar leven was ze blij met regen. Het was de warmste dag dit jaar geweest, en hoewel het meer goede verkoeling bood was het water binnen no time weer opgedroogd en kon je weer het water in. Als je nou een uur nat bleef was het veel beter geweest. Het was opeens een stuk koeler geworden, maar niet onaangenaam. Ze werd er ook gelijk een stuk actiever door. En het was een poos geleden dat ze eens lekker door de regen had gescheurd. Het was trouwens ook een poos geleden dat ze zich even had laten gaan. Of het was te warm of het regende en dan stond ze ergens onder een boom of in een grot te schuilen. Maar nu had ze daar even geen zin in. Ze sprintte in een keer weg en ging als een speer door de regen. Hoewel het op sommige stukken best glad was door de regen hoefde ze niet echt uit te kijken dat ze niet uitgleed. Ze ging in zo’n vaart dat het eigenlijk onmogelijk was om uit te glijden. Het leek wel alsof haar hoeven de grond niet eens raakten. Nu wist ze zelf ook wel dat dat ook weer niet kon anders zou ze vliegen en paarden konden dat nu eenmaal niet. En anders zou ze ook stilhangen in de lucht want dan kwam ze niet vooruit, wacht, als je kon vliegen kon dat wel en… laat maar. Ze begreep zichzelf niet eens meer. Soms gebeurde dat wel vaker, dan zat ze allerlei dingen te bedenken en zichzelf van alles wijs te maken en dan sloeg haar hoofd een soort van op hol, dan was ze de weg even kwijt en snapte ze even niks meer van zichzelf. Erg irritant. En vervelend. Of was dat hetzelfde? Oké, ze moest echt stoppen met in zichzelf praten, want anders was ze zichzelf straks weer kwijt. Dat klonk trouwens best raar. Je kon jezelf toch niet kwijt zijn? Want je bent namelijk altijd bij jezelf dus kon je jezelf niet kwijt zijn. Dat klonk logischer. Oké, ze werd echt moe van zichzelf. Ze besloot om even alles uit te zetten voor zover ze wist hoe dat moest. Hoe moet je eigenlijk je gedachten uit zetten? Ze besloot om zich te concentreren op de druppels die op haar neus sloegen. Ze tellen was misschien ook een goed idee. Toen ze bij de 10 was gaf ze het al op. Ze had namelijk het idee dat er geen 10 maar 30 druppels op haar neus waren gevallen, dus tellen was eigenlijk onmogelijk. Ze was zo bezig in haar gedachten dat ze even vergat met de bocht mee te gaan en zo het meer in rende. Ze hinnikte van schrik, want dit had ze niet verwacht, sterker nog, dit had ze niet gewild. Maar veel maakte het haar eigenlijk ook niet uit, ze was toch al zeiknat en… Weer zo’n raar woord: zeiknat. Je kon het net zo goed waternat of frisdranknat noemen. Misschien klonk dat ook raar, maar ze snapte niet helemaal waarom er ooit door iemand voor zeiknat was gekozen. Ze merkte dat ze nog steeds in het water was en dat was eigenlijk ook niet helemaal de bedoeling. Ze kroop uit het water en schudde zich uit. Ze merkte dat het al wat minder was gaan regenen. Of de druppels waren minder dik geworden, dat kon ook. Maar ze hield het er op dat het wat minder was gaan regenen want de lucht was minder donker en verderop was de zon alweer volop aan het schijnen. Daar wilde ze maar al te graag naartoe. Ze nam weer een sprintje en binnen no time was ze op het zonnige plekje. Zelfs het gras was hier niet nat. Het was dan zeker weer een plaatselijke regenbui. De rest van de dag vulde ze in met eten, drinken, luieren en het warm hebben. Ze zocht voor de nacht een plekje waar ze wel eens vaker had geslapen, beschut tussen de bomen. Het duurde niet lang voor ze in slaap was. Zoals altijd sliep ze vrij licht zodat ze om elk angstaanjagend geluidje wakker werd.
