Quinn haalde diep adem, ze wist wat er ging gebeuren. Het was een zwart gekleurde jeep met reclame aan de zijkanten over de manege 'Mary's Horses'. Quinn keek angstig door het raam. Het slanke bruinharige meisje kwam zelfverzekerd uit haar auto gestapt en belde ongeduldig op de bel terwijl ze rode lipgloss over haar lippen smeerde. Terwijl Quinn aan het raam bekeek hoe Mary nog eens ongeduldig tegen de deur klopte, deed haar kamergenote, Stacy , open. "Kan ik u helpen?" Vroeg Stacy aan het bruinharige meisje. Quinn smeekte dat Mary weg zou gaan. Ze mocht Kyanos niet hebben. Nooit niet! "Ja, ik ben op zoek naar Quinn Sullivan?" Vroeg het meisje. "Bedoel je Quinn Ádison Sullivan?" Vroeg Stacy. "Ja, ja... Die ja!" Zei Mary ongeduldig. "Wel, het is mijn huisgenote, ik zal haar even roepen." Oh nee! Daar kwam het! Nu moest ze voor eeuwig en altijd Kyanos weggeven! Maar ze wou het niet! Ze zou het nooit doen, ze zou alles doen voor haar paard om hem bij haar te laten blijven. Quinn zou bij hem zijn als hij stierf. "Quinn!" Weerkaatste het huis. Quinn bleef aan het raam staan. Ze hoorde voetstappen op de trap en met een diepe zucht kwam Stacy binnen. "Quinn, een of andere Mary wil je spreken!" Zei ze. Quinn weigerde op te staan. "Zeg haar maar dat ik haar niet wil spreken!" Zei ze. "Ja, echt niet. Vertel jij dat haar maar, ik moet de afwas nog doen!" Met een zucht stond ze op, op weg naar beneden. Mary stond met een valse glimlach haar op te wachten. "Quinn! Fijn om je eindelijk te spreken." Zei Mary. "Ja, vind ik ook. En daarbij eindigt dit gesprek. Ik wil niet met jou praten!" Zei Quinn met een kille blik in haar ogen. Er viel een ongemakkelijke stilte. En opeens verbrak Stacy die. "Dames, maak het jullie gemakkelijk in de woonkamer." Vertelde ze rustig. Zonder een woord uit te brengen, liepen Mary en Quinn naar de woonkamer. Mary ging in een tweepersoons zetel zitten en Quinn maakte het zich makkelijk in een eenpersoons zetel. Wat ik wilde vragen is..."
"Vergeet het maar, Mary!" Riep Quinn uit. "Maar..." Stotterde Mary. "Jij krijgt Kyanos niet! Of ik nu niet meer kan rijden of niet, ik weet het, ik heb een beenbreuk gehad, maar dat beteknt niet dat ik nooit meer kan rijden. Ik kan rijden! Nog steeds, en jij of niemand anders pakt dat van me af!" Quinn hapte naar adem en ging terug zitten. Het was een lange stilte, niemand bracht nog maar een woord uit. "Ik..." Begon Mary opeens waar Quinn van verschoot. "Wacht maar af, Sullivan. Ik krijg jou paard nog wel, of je nu wilt of niet!" Zei Mary en ging er van door.
