Het verbaasde Joël enorm dat er vandaag geen zonnetje aan de hemel stond. In tegendeel, er hingen donkere wolken boven hun, terwijl er een warme sauna lucht rond zweefde. Het begon te regenen. Maar Joël had geen problemen met regen. Hij zat nog thuis, in zijn zetel. Hij was blij dat zijn ouders er niet meer waren. Ze waren gestoord, net als zijn zus. Er was niemand normaal meer rond hem. Maar het verbaasde hem niets, hij was zelf ook niet normaal. Maar was het zijn schuld? Nee. Dan hadden zijn vervloekte ouders hem maar niet moeten dumpen toen hij een klein kind was. In een koud, donker bos. In de winter. Argh. Hij werd woedend als hij er aan terug dacht hoe zijn ouders hem dood wilden laten vriezen. En dan hadden deze mensen hem gevonden. Ze waren aardig, maar ook gestoord. Vooral zijn zusje, die ergens rondliep in een kort, knalrood mini rokje, met netpanty's eronder, een mes in haar handen... Een roodfier was ze, ze roofde op drugs. De laatste keer dat hij haar had gezien, wilde ze zijn keel doorsnijden. Argh. Hij zette het gewoon allemaal uit zijn hoofd. Hij wilde vandaag even genieten van zijn dag. Die vervloekte herinneringen moesten dat niet steeds verpesten. Hoewel ze dat de helft van de tijd wél deden. Hij sloeg met zijn vuist op de keukentafel en pakte een aardbei. Hij was er eigenlijk dol op, maar deze keer maakte het hem niet vrolijk. Hij staarde door het raam naar de duizenden regendruppels die om de halve seconde de grond raakten. Het was niet zo donker buiten, je kon gewoon rondlopen zonder over iets te struikelen. Joël liep naar buiten, in een dun vest met een alledaagse outfit eronder. Het regende niet zo hard als hij had gedacht, en maakte een wandeling naar de duiden. Het zand zou daar wel zwaar zijn. Maar dat kon hem niet schelen. Het was een zeer afgelegen plekje, en hij zou niet echt verwachten dat hij daar mensen zou tegenkomen. En als het wel zou zijn, het zou hem niet echt uitmaken. Hij had nood aan communicatie. Hij sloot zich te veel op voor de sociale wereld. En misschien werd het tijd om het slot eens om te draaien. Hij had toch ook vrienden nodig? Hij zuchtte diep en liep door het verharde zand. Het was toch makkelijk nu de regen het zand een beetje vochtig maakte. Hij negeerde de bankjes, die langs hem stonden, en liep gewoon door. Hij bleef opeens stokstijf staan, er zat een meisje op een bankje. Een paar meters verder. Hij knipperde met zijn ogen, om te zien of het een schim was of niet. Maar nee, ze zat daar echt. Hij deed een paar stappen in haar richting maar bleef toch weer staan. Zou hij dit wel doen? Ging hij dan geen verkeerde indruk geven?
Iana! :3
Iana! :3