De volgende dag werd ze al wakker door de eerste lichtstralen van de dag. Dan vond ze soms wel een nadeel van buiten slapen: Je werd altijd zo vroeg wakker, en dan was je ook altijd eerder moe omdat je anders slaaptekort had. En dat had ze dus meestal. Daarom ging haar voorkeur meestal uit naar een grot of iets anders wat niet buiten was. Maar meestal was dat toch een grot. Maar daar sliep ze eigenlijk ook liever niet in, want stel die grot of dat hol was al bewoond en die kwam thuis als zij er al in was dan zat ze in de val. Nu kon ze wel in een keer naar voren stuiven en het dier dat voor haar stond opzij duwen. Gelukkig was het nog nooit bij haar gebeurd maar ze had wel eens verhalen gehoord van paarden waarbij het wel overkomen was. Hoewel ze niet erg bang was, wilde ze het liever niet meemaken. Dus daarom sliep ze meestal buiten. Als het regende was het wel wat minder, maar ja, ze werd liever nat dan dat ze moest zien te overleven in de handen van een eng monster. Bang zou ze er niet voor zijn. Ze moest ooit eens als opdracht om bij de kudde te mogen komen een dier meebrengen. En dan geen dom hertje. Ze was toen met een yeti terug gekomen. Wat een eng en angstaanjagend ding was dat zeg. Ze was blij toen ze geslaagd was voor die test, anders had ze het allemaal voor niets gedaan. Hij was nog zwaar geweest ook. Het laatste stukje ging gelukkig berg afwaarts en er lag een dikke laag sneeuw dus had ze hem zo naar beneden laten glijden en kwam hij zo voor de voeten van Urise terecht. Dat gezicht wat hij toen had getrokken was echt geniaal. Hij wist toen nog waar hij vandaan kwam. Ja, dat was best wel grappig. Ze gaapte en rekte zich uit. Ze was nooit zo goed geweest in wakker worden. Ze voelde zich dan altijd zo moe. Wel merkte ze dat het zonnetje zwakker was dan de dag ervoor, waar ze erg blij mee was. Gisteren was het gewoon echt te warm, en dat was dan gewoon niet leuk meer. Ze zuchtte en liep tussen de bomen door in de richting van de plek waar ze gisteren de dag had doorgebracht: Het meer met het omliggende veldje vol vers gras en zonder schaduw helaas. Nou ja, bijna geen schaduw dan. Als je goed zocht dan kwam je wel een boom tegen die dichter bij het meer stond dan de bomen aan het rand van het veldje. Dan moest je zo ver lopen voor je bij het water was. Gelukkig was het nu nog goed uit te houden in de zon. Voordeel van het wit zijn. Ze liep naar het meer toe en nam een aantal slokken water. Daarna volgde ze de oever tot ze een perfect plekje had gevonden om even te blijven.
[ik geef het op xD]
Indigo kon op dit moment maar aan drie dingen denken. Hitte. Hitte. Hitte. Dat het drie dezelfde dingen waren kon haar niets schelen. Het maakte haar ook niets uit dat ze alle drie hetzelfde betekende. Nou, dat hoefde eigenlijk niet. Of wel. Geen idee. En ze liep nog op een veld ook waar geen schaduw was die veroorzaakt werd door de bomen. Er was alleen een meer en hoewel het er erg aantrekkelijk uitzag om een duik te nemen deed ze dat niet. Ze was soms een beetje raar, en dat wist ze zelf ook. Maar als ze nat werd dan bleef alles aan haar vast plakken, en daar had ze niet zo heel veel zin in. Dan werd ze weer vies en zo en dan zag ze er niet uit. Wit was meestal niet echt ideaal. In de zomer kon ze eigenlijk maar 1 voordeel bedenken: Wit was koeler dan zwart. Al merkte ze daar op dit moment heel weinig van. Voor de rest kon ze alleen maar nadelen bedenken. Vliegen, hitte, warmte. Wacht, dat was hetzelfde. Ehm… eigenlijk was ze best wel een zeurkous. Was het zomer? Dan verlangde ze naar de winter. Was het winter? Dan verlangde ze naar de zomer. Eigenlijk waren de herfst en de winter voor haar ideale seizoenen. Behalve als het regende, wat ook redelijk vaak gebeurde. Of als het heel hard waaide, dat was ook niet fijn. Hoewel een koel briesje wel oké was. Net toen ze dit dacht kwam er ook echt een briesje voorbij. Erg verkoelend was het niet, maar wel gewoon het idee dat er een briesje was geweest was erg aannemelijk. Ze keek nog een keertje verlangend in de richting van het meer en zag dat een veulen samen met zijn ouders lekker