"Doe er wat aan." een jonge vrouw had gesproken. Op haar gelaat lag een boze uitdrukking en haar politie uniform was iets waar ze eigenlijk te jong voor was. Ambitieus.
"Nope, zolang hij dealers en ander tuig afrost zal het me een zorg zijn," klonk het nuchtere, verveelde antwoord van haar collega, meer een veteraan in het vak en in wezen een tikje corrupt te noemen.
"Die jongen is een gevaar voor de samenleving. Hij legt nog eens iemand om!"
"Wedden dattie dat al lang heeft gedaan? Ik heb hem gezien Charlene, ik ken de blik van een moordenaar."
Charlene zweeg en de man boog zich naar haar toe tot ze zijn aftershave kon ruiken. Geen onprettige geur.
"Luister," zei hij vriendelijk, maar op een toch iets onaangename toon. "Hij gaat de mist nog wel in. ZOlang hij zich beperkt tot criminelen boeite het me weinig, maar ik weet ook wel dat hij gestoord is. Hij stapt wel mis. Vroeg of laat raakt hij een onschuldige aan en dan zorg ik er hoogstpersoonlijk voor dat die als getuige dient tegen hem."
Charlene slikte. "En als die onschuldige het leven laat?" vroeg ze scherp.
"Dan zal zijn DNA genoeg moeten zijn."
Voor zijn gezicht tegen een muur geslagen was door een witblonde jongen met een buitengewoon kort lontje was hij een erg knappe dealer geweest; olijfkleurge huid, nu met bloed besmeurd, een mooie, rechte neus, nu zwaar gebroken, donkere ogen, een nu blauw en kort, donker haar, waar zo hard aan was getrokken dat zijn huid er hier en daar van was gescheurd.
"Denk hieraan als je nog eens iemand af wil tuigen om met wie hij naar bed gaat," klonk de kille stem van de jongen die de dealer dit alles aan had gedaan. Riot Masquerade. Hij trok de jonge man omhoog en trapte hem vervolgens frontaal tegen zijn borst. Onregelmatig ademend bleef deze liggen. Riot keek naar hem, vol walging. Hij haatte deze types.
Voetstappen. Twee jongens die iets ouder waren dan Riot kwamen de oude loods binnen waarin dit alles zich had afgespeeld. Ze hadden maar heel even nodig om zich te realiseren wat er was gebeurd en een balde zijn vuisten en de ander trok een mes. Riot aarzelde niet en greep een dikke, smalle houten plank die tegen de muur lag, lichtjes bespetterd met het bloed van de Italiaanse drugsdealer. Omdat hij Iseco kende, vond Riot de jongen een schaamte voor zijn nationaliteit.
Hij richtte zich nu echter op de huigide bedreiging; vooral dat mes moest hij voor uitkijken. De drager ervan stormde naar voren. Het ging makkelijker dan verwacht. Riot haalde uit en de jongen was te laat met het opheffen van zijn armen. Het hout trof hem dan ook vol op zijn slaap en geluidloos zakte hij in elkaar. De ander stond stil, een blik vol afschuw in zijn ogen.
"Ben je gek?!" riep hij uit. Riot had het te druk met het beheersen van zijn woede om daar echt over na te kunnen denken.
"Rot op," gromde hij maar de jongen bewoog zich niet. Riot hield de plank in de aanslag, klaar om er nog iemand mee KO te slaan als dat nodig was.
Mensen vroegen het zich met regelmaat af; hoe kon een jongen als hij zo vaak bij confrontaties betrokken raken, zo vaak zich bedienen van ruw geweld? Hij wist het zelf ook niet. Het kwam gewoon vaak voor dat hij dingen zag gebeuren die hij niet kon negeren en van het een kwam het ander. De homo die door de dealer was belaagd had zich al lang - op redelijk dringend advies van Riot - uit de voeten gemaakt. De jongen voor hem deed nu hetzelfde.
Niet veel later verliet ook Riot de loods, de ietwat bijkomende dealer onverschillig achterlatend. Hij had geen spijt. Spijt had je als je wilde dat iets nooit was gebeurd en het enige waarvan Riot had gewild dat het niet was gebeurd was de confrontatie tussen die dealer en die homo; dat soort dingen kon hij niet tegen. Waarschijnlijk was hij zo geen haar beter dan die dealer, maar het was toch anders, al zag Riot zichzelf totaal niet als een of andere held.
Naarmate hij liep koelde hij langzaam af, al had hij nog steeds een behoorlijk slecht humeur en toen hij uiteindelijk bij een klein parkje uitkwam en moe op een bankje plofte voelde hij zich eigenlijk nog steeds een beetje geirriteerd. Hij speelde met de rits van het versleten vest dat hij droeg en staarde naar het gras. Hier en daar waren krokussen opgedoken en vogels tsjirpten vrolijk. Het verbeterde Riot's humeur iets, maar niet veel.
