Mist zwierf rond door de levenloze bomen. Het was koud en vochtig voor een zomerdag. Storm háátte zomer. De warmte, de bloemen. Het was allemaal vrolijk. Vrolijkheid kon niet met haar in de buurt. Ze nam zware passen, en haar lichaam moest maar volgen. Hoe lang was het nou geleden dat ze zich in HH had laten zien? Ze kon het niet zeggen. Het leek wel eeuwen. Storm lag met gedachten bij haar oude liefde. Het was de eerste keer dat ze warmte in haar lichaam had gevoeld door de hengst.Maar ze wilde zijn naam niet noemen, hij had haar hart gebroken. Hij had het hart gebroken, waarvan Storm nooit had gedacht dat het bestond. Maar ja, ze had een hart gehad. Maar nu, nee, hij had haar hart in duizenden stukjes laten vallen, en het was onvervangbaar. Storm was zo woest geweest, ze had zichzelf willen villen, maar het was mislukt, daar had ze een ernstige snee in haar hals van opgelopen maar daar kon ze nu niets aan doen, terwijl het haar verschrikkelijk veel pijn gaf. Maar ze beet haar pijn weg. Ze had zichzelf wijs gemaakt dat ze geen pijn meer kón voelen. Ze was een monster. Dat meende ze nu zelf ook wel te geloven. Haar lichaam gleed door het vuile, koude en stinkende water, vol met algen. Enkel haar hoofd stook het water uit, haar hele lichaam was onder het water verstopt. Maar ze kon de koude niet voelen. Het deed haar niets meer. Er verscheen een grijze merrie. Ze had zwarte lange manen, ze was lichtgebouwd maar enorm groot voor een warmbloed. Storm voelde aan haar instinct dat ze de merrie niet zo maar kon negeren. En ze had gelijk."Hej, ik ben Sage en ik vroeg me af of je even kon vertellen hoe ik hier wegkom want ik ben soort van de weg kwijt." Zei de merrie. Voor dat Storm oog contact met de merrie maakte, schudde ze zich uitgebreid uit. Ze keek daarna de merrie droog en kil aan. Maar ze was echt niet in de stemming om een ruzie te beginnen. Storm keek de merrie recht in de ogen aan, en ze hoopte dat de merrie de snee in haar oog zag. Ze had het opgelopen als veulen. En het had haar levenloze blauwe oog er niet op vooruit geholpen. "Je bent in het moeras." Zei Storm met een lage en doodse stem. Storm staarde naar de zwiepende staart van de merrie. Hij was bijzonder lang en weelderig. Storm daarentegen was klein tegenover de merrie, en had een normale, zwarte staart. Storm schrok van zichzelf. Waarom was ze zo normaal? Dit was niets voor haar. Waarschijnlijk lag het aan haar vreselijke humeur. Ze wilde gewoon een ruzie voorkomen, want daar keek ze echt tegenop. En misschien kon deze merrie haar daarbij nog wel bij verbazen. De laatste tijd had ze niet verwacht dat ze nog een wild paard zou tegenkomen, want het leek wel alsof die alleen maar uit HH verdwenen. Ze werden natuurlijk allemaal gevangen, zoals Storm gevangen werd bij de The Wild Western Horse. Maar ze had er geen minuut langer willen blijven. Waren mensen dan echt zo dom? Storm had geen mens nodig in haar leven. Ze ging nog liever dood. Storm probeerde haar gedachten af te schudden. Ze realiseerde haar weer dat de merrie voor haar stond. Ze voelde haar benen trillen. Wat was er toch met haar. Maar ze vermande zich. Ze moest vast nog wennen aan de terugkomst in HH. Storm keek de merrie aan. Wegkomen uit HH? Of wegkomen uit het moeras?" Storm wilde hier gewoon liefst zo snel af zijn, dus kon ze maar gewoon snel doorvragen. Er zat spot in haar stem, dat was gewoon zij, en daar moest je maar aan wennen. Storm bekeek de merrie van top tot een. Ze herkende de HH geur niet. "Je bent nieuw." Zei Storm met een valse grijns. Dit maakte het interessanter. Storm was geen nieuwkomer, ze was terug van weggeweest. Ze wilde HH nu niet meer verlaten, Storm was het enigste wilde paard dat over was gebleven van de eerste viervoetige bewoners van HH. En daar was ze trots op. Storm zette haar koude blik weer op. Die had ze het liefst.