Vermoeid liep Lilo door de berm. Ze liep nu al heel lang, en had honger en dorst. Sinds het ongeluk heeft ze alleen nog maar wat gras gegeten en vocht binnen gekregen via het dau op het gras. Ze zou nu wel eens weer slobber kunnen eten of gewoon bix of hooi, wat ze altijd van haar oude baasje kreeg. Lilo haate de man die het zo nodig vond om de stal deuren open te doen. De meeste paarden deeden een stapje naar buiten, maar werden hier prima verzorgt, waarom zouden ze dan weg willen. Toen die man dat merkte, gooide hij zijn peuk in het hooi, en het hele stal gebouw vloog in de brand. Nu moeten jullie wel weg he, paardjes? Waren de woorden die de man lachend zei tegen de paarden. Stuk voor stuk galoppeerde ze allemaal uit paniek een andere kant op. Lilo zelf rende via de weg het bos in, en loopt nu al een dag of vier. Haar eigenaar zou haar nooit meer terug kunnen vinden natuurlijk, dus besloot ze maar een nieuw baasje te gaan zoeken. Ja een nieuw baasje. Eerst liep ze nog met een oude vriend: Age, maar die vond het onzin om een nieuw baasje te gaan zoeken en ging zijn eigen weg. Lilo kwam aan bij een enge plek, althans dat vond ze zelf. Er stonden oude grote kisten. Ze was hier heen gekomen omdat ze mensen rook, alleen zag ze, ze helemaal niet. Er kwam een geluidje uit een van de kisten. Nieuwschierig stak ze haar hoofd erin, maar werd meteen afgescrikt door een boze hond, die zijn vrouwtje en puppies probeerde te beschermen. Geschrokken sprong ze achter uit en draafde hard weg. Een eindje verder op, op een klein stukje gras, ging ze maar grazen.
[open, het liefst mensen]
[open, het liefst mensen]