Tijd voor een wandeling, dacht Quinn na een uurtje op haar kamer te hebben gezeten. Ze pakte haar adidas vest van de stoel en ging naar buiten. Het was een stuk warmer dan ze had gedacht. Het was ondertussen al 18u 's avonds. Maar dat vond ze niet erg, ze had alle tijd van de wereld. De laatste tijd hadden zijn en Stay niet zo'n goede band, dus ad ze bijna nooit thuis. Ondertussen dacht ze aan Kyanos, en Mary. Ze kon het wel vergeten om Kyanos te krijgen. Kyanos was van haar, en van niemand anders. Quinn keek naar de hemel, de zon ging langzaam onder, maar een stukje verder op leek het wel alsof er onweer opkomst was. Ach, ze zou niet zo lang wegblijven. Na een paar minuten voelde Quinn de eerste regendruppels op haar hoofd en schouders. Ze zuchtte, ze wou nog niet terug gaan. Dus bleef ze verder lopen. Ze vond een verlaten treinspoor. Er was geen teken van een trein. Ze dacht na, het was geen aangename plaats. De hemel was verdrietig, hij weende. Hij was niet bang om zijn echte gevoelens te uiten. Het begon steeds harder te regenen. Quinn hoorde de donder langzaam zijn aankomst uitbrullen. Maar Quinn trok zich er niets van aan. Zolang er maar geen bliksem was, wilde ze blijven, nadenken. Maar dat was geen goed idee geweest. Het begon hevig te waaien, het leek wel alsof de wind gilde om hulp. Er luidde een enorme donderklap vlak langs haar. Angstig deinsde ze opzij. Gelukkig was het niets. De bliksem viel. Quinn nam het pad terug dat ze had genomen naar deze verlaten treinen. Opeens kwam ze bij een treinspoor uit, het leek anders dan het andere treinspoor. Er stonden vier eikenbomen. De bliksem brulde en sloeg in op de 2de boom. Hij raakte een tak waar Quinn precies onder stond. Quinn deinsde opzij maar haar voet bleef hangen aan een stronk. Voor ze het wist viel een tak boven op haar. De volgende dingen gebeurden in slow motion. Langzaam stortte de boom neer. "Nee!" Gilde ze. Maar het had geen zin. Ze zag alles gebeuren en langzaam vervaagde alles, alles werd zwart. Alles werd een eenzame leegte. Alles was stil.
[Liefst 1 mens]
"Vergeet het maar, Mary!" Riep Quinn uit. "Maar..." Stotterde Mary. "Jij krijgt Kyanos niet! Of ik nu niet meer kan rijden of niet, ik weet het, ik heb een beenbreuk gehad, maar dat beteknt niet dat ik nooit meer kan rijden. Ik kan rijden! Nog steeds, en jij of niemand anders pakt dat van me af!" Quinn hapte naar adem en ging terug zitten. Het was een lange stilte, niemand bracht nog maar een woord uit. "Ik..." Begon Mary opeens waar Quinn van verschoot. "Wacht maar af, Sullivan. Ik krijg jou paard nog wel, of je nu wilt of niet!" Zei Mary en ging er van door.
Tijd voor een wandeling, dacht Quinn na een uurtje op haar kamer te hebben gezeten. Ze pakte haar adidas vest van de stoel en ging naar buiten. Het was een stuk warmer dan ze had gedacht. Het was ondertussen al 18u 's avonds. Maar dat vond ze niet erg, ze had alle tijd van de wereld. De laatste tijd hadden zijn en Stay niet zo'n goede band, dus ad ze bijna nooit thuis. Ondertussen dacht ze aan Kyanos, en Mary. Ze kon het wel vergeten om Kyanos te krijgen. Kyanos was van haar, en van niemand anders. Quinn keek naar de hemel, de zon ging langzaam onder, maar een stukje verder op leek het wel alsof er onweer opkomst was. Ach, ze zou niet zo lang wegblijven. Na een paar minuten voelde Quinn de eerste regendruppels op haar hoofd en schouders. Ze zuchtte, ze wou nog niet terug gaan. Dus bleef ze verder lopen. Ze vond een verlaten treinspoor. Er was geen teken van een trein. Ze dacht na, het was geen aangename plaats. De hemel was verdrietig, hij weende. Hij was niet bang om zijn echte gevoelens te uiten. Het begon steeds harder te regenen. Quinn hoorde de donder langzaam zijn aankomst uitbrullen. Maar Quinn trok zich er niets van aan. Zolang er maar geen bliksem was, wilde ze blijven, nadenken. Maar dat was geen goed idee geweest. Het begon hevig te waaien, het leek wel alsof de wind gilde om hulp. Er luidde een enorme donderklap vlak langs haar. Angstig deinsde ze opzij. Gelukkig was het niets. De bliksem viel. Quinn nam het pad terug dat ze had genomen naar deze verlaten treinen. Opeens kwam ze bij een treinspoor uit, het leek anders dan het andere treinspoor. Er stonden vier eikenbomen. De bliksem brulde en sloeg in op de 2de boom. Hij raakte een tak waar Quinn precies onder stond. Quinn deinsde opzij maar haar voet bleef hangen aan een stronk. Voor ze het wist viel een tak boven op haar. De volgende dingen gebeurden in slow motion. Langzaam stortte de boom neer. "Nee!" Gilde ze. Maar het had geen zin. Ze zag alles gebeuren en langzaam vervaagde alles, alles werd zwart. Alles werd een eenzame leegte. Alles was stil.
[Liefst 1 mens]