aan het spartelen waren. Het zag er wel erg aantrekkelijk uit. Ze kon zichzelf niet meet tegenhouden dus nam ze een sprintje en galoppeerde de verkoeling tegemoet. Ze liep tot ze met haar voeten niet meer bij de bodem kon en daarna zwom ze een stukje. Het veulen was van haar geschrokken dus die was een heel stuk aan de kant gegaan. Ze zag er ook echt heel eng uit. Oké, haar oren lagen wel drie van de vier keer achter in haar nek, maar dat was meer om lastpakken bij haar uit de buurt te houden. En dat werkte goed, soms iets te goed. De enige die ze lende was Urise, maar die leek wel van de aardbodem verdwenen te zijn, net zoals de vroegere kuddeleden. Misschien moest ze hem maar weer eens een keertje opzoeken. Niet dat ze wist waar ze moest beginnen met zoeken, misschien was hij wel vertrokken uit dit gebied en zat hij nu in Verweggistan. Wat haar erg sterk leek, want dan zou ze het wel weten. Dus dan zou hij hier nog ergens zijn. Ach, ze maakte zich er ook niet zo heel erg druk om, hij mocht zelf weten wat hij allemaal deed. Ze zwom terug naar de oever en hees zichzelf uit het water wat redelijk soepel ging, en liep op een rustig tempo naar een boom die heel zielig in zijn eentje stond en lekker veel schaduw bood. En het gras zag er ook nog eens heel lekker uit. Ze boog haar hals om wat van het gras soldaat te maken toen ze vanuit haar ooghoeken het veulen aan zag komen lopen met zijn moeder in zijn kielzog. “Mevrouw, wilt u me de volgende keer niet zo laten schrikken?” Ze wierp de merrie die achter het veulen stond een blik van ‘niet dichterbij’ en keek toen weer voor zich naar het kleine ding. “Sorry kleine, dat was niet mijn bedoeling” Zei ze terwijl ze glimlachte. Volwassene paarden die ze niet goed kende wilde ze eerst even uitproberen, maar bij veulens was ze zo om. “Wil je anders een keer samen het meer in rennen? Dan kun jij de volgende keer andere paarden ook laten schrikken” Het veulen wilde dat maar al te graag en niet veel later galoppeerden ze samen naar het meer toe, de merrie achterlatend. Ze moest wel moeite doen om haar tempo aan te passen, maar het ging redelijk goed. Ze croste het water in. Eigenlijk was ze helemaal niet van plan geweest om het water weer in te gaan, maar ze had al zo lang niet meer met iemand gepraat, ook al was het een veulen, die kans liet ze niet lopen. “Hoe heet je eigenlijk, kleine?” Vroeg ze aan het veulen. Ze kreeg te horen dat hij Sendero heette. Ze vond het een naam die je niet overal tegenkwam. Zelf was hem nog nooit tegen gekomen, sinds vandaag. Indigo keek even in de richting waar Sendero ’s ouders stonden en kreeg een boze blik. “Laat ik je maar weer even terug brengen” Ze kreeg van Sendero te horen dat zijn ouders best chagrijnig waren. Ze zei maar niet dat zij dat ook kon zijn. Ze bracht hem terug, kreeg een kort knikje va de hengst en toen was ze weer alleen. Ze zuchtte en liep terug naar haar plekje onder de boom en wilde weer opnieuw aan de grassprietjes beginnen toen ze iemand achter haar hoorde kuchen. Ze zuchtte en draaide zich om en zag de moeder van Sendero staan. Ze draaide haar oren naar achteren zodat ze een en al vijandelijkheid uitstraalde. “Wat is er?” Zei ze op een nog wat vriendelijke manier. “Zou je voortaan mijn veulen met rust willen laten?” Zei de merrie op een bitse toon. Toen was het voor haar ook niet meer echt zinvol om vriendelijk te blijven. Ik schat Sendero zo’n… 4 maanden? Zeker al oud genoeg om sommige beslissingen zelf te nemen. Bijvoorbeeld met wie hij om wil gaan. Het is wel erg sneu dat hij geen vrijheid krijgt hea?” Zei ze op een bitse toon terug. ”Fijne dag verder” Ze draaide haar kont naar de merrie toe en voelde tanden tegen haar huid aan. Het deed geen pijn maar erg fijn was het ook niet. Ze gaf een flinke trap naar achteren en de merrie was verdwenen. Gelukkig. Ze hoopte dat ze eindelijk een beetje rust kreeg om even wat te eten. Dat Sendero langs kwam vond ze juist gezellig, maar dat zijn moeder daarna ook nog even kwam buurten vond ze iets teveel van het goede. Ze had net een paar happen naar binnen gewerkt toen ze weer iemand naar