Een oudere vrouw met een hondje kwam voorbij, maar Riot sloeg er geen acht op. Hij dacht aan zijn eigen hond die hij eerder die dag uit had gelaten. Het diertje was in het huis waar hij en Solance nog steeds verbleven. Riot had geen zin om terug te gaan; hij wilde even helemaal alleen zijn.
Die wens ging niet lang in vervulling.
"Riot Masquerade?" Hij keek op toen een bitse stem zijn naam uitsprak en tegenover hem stond een jonge vrouw met rood haar.
"Agent Bridgeton, geen zorgen ik ben in burger en ben niets van plan." Ze kwam naast hem zitten. Hij fronste, klaar om op te staan. Hij vertrouwde haar voor geen meter.
"Hoe komt dat bloed op je kleren?" vroeg agent Bridgeton scherp. Ze leek haast te jong voor haar uniform en was duidelijk zo een die het nog ver hoopte te schoppen.
Riot zweeg even en besloot maar gewoon eerlijk te zijn; als ze hem hiervoor op wilde pakken later lukte haar dat toch wel. Hij was zich sterk bewust van de vele dingen die hij inmiddels had gedaan; hij kon voor een kwart al makkelijk meerdere malen levenslang de bak indraaien. De gedachte op die manier van Solance verwijderd te worden joeg hem een vreemde, nieuwe angst aan die hij voor zijn relatie met haar nog niet had gevoeld.
"Ruzie gehad."
"Ruzie? Zo, zo.. Enne hoe is de ander ervanaf gekomen? Doodgelsagen of alleen gewond?"
Riot begon weer nijdig te worden. Hij wist dat hij zich in moest houden, maar ze haalde het slechtste in hem naar boven.
"Hij is er niet mooier op geworden maar hij red het wel," bromde hij met tegenzin.
"Heb je er spijt van?"
"Nee."
Foute antwoorden. Allemaal foute antwoorden. Maar hij ging niet liegen, niet charmeren of andere bullshit die zijn hachje misschien kon redden.
"Weet je hoe we mensen als jou noemen Riot? Mensen die totaal geen empathie of spijt kennen en die doen wat ze willen? Dat noemen we psychopaten. Vind je dat je er zelf een bent?"
Riot stond abrupt op. Zijn vuisten gebald, zijn knokkels wit. Ze moest niet veel verder gaan, maar hij realiseerde zich dat ze hem pushte, keek hoe ver ze kon gaan tot hij knapte.
"Hou je bek," gromde hij. Hij was vaak niet echt gevat, niet als hij kwaad was in ieder geval; hij praatte makkelijker met zijn vuisten dan met zijn mond in dit soort situaties en dat werkte niet in zijn voordeel.
Zij stond nu ook op. Legde een hand op zijn rug. Alles in Riot schreeuwde dat hij haar duidelijk moest maken dat ze op moest rotten en met een enorme inspanning wist hij zich te beheersen.
"Wat heeft je zo gek gemaakt, knul?"
Het leek te flitsen voor Riot's ogen en hij wilde haar alleen nog maar een klap voor haar smoelwerk geven. Hij maakte geen onderscheid tussen mannen en vrouwen; pushte je hem te ver dan kon je het krijgen ook.
"Ik volg je als een bloedhond. Nog een misstap en ik zorg dat we alles over je krijgen wat we kunnen vinden." Plotseling voelde hij iets kouds in zijn hals en zijn ogen werden groot.
"En voor je het weet beslist de rechter of je de doodstraf of levenslang krijgt. Hoe dan ook, ik haal je van de straten, al is het het laatste wat ik doe."
En weg was ze, Riot woedend, geschrokken en verward achterlatend. Hij slikte en dacht razendsnel na. Hij zat heel, heel diep in de nesten. Meestal was de politie niet bepaald happig op het aanpakken van het geweld in de acherstandswijken waar negenennegentig van de honderd van Riot's ruzie plaatsvonden, maar deze leek vastberaden. Riot begon te lopen. Waarheen wist hij niet, maar weg van hier, dat wist hij wel.
Hij kwam uiteindelijk uit bij het strand. Hij besefte zich dat dit het strand was waar hij Chloe had ontmoet en liep door; dat was ook geen herinnering waar hij op zat te wachten.
Uiteindelijk kwam hij bij een groep rotsen uit die in de branding stonden. Hij had inmiddels zijn kisten en sokken uitgetrokken en waadde even door het water, waarna hij op een wat plattere rots ging zitten, zijn blik op de horizon gericht waar de zon langzaam onder begon te gaan.
