De oude, rode fiets die ooit van Darius was geweest had het echt helemaal begeven tegen de tijd dat Annabell de duinen had bereikt. De banden waren bijna helemaal plat, de ketting maakte een kreunend geluid elke keer als de trappers werden omgedraaid, de lamp hing aan elkele draden en stond op het punt om af te vallen. Het stuur bestond uit een stuk gebogen staal en het was niet langer mogelijk om het voertuig op slot te doen gezien alle sleutels in de jaren verdwenen waren. De verf, ooit fel en vuurrood, was op een paar plaatsen verroest en vervaagd. Er waren een paar spaken uitgevallen en de bel hing wat treurig aan het stuur.
Het voertuig was eerst van Darius geweest, die er het grootste deel van zijn puberteit op had gereden, en was toen doorgegeven aan Annabell. Annabell had de fiets waarschijnlijk korter gebruikt dan haar oudere neef, maar had het ding ook aardig wat keren bijna gesloopt - het was niet echt alsof ze er voorzichtig mee om was gegaan.
En toch had Annabell een poging gedaan het vreselijke excuus voor een fiets proberen op te lappen. Uren had ze er aan gewerkt, in haar eentje in de garage met alleen de muziek die uit de radio klonk die haar gezelschap hield, in een poging er voor te zorgen dat het weer kon laten rijden. Want tja - dag in, dag uit op haar motor van de ene naar de andere locatie begon haar langzaamaan te vervelen. Ze werkte niet, naast het helpen van haar oom in de garage, en had genoeg tijd gehad om een project als dit op te pakken.
Niet dat er nog veel aan te doen was, maar ze had het in ieder geval geprobeerd. Een fiets was toch een heel stuk anders dan haar motor of een auto.
Vanmiddag, toen ze had besloten dat ze niets meer aan te maken was dan dat ze had gedaan, was ze op de fiets gestapt. Daarvoor had ze had zichzelf zorgvuldig ingepakt - ze had haar rode sjaal uit de kast gehaald en voor de eerste keer haar nieuwe jas aangetrokken. De jas was veel chiquer dan de kleding die ze normaal droeg - hij was gemaakt van donkerblauwe stof, kwam tot net iets over haar middel en was verbazingwekkend warm. Haar blonde haar verdween bijna volledig onder de grijze muts die ze voor Kerst van Mo had gekregen toen ze naar buiten stapte, haar handen om het koude stuur gesloten. Met haar oortjes in was ze in de richting van het bos gereden, om geen enkele andere reden om eens buiten te zijn. Eerst zat ze er aan te denken om Roya te bezoeken, maar gezien ze niet van tevoren had laten weten dar ze langs zou komen besloot ze daar van af te zien en had het centrum links laten liggen.
Pas toen ze de duinen bereikte had de fiets het weer begeven. Ze had op haar trappers moeten staan om tegen de ijskoude wind in te fietsen en was bijna gevallen toen de ketting er plotseling af was gevlogen. Dus was ze snel af gestapt, had even gekeken of ze met bevroren vingers de ketting er terug op zou kunnen leggen en was doorgelopen toen ze had gezien dat de zaak hopeloos was. Het was compleet onmogelijk om de fiets nu nog opnieuw te maken.
Ze wist dat als ze over de duinen verder zou lopen ze in een cirkel terug bij huis zou komen, dus was ze niet terug gekeerd en liep nu met haar ratelende fiets aan haar hand over het duinpad.
De zon begon langzaam te dalen, en Annabell moest toegeven dat ze er nu toch wel moe van begon te worden dat ze constant bergopwaarts liep. Ze wierp een korte blik omhoog en zag dat zo'n 500 meter verderop ze het hoogste punt van de duin zou bereiken, vanaf waar het pad weer naar beneden zou leiden.
Toen ze uiteindelijk de top bereikt had liet ze zich op het oude, houten bankje zakken, haar fiets enkele meters verderop in het bevroren zand, en zuchtte diep. Het landschap dat zich voor haar uitstrekte was adembenemend - maar ze wist dat ze daar niet al te lang kon blijven zitten. Ze moest er van genieten voor de tijd dat ze daar zat. Dus ze leunde achterover, streek een plukje stroblond haar onder haar muts en keek naar de zon die langzaam verder omlaag zakte.