haar toe hoorde omen lopen. Dit keer was het Sendero weer. Ze herkende hem aan zijn geur en aan de kleine pasjes die hij maakte. Ze draaide zich om en werkte haar gefrustreerdheid van haar gezicht af. “Sorry dat mijn moeder langs kwam, maar zo is ze dus altijd…”. “Geeft niets, daar kun jij toch ook niets aan doen.” Ze had deze woorden nog maar net gezegd of ze hoorde geschreeuw uit de bomen komen. “SENDEROOOO!!” Ze keek verbaasd van Sendero naar de plek waar de schreeuw vandaan kwam. “Volgens mij is je moeder niet heel erg blij met je.” Op dat moment kwam ze naar Sendero toe gerend en beet hem vol in zijn neus. Indigo kon dat niet aanzien dus vloog ze de merrie aan. “Doe is normaal joh! Vind je het heel gek dat hij anderen opzoekt om zich mee te vermaken? Het lijkt wel of dat veulen in een hoekje word gepropt waar hij nooit uit mag komen! Geef hem eens de vrijheid om even lekker veulen te zijn en geen mama’s kindje.” Ze stond tussen Sendero en zijn moeder in met haar oren plat in haar nek. Ze snoof goed de geur van de merrie op zodat ze hem zou herkennen als ze haar tegen kwam. “Ik zou maar normaal doen tegen je zoon, want ik weet je te vinden.” Zei ze op een dreigende toon. Ze schonk Sendero nog 1 meelevende blik en liep toen in een andere richting wat dichter naar het meer toe. Het had haar toch wat meer inspanning gekost dan dat eigenlijk de bedoeling was, dus ze had aardig dorst gekregen. Ze nam een paar slokken water en besloot om maar bij de rand te blijven. Er stond genoeg gras en dan hoefde ze niet heel de tijd heen en weer te lopen als ze wilde drinken. Dat was veel handiger. Er was alleen wel 1 nadeel: Er was geen schaduw en dat was toch behoorlijk warm. Haar vacht was ondertussen ook weer opgedroogd dus dat bood ook geen verkoeling meer jammer genoeg. Net op het moment dat ze de omgeving afzocht op een boom langs de oever voelde ze een regendruppel op haar neus. De zon was ook verdwenen, maar de warmte was er nog. Verbaasd keek ze omhoog waar de lucht donker was gekleurd. Er kwamen steeds meer druppels naar beneden vallen. Voor de eerste keer in haar leven was ze blij met regen. Het was de warmste dag dit jaar geweest, en hoewel het meer goede verkoeling bood was het water binnen no time weer opgedroogd en kon je weer het water in. Als je nou een uur nat bleef was het veel beter geweest. Het was opeens een stuk koeler geworden, maar niet onaangenaam. Ze werd er ook gelijk een stuk actiever door. En het was een poos geleden dat ze eens lekker door de regen had gescheurd. Het was trouwens ook een poos geleden dat ze zich even had laten gaan. Of het was te warm of het regende en dan stond ze ergens onder een boom of in een grot te schuilen. Maar nu had ze daar even geen zin in. Ze sprintte in een keer weg en ging als een speer door de regen. Hoewel het op sommige stukken best glad was door de regen hoefde ze niet echt uit te kijken dat ze niet uitgleed. Ze ging in zo’n vaart dat het eigenlijk onmogelijk was om uit te glijden. Het leek wel alsof haar hoeven de grond niet eens raakten. Nu wist ze zelf ook wel dat dat ook weer niet kon anders zou ze vliegen en paarden konden dat nu eenmaal niet. En anders zou ze ook stilhangen in de lucht want dan kwam ze niet vooruit, wacht, als je kon vliegen kon dat wel en… laat maar. Ze begreep zichzelf niet eens meer. Soms gebeurde dat wel vaker, dan zat ze allerlei dingen te bedenken en zichzelf van alles wijs te maken en dan sloeg haar hoofd een soort van op hol, dan was ze de weg even kwijt en snapte ze even niks meer van zichzelf. Erg irritant. En vervelend. Of was dat hetzelfde? Oké, ze moest echt stoppen met in zichzelf praten, want anders was ze zichzelf straks weer kwijt. Dat klonk trouwens best raar. Je kon jezelf toch niet kwijt zijn? Want je bent namelijk altijd bij jezelf dus kon je jezelf niet kwijt zijn. Dat klonk logischer. Oké, ze werd echt moe van zichzelf. Ze besloot om even alles uit te zetten voor zover ze wist hoe dat moest. Hoe moet je eigenlijk je gedachten uit zetten? Ze besloot om zich te concentreren op de druppels die op haar neus sloegen. Ze tellen was