"Nope, zolang hij dealers en ander tuig afrost zal het me een zorg zijn," klonk het nuchtere, verveelde antwoord van haar collega, meer een veteraan in het vak en in wezen een tikje corrupt te noemen.
"Die jongen is een gevaar voor de samenleving. Hij legt nog eens iemand om!"
"Wedden dattie dat al lang heeft gedaan? Ik heb hem gezien Charlene, ik ken de blik van een moordenaar."
Charlene zweeg en de man boog zich naar haar toe tot ze zijn aftershave kon ruiken. Geen onprettige geur.
"Luister," zei hij vriendelijk, maar op een toch iets onaangename toon. "Hij gaat de mist nog wel in. ZOlang hij zich beperkt tot criminelen boeite het me weinig, maar ik weet ook wel dat hij gestoord is. Hij stapt wel mis. Vroeg of laat raakt hij een onschuldige aan en dan zorg ik er hoogstpersoonlijk voor dat die als getuige dient tegen hem."
Charlene slikte. "En als die onschuldige het leven laat?" vroeg ze scherp.
"Dan zal zijn DNA genoeg moeten zijn."
Voor zijn gezicht tegen een muur geslagen was door een witblonde jongen met een buitengewoon kort lontje was hij een erg knappe dealer geweest; olijfkleurge huid, nu met bloed besmeurd, een mooie, rechte neus, nu zwaar gebroken, donkere ogen, een nu blauw en kort, donker haar, waar zo hard aan was getrokken dat zijn huid er hier en daar van was gescheurd.
"Denk hieraan als je nog eens iemand af wil tuigen om met wie hij naar bed gaat," klonk de kille stem van de jongen die de dealer dit alles aan had gedaan. Riot Masquerade. Hij trok de jonge man omhoog en trapte hem vervolgens frontaal tegen zijn borst. Onregelmatig ademend bleef deze liggen. Riot keek naar hem, vol walging. Hij haatte deze types.
Voetstappen. Twee jongens die iets ouder waren dan Riot kwamen de oude loods binnen waarin dit alles zich had afgespeeld. Ze hadden maar heel even nodig om zich te realiseren wat er was gebeurd en een balde zijn vuisten en de ander trok een mes. Riot aarzelde niet en greep een dikke, smalle houten plank die tegen de muur lag, lichtjes bespetterd met het bloed van de Italiaanse drugsdealer. Omdat hij Iseco kende, vond Riot de jongen een schaamte voor zijn nationaliteit.
Hij richtte zich nu echter op de huigide bedreiging; vooral dat mes moest hij voor uitkijken. De drager ervan stormde naar voren. Het ging makkelijker dan verwacht. Riot haalde uit en de jongen was te laat met het opheffen van zijn armen. Het hout trof hem dan ook vol op zijn slaap en geluidloos zakte hij in elkaar. De ander stond stil, een blik vol afschuw in zijn ogen.
"Ben je gek?!" riep hij uit. Riot had het te druk met het beheersen van zijn woede om daar echt over na te kunnen denken.
"Rot op," gromde hij maar de jongen bewoog zich niet. Riot hield de plank in de aanslag, klaar om er nog iemand mee KO te slaan als dat nodig was.
Mensen vroegen het zich met regelmaat af; hoe kon een jongen als hij zo vaak bij confrontaties betrokken raken, zo vaak zich bedienen van ruw geweld? Hij wist het zelf ook niet. Het kwam gewoon vaak voor dat hij dingen zag gebeuren die hij niet kon negeren en van het een kwam het ander. De homo die door de dealer was belaagd had zich al lang - op redelijk dringend advies van Riot - uit de voeten gemaakt. De jongen voor hem deed nu hetzelfde.
Niet veel later verliet ook Riot de loods, de ietwat bijkomende dealer onverschillig achterlatend. Hij had geen spijt. Spijt had je als je wilde dat iets nooit was gebeurd en het enige waarvan Riot had gewild dat het niet was gebeurd was de confrontatie tussen die dealer en die homo; dat soort dingen kon hij niet tegen. Waarschijnlijk was hij zo geen haar beter dan die dealer, maar het was toch anders, al zag Riot zichzelf totaal niet als een of andere held.
Naarmate hij liep koelde hij langzaam af, al had hij nog steeds een behoorlijk slecht humeur en toen hij uiteindelijk bij een klein parkje uitkwam en moe op een bankje plofte voelde hij zich eigenlijk nog steeds een beetje geirriteerd. Hij speelde met de rits van het versleten vest dat hij droeg en staarde naar het gras. Hier en daar waren krokussen opgedoken en vogels tsjirpten vrolijk. Het verbeterde Riot's humeur iets, maar niet veel.