Toen de zon de horizon bijna aanraakte kwam ze met lichte tegenzin overeind, pakte de fiets van de grond en begon aan haar weg terug, de heuvel af, door het schemerdonker terug naar huis.
Het voertuig was eerst van Darius geweest, die er het grootste deel van zijn puberteit op had gereden, en was toen doorgegeven aan Annabell. Annabell had de fiets waarschijnlijk korter gebruikt dan haar oudere neef, maar had het ding ook aardig wat keren bijna gesloopt - het was niet echt alsof ze er voorzichtig mee om was gegaan.
En toch had Annabell een poging gedaan het vreselijke excuus voor een fiets proberen op te lappen. Uren had ze er aan gewerkt, in haar eentje in de garage met alleen de muziek die uit de radio klonk die haar gezelschap hield, in een poging er voor te zorgen dat het weer kon laten rijden. Want tja - dag in, dag uit op haar motor van de ene naar de andere locatie begon haar langzaamaan te vervelen. Ze werkte niet, naast het helpen van haar oom in de garage, en had genoeg tijd gehad om een project als dit op te pakken.
Niet dat er nog veel aan te doen was, maar ze had het in ieder geval geprobeerd. Een fiets was toch een heel stuk anders dan haar motor of een auto.
Vanmiddag, toen ze had besloten dat ze niets meer aan te maken was dan dat ze had gedaan, was ze op de fiets gestapt. Daarvoor had ze had zichzelf zorgvuldig ingepakt - ze had haar rode sjaal uit de kast gehaald en voor de eerste keer haar nieuwe jas aangetrokken. De jas was veel chiquer dan de kleding die ze normaal droeg - hij was gemaakt van donkerblauwe stof, kwam tot net iets over haar middel en was verbazingwekkend warm. Haar blonde haar verdween bijna volledig onder de grijze muts die ze voor Kerst van Mo had gekregen toen ze naar buiten stapte, haar handen om het koude stuur gesloten. Met haar oortjes in was ze in de richting van het bos gereden, om geen enkele andere reden om eens buiten te zijn. Eerst zat ze er aan te denken om Roya te bezoeken, maar gezien ze niet van tevoren had laten weten dar ze langs zou komen besloot ze daar van af te zien en had het centrum links laten liggen.
Pas toen ze de duinen bereikte had de fiets het weer begeven. Ze had op haar trappers moeten staan om tegen de ijskoude wind in te fietsen en was bijna gevallen toen de ketting er plotseling af was gevlogen. Dus was ze snel af gestapt, had even gekeken of ze met bevroren vingers de ketting er terug op zou kunnen leggen en was doorgelopen toen ze had gezien dat de zaak hopeloos was. Het was compleet onmogelijk om de fiets nu nog opnieuw te maken.
Ze wist dat als ze over de duinen verder zou lopen ze in een cirkel terug bij huis zou komen, dus was ze niet terug gekeerd en liep nu met haar ratelende fiets aan haar hand over het duinpad.
De zon begon langzaam te dalen, en Annabell moest toegeven dat ze er nu toch wel moe van begon te worden dat ze constant bergopwaarts liep. Ze wierp een korte blik omhoog en zag dat zo'n 500 meter verderop ze het hoogste punt van de duin zou bereiken, vanaf waar het pad weer naar beneden zou leiden.
Toen ze uiteindelijk de top bereikt had liet ze zich op het oude, houten bankje zakken, haar fiets enkele meters verderop in het bevroren zand, en zuchtte diep. Het landschap dat zich voor haar uitstrekte was adembenemend - maar ze wist dat ze daar niet al te lang kon blijven zitten. Ze moest er van genieten voor de tijd dat ze daar zat. Dus ze leunde achterover, streek een plukje stroblond haar onder haar muts en keek naar de zon die langzaam verder omlaag zakte.
Toen de zon de horizon bijna aanraakte kwam ze met lichte tegenzin overeind, pakte de fiets van de grond en begon aan haar weg terug, de heuvel af, door het schemerdonker terug naar huis.