misschien ook een goed idee. Toen ze bij de 10 was gaf ze het al op. Ze had namelijk het idee dat er geen 10 maar 30 druppels op haar neus waren gevallen, dus tellen was eigenlijk onmogelijk. Ze was zo bezig in haar gedachten dat ze even vergat met de bocht mee te gaan en zo het meer in rende. Ze hinnikte van schrik, want dit had ze niet verwacht, sterker nog, dit had ze niet gewild. Maar veel maakte het haar eigenlijk ook niet uit, ze was toch al zeiknat en… Weer zo’n raar woord: zeiknat. Je kon het net zo goed waternat of frisdranknat noemen. Misschien klonk dat ook raar, maar ze snapte niet helemaal waarom er ooit door iemand voor zeiknat was gekozen. Ze merkte dat ze nog steeds in het water was en dat was eigenlijk ook niet helemaal de bedoeling. Ze kroop uit het water en schudde zich uit. Ze merkte dat het al wat minder was gaan regenen. Of de druppels waren minder dik geworden, dat kon ook. Maar ze hield het er op dat het wat minder was gaan regenen want de lucht was minder donker en verderop was de zon alweer volop aan het schijnen. Daar wilde ze maar al te graag naartoe. Ze nam weer een sprintje en binnen no time was ze op het zonnige plekje. Zelfs het gras was hier niet nat. Het was dan zeker weer een plaatselijke regenbui. De rest van de dag vulde ze in met eten, drinken, luieren en het warm hebben. Ze zocht voor de nacht een plekje waar ze wel eens vaker had geslapen, beschut tussen de bomen. Het duurde niet lang voor ze in slaap was. Zoals altijd sliep ze vrij licht zodat ze om elk angstaanjagend geluidje wakker werd.
De volgende dag werd ze al wakker door de eerste lichtstralen van de dag. Dan vond ze soms wel een nadeel van buiten slapen: Je werd altijd zo vroeg wakker, en dan was je ook altijd eerder moe omdat je anders slaaptekort had. En dat had ze dus meestal. Daarom ging haar voorkeur meestal uit naar een grot of iets anders wat niet buiten was. Maar meestal was dat toch een grot. Maar daar sliep ze eigenlijk ook liever niet in, want stel die grot of dat hol was al bewoond en die kwam thuis als zij er al in was dan zat ze in de val. Nu kon ze wel in een keer naar voren stuiven en het dier dat voor haar stond opzij duwen. Gelukkig was het nog nooit bij haar gebeurd maar ze had wel eens verhalen gehoord van paarden waarbij het wel overkomen was. Hoewel ze niet erg bang was, wilde ze het liever niet meemaken. Dus daarom sliep ze meestal buiten. Als het regende was het wel wat minder, maar ja, ze werd liever nat dan dat ze moest zien te overleven in de handen van een eng monster. Bang zou ze er niet voor zijn. Ze moest ooit eens als opdracht om bij de kudde te mogen komen een dier meebrengen. En dan geen dom hertje. Ze was toen met een yeti terug gekomen. Wat een eng en angstaanjagend ding was dat zeg. Ze was blij toen ze geslaagd was voor die test, anders had ze het allemaal voor niets gedaan. Hij was nog zwaar geweest ook. Het laatste stukje ging gelukkig berg afwaarts en er lag een dikke laag sneeuw dus had ze hem zo naar beneden laten glijden en kwam hij zo voor de voeten van Urise terecht. Dat gezicht wat hij toen had getrokken was echt geniaal. Hij wist toen nog waar hij vandaan kwam. Ja, dat was best wel grappig. Ze gaapte en rekte zich uit. Ze was nooit zo goed geweest in wakker worden. Ze voelde zich dan altijd zo moe. Wel merkte ze dat het zonnetje zwakker was dan de dag ervoor, waar ze erg blij mee was. Gisteren was het gewoon echt te warm, en dat was dan gewoon niet leuk meer. Ze zuchtte en liep tussen de bomen door in de richting van de plek waar ze gisteren de dag had doorgebracht: Het meer met het omliggende veldje vol vers gras en zonder schaduw helaas. Nou ja, bijna geen schaduw dan. Als je goed zocht dan kwam je wel een boom tegen die dichter bij het meer stond dan de bomen aan het rand van het veldje. Dan moest je zo ver lopen voor je bij het water was. Gelukkig was het nu nog goed uit te houden in de zon. Voordeel van het wit zijn. Ze liep naar het meer toe en nam een aantal slokken water. Daarna volgde ze de oever tot ze een perfect plekje had gevonden om even te blijven.
[ik geef het op xD]