Een oudere vrouw met een hondje kwam voorbij, maar Riot sloeg er geen acht op. Hij dacht aan zijn eigen hond die hij eerder die dag uit had gelaten. Het diertje was in het huis waar hij en Solance nog steeds verbleven. Riot had geen zin om terug te gaan; hij wilde even helemaal alleen zijn.
Die wens ging niet lang in vervulling.
"Riot Masquerade?" Hij keek op toen een bitse stem zijn naam uitsprak en tegenover hem stond een jonge vrouw met rood haar.
"Agent Bridgeton, geen zorgen ik ben in burger en ben niets van plan." Ze kwam naast hem zitten. Hij fronste, klaar om op te staan. Hij vertrouwde haar voor geen meter.
"Hoe komt dat bloed op je kleren?" vroeg agent Bridgeton scherp. Ze leek haast te jong voor haar uniform en was duidelijk zo een die het nog ver hoopte te schoppen.
Riot zweeg even en besloot maar gewoon eerlijk te zijn; als ze hem hiervoor op wilde pakken later lukte haar dat toch wel. Hij was zich sterk bewust van de vele dingen die hij inmiddels had gedaan; hij kon voor een kwart al makkelijk meerdere malen levenslang de bak indraaien. De gedachte op die manier van Solance verwijderd te worden joeg hem een vreemde, nieuwe angst aan die hij voor zijn relatie met haar nog niet had gevoeld.
"Ruzie gehad."
"Ruzie? Zo, zo.. Enne hoe is de ander ervanaf gekomen? Doodgelsagen of alleen gewond?"
Riot begon weer nijdig te worden. Hij wist dat hij zich in moest houden, maar ze haalde het slechtste in hem naar boven.
"Hij is er niet mooier op geworden maar hij red het wel," bromde hij met tegenzin.
"Heb je er spijt van?"
"Nee."
Foute antwoorden. Allemaal foute antwoorden. Maar hij ging niet liegen, niet charmeren of andere bullshit die zijn hachje misschien kon redden.
"Weet je hoe we mensen als jou noemen Riot? Mensen die totaal geen empathie of spijt kennen en die doen wat ze willen? Dat noemen we psychopaten. Vind je dat je er zelf een bent?"
Riot stond abrupt op. Zijn vuisten gebald, zijn knokkels wit. Ze moest niet veel verder gaan, maar hij realiseerde zich dat ze hem pushte, keek hoe ver ze kon gaan tot hij knapte.
"Hou je bek," gromde hij. Hij was vaak niet echt gevat, niet als hij kwaad was in ieder geval; hij praatte makkelijker met zijn vuisten dan met zijn mond in dit soort situaties en dat werkte niet in zijn voordeel.
Zij stond nu ook op. Legde een hand op zijn rug. Alles in Riot schreeuwde dat hij haar duidelijk moest maken dat ze op moest rotten en met een enorme inspanning wist hij zich te beheersen.
"Wat heeft je zo gek gemaakt, knul?"
Het leek te flitsen voor Riot's ogen en hij wilde haar alleen nog maar een klap voor haar smoelwerk geven. Hij maakte geen onderscheid tussen mannen en vrouwen; pushte je hem te ver dan kon je het krijgen ook.
"Ik volg je als een bloedhond. Nog een misstap en ik zorg dat we alles over je krijgen wat we kunnen vinden." Plotseling voelde hij iets kouds in zijn hals en zijn ogen werden groot.
"En voor je het weet beslist de rechter of je de doodstraf of levenslang krijgt. Hoe dan ook, ik haal je van de straten, al is het het laatste wat ik doe."
En weg was ze, Riot woedend, geschrokken en verward achterlatend. Hij slikte en dacht razendsnel na. Hij zat heel, heel diep in de nesten. Meestal was de politie niet bepaald happig op het aanpakken van het geweld in de acherstandswijken waar negenennegentig van de honderd van Riot's ruzie plaatsvonden, maar deze leek vastberaden. Riot begon te lopen. Waarheen wist hij niet, maar weg van hier, dat wist hij wel.
Hij kwam uiteindelijk uit bij het strand. Hij besefte zich dat dit het strand was waar hij Chloe had ontmoet en liep door; dat was ook geen herinnering waar hij op zat te wachten.
Uiteindelijk kwam hij bij een groep rotsen uit die in de branding stonden. Hij had inmiddels zijn kisten en sokken uitgetrokken en waadde even door het water, waarna hij op een wat plattere rots ging zitten, zijn blik op de horizon gericht waar de zon langzaam onder begon te gaan.