Geschreeuw, gekrijs en woorden die naar hem toegesmeten werden weerklonken in zijn oren. In zijn ooghoek zag hij Mahiya wegrennen en deed hij haar meteen na. Avan rende zo hard als hij kon, maar doordat Mahiya sneller weg was gegaan rende zij een eind voor hem uit. In zijn ooghoeken zag hij twee schimmen achter hem, daardoor keek hij even over zijn schouder heen en trok hij zijn wenkbrauwen op. Het was een stel, een man en vrouw, die hem op de voet volgden. Maar doordat hij dus niet meer voor zich uit keek, voelde hij in een fractie van een seconde dat hij met zijn scheenbeen tegen iets hards aankwam. Meteen verloor hij zijn evenwicht, viel hij naar voren en probeerde hij zijn lichaam met zijn handen op te vangen, maar zoals gewoonlijk was zijn reactievermogen weer te sloom, waardoor hij plat op zijn buik viel. Meteen rolde hij zich op als een bol, pakte hij lipbijtend zijn scheenbeen beet. De geur van ijzer drong door tot zijn reukvermogen en kort probeerde hij zijn handen te bekijken. Zou het bloeden? Wat zou er aan de hand zijn? Normaal was Avan niet echt een opgever en had hij een niet snel pijn, maar bij dit moest hij wel toegeven dat het toch behoorlijk aan hem knaagde. Avan zag hoe de twee mensen naast hem knielde, de man hem bij zijn haar pakte en zijn hoofd een paar centimeter aan zijn haar omhoog tilde. ”Zo, kleine grappenmaker, vond je dat grappig?” Nog steeds probeerde Avan de pijn te onderdrukken, maar schreeuwen kon hij nu niet. ”Ja.” Liegen ging hij sowieso niet, ze mochten best weten dat hij het grappig vond. ”En trouwens, mijn idee was het niet eens dus ik ben de ‘grappenmaker niet’.” Just sayin’. ”Natuurlijk, ook nog een brutale mond.” Avan haalde kort zijn wenkbrauwen op. Niet dat de man het kon zien natuurlijk, maar zo was zijn reactie gewoon. Ondertussen had de vrouw hem met een pijzend gezicht aangekeken, had ze zijn hand van zijn scheenbeen afgehaald en bekeek ze het waarschijnlijk. Ineens verscheen er een waas voor zijn ogen, werd de geur van ijzer hem te veel en maakte het hem duizelig. Het zwart in zijn ogen nam steeds meer toe, totdat hij in een slaap belandde, nietwetend wat er allemaal gebeurde ondertussen. Snel knipperde hij met zijn ogen, probeerde hij te gaan zitten en keek hij even wazig om zich heen. Hij was weer in de tent en een grote groep keek hem aan, hun blikken nijdig op hem gericht. Verbaasd keek hij hen aan, was hij bijna alles vergeten wat zo’n tien minuten geleden gebeurd was. Wél wist hij dat het een en ander met zijn scheenbeen was gebeurd en hij meteen zijn scheenbeen weer bekeek. Hij was ingewikkeld en een bloedvlek was door het verband heen gekomen. ”Is m’n scheenbeen.. Gebroken?” Eén iemand liep naar hem toe, ging naast hem zitten en keek hem nogsteeds met een half blij, half boos gezicht aan. ”Het is niets ernstigs, het komt alleen dat het op een plaats zit waar vrijwel geen vel zit en je dus heel erg bloed. Waarschijnlijk wordt het een blauwe plek, voor de rest niet echt iets bijzonders.” Verbaasd wenkte hij even terug naar zijn scheenbeen, daarna weer naar de man naast hem. ”…Het spijt me dat ik het feest heb verstoord. Ik ben oud genoeg om te bedenken dat het niet zo’n slim plan was geweest, mijn excuses daarvoor.” Hopelijk zou iedereen het hem vergeven, zeker zijn vriend, want eigenlijk had hij zijn bruiloft gigantisch verpest. Allemaal door zo’n dom spel. Maar, hij had het niet voor zichzelf gedaan; hij had het voor Mahiya gedaan. Alleen gaan kon ze sowieso niet, dus had hij zichzelf maar als soort ‘slachtoffer’ opgegeven. Gelukkig hadden ze hem alleen maar gepakt en haar niet. Ergens vond hij het deze keer niet erg dat hij de schuld op zich nam. Misschien, omdat hij haar wel mocht? Inmiddels was hij opgestaan, was hij weer een beetje door de tent gaan lopen en had hij een drankje gepakt. Gelukkig had het merendeel hem vergeven en zelfs toegegeven dat het wel grappig was geweest, maar gewoon niet gepast. Wat hij wel begreep. Zijn drankje had hij op een tafel gezet zodat hij zijn handen vrij had en zo liep hij richting de uitgang van de tent. Doordat hij zich niet echt bij de les hield, voelde hij wéér een dreun tegen zijn lichaam aan. Meteen keek hij op, zag hij dat het – wonder boven wonder – niet iemand was geweest die hij omver had gelopen. Want tsja, dat kon er ook nog wel bij natuurlijk.. Maar het was Mahiya. Met een grijns keek hij haar aan. “Gevlucht?” De grijns op zijn gezicht begon steeds groter te worden, van oor tot oor. ”Alleen ben je wel een beetje te laat; het is al opgelost. Ik had mijn excuses aangeboden en die heeft vrijwel iedereen aanvaard.” Kort knipoogde hij naar haar en een glimlach maakte plaats voor zijn grijns van daarnet. ”Maar.. Eerlijk gezegd vond ik het wel grappig.” Zijn stem klonk dit maal veel zachter zodat niet iedereen het kon horen, niemand, buiten Mahiya.
|
|