Werktitel of zo. Yolo.
________________
Zwak zonlicht kierde door de smerige ramen van het oude, houten hutje, dat aardig afweek van de gebruikelijke architectuur hier in de Ashlands.
Op een vervallen, donkergroen vloerkleed zaten vijf mensen, stuk voor stuk krijgers, vechters, de een meer ervaren dan de ander. Twee van hen waren Orcs, een man, vrij tenger voor Orc begrippen, nog steeds een kleerkast voor de rest van het gezelschap, en een vrouw, met een paar slagtanden dat je vandaag de dag niet veel meer zag bij Orcs. Naast de Orcs zat een Elf, die nogal tegen ze afstak, want zij was op haar beurt voor een Bosmer zelfs aan de kleine kant. Anderhalve meter, max. Haar donkere haar was gemillimeterd en hoewel ze het typische tengere elvenframe had, was ze behoorlijk pezig.
Ze had geluk, ze was niet de enige in het gezelschap die klein was voor haar ras. Nummer vier in het kleurrijke gezelschap was een jonge Breton, een knul die nog iets met het elvenmeisje gemeen had. Beiden waren verdomd slecht in magie, terwijl er toch algemeen van hun 'soorten' werd verwacht er goed in te zijn. De elf was dan nog de beste van de twee. Ze kon een corrigerende vonk uitdelen of een paar schrammen en bulten genezen.
De laatste van de groep was een Argonian. In tegenstelling tot de rest was hij niet zo van het brute geweld. Hij kon het wel, hij pakte het alleen liever wat subtieler aan, dacht liever eerst goed na. En dat was ook precies waarom hij de leider van het gezelschap was.
"Nigel!" zei hij kortaf tegen de Breton, die opschrok. Zijn naam suggereerde eerder een Redguard afkomst, iets met zijn moeder die hertrouwd was. Terwijl ze zwanger was.
"Ja?"
"Opletten."
De elf grinnikte. Iradel was haar naam.
"Ja, baas."
"Jij en Iradel gaan naar de grot. Als het goed is houd Adil zich daar schuil."
"Eh, vergeef me mijn onnozelheid Han-Tei, maar welke grot?" vroeg Iradel droog.
"Wat dacht je van die grot die we al een week in de gaten houden?" zei Nigel met een kleine grijns.
"Je bedoeld die grot die hij daarom waarschijnlijk al lang niet meer gebruikt?" kaatste Iradel skeptisch terug. Er viel een korte stilte.
"Anders gaan wij naar de andere," zei Garag, de vrouwelijke Orc, kortaf. Han-Tei leek in gedacht te verzinken, maar zei toen;
"Prima. Ik zoek ondertussen Firlas op. Als het goed is, is hij met zijn gebruikelijke politieke spelletje bezig, dus ik zal naar het landhuis van Adil moeten." De stem van de Argonian klonk bitter, wat niet onbegrijpelijk was. In die villa waren meer Argonian slaven gestorven dan waar dan ook in Morrowind, leek het haast wel. En niemand greep in. Niet dat dat Adil's enige misdrijven waren. Han-Tei kon nog veel meer vertellen wat menig elf, Orc of mens het bloed in de aderen kon doen stollen. En de lijst werd maar langer.
"En als we hem vinden?" vroeg Nigel.
"Probeer hem gevangen te nemen," zei Han-Tei kortaf. Garag snoof laatdunkend. Han-Tei fronste en keek haar geërgerd aan. Ze keek koel terug.
"We zijn de Dark Brotherhood niet, Garag. En ik wil hem spreken."
"Wat jij wil."
Iradel en Nigel vertrokken; de sfeer werd er niet beter op en met Garag wist je het nooit. Daar kwam bij, hoe eerder ze Adil hadden, hoe beter.
________________
Zwak zonlicht kierde door de smerige ramen van het oude, houten hutje, dat aardig afweek van de gebruikelijke architectuur hier in de Ashlands.
Op een vervallen, donkergroen vloerkleed zaten vijf mensen, stuk voor stuk krijgers, vechters, de een meer ervaren dan de ander. Twee van hen waren Orcs, een man, vrij tenger voor Orc begrippen, nog steeds een kleerkast voor de rest van het gezelschap, en een vrouw, met een paar slagtanden dat je vandaag de dag niet veel meer zag bij Orcs. Naast de Orcs zat een Elf, die nogal tegen ze afstak, want zij was op haar beurt voor een Bosmer zelfs aan de kleine kant. Anderhalve meter, max. Haar donkere haar was gemillimeterd en hoewel ze het typische tengere elvenframe had, was ze behoorlijk pezig.
Ze had geluk, ze was niet de enige in het gezelschap die klein was voor haar ras. Nummer vier in het kleurrijke gezelschap was een jonge Breton, een knul die nog iets met het elvenmeisje gemeen had. Beiden waren verdomd slecht in magie, terwijl er toch algemeen van hun 'soorten' werd verwacht er goed in te zijn. De elf was dan nog de beste van de twee. Ze kon een corrigerende vonk uitdelen of een paar schrammen en bulten genezen.
De laatste van de groep was een Argonian. In tegenstelling tot de rest was hij niet zo van het brute geweld. Hij kon het wel, hij pakte het alleen liever wat subtieler aan, dacht liever eerst goed na. En dat was ook precies waarom hij de leider van het gezelschap was.
"Nigel!" zei hij kortaf tegen de Breton, die opschrok. Zijn naam suggereerde eerder een Redguard afkomst, iets met zijn moeder die hertrouwd was. Terwijl ze zwanger was.
"Ja?"
"Opletten."
De elf grinnikte. Iradel was haar naam.
"Ja, baas."
"Jij en Iradel gaan naar de grot. Als het goed is houd Adil zich daar schuil."
"Eh, vergeef me mijn onnozelheid Han-Tei, maar welke grot?" vroeg Iradel droog.
"Wat dacht je van die grot die we al een week in de gaten houden?" zei Nigel met een kleine grijns.
"Je bedoeld die grot die hij daarom waarschijnlijk al lang niet meer gebruikt?" kaatste Iradel skeptisch terug. Er viel een korte stilte.
"Anders gaan wij naar de andere," zei Garag, de vrouwelijke Orc, kortaf. Han-Tei leek in gedacht te verzinken, maar zei toen;
"Prima. Ik zoek ondertussen Firlas op. Als het goed is, is hij met zijn gebruikelijke politieke spelletje bezig, dus ik zal naar het landhuis van Adil moeten." De stem van de Argonian klonk bitter, wat niet onbegrijpelijk was. In die villa waren meer Argonian slaven gestorven dan waar dan ook in Morrowind, leek het haast wel. En niemand greep in. Niet dat dat Adil's enige misdrijven waren. Han-Tei kon nog veel meer vertellen wat menig elf, Orc of mens het bloed in de aderen kon doen stollen. En de lijst werd maar langer.
"En als we hem vinden?" vroeg Nigel.
"Probeer hem gevangen te nemen," zei Han-Tei kortaf. Garag snoof laatdunkend. Han-Tei fronste en keek haar geërgerd aan. Ze keek koel terug.
"We zijn de Dark Brotherhood niet, Garag. En ik wil hem spreken."
"Wat jij wil."
Iradel en Nigel vertrokken; de sfeer werd er niet beter op en met Garag wist je het nooit. Daar kwam bij, hoe eerder ze Adil hadden, hoe beter.