De kisten aan zijn voeten zochten bij iedere stap opnieuw grip op de stenen. Hij had teveel energie, dat voortkwam uit zijn levensstijl. Vaak trainde hij iedere dag, iets wat hij vandaag nog niet had gedaan. Maar hij wilde geen argwaan wekken, het zou opvallen als hij iedere dag vechtend tegen de lucht opgemerkt werd. Dan zouden mensen vragen gaan stellen, vragen die hij haast niet kon beantwoorden. Waarom hij vocht en als er nog iemand hem met messen bezig zag, kon het nog ernstiger uitvallen. Vooral zijn geweer moest hij verborgen houden. Hij had er geen vergunning voor, simpelweg omdat hij teveel mensen moest vermoorden. Ze mochten niet weten dat hij zo'n pistool had. Deze had hij dan ook, zoals altijd, onder zijn trainingsbroek in een holster aan zijn been. Zijn trainingsbroek had hij met moeite in zijn kisten had gepropt. Hij had de capuchon op van zijn dikke vest en zijn haren had hij samen gevoegd tot een staart. Maar in plaats van achter op zijn hoofd, had hij hem naar de zijkant hangen. Simpelweg omdat het onhandig zat met een capuchon en er dan een bult achter op zijn hoofd zat. Want ook al zag hij er niet heel stijlvol uit, hij wilde het liever niet erger maken. Hij keek omhoog en trok een mondhoek als een grijns omhoog, hij zag een uitdaging. Natuurlijk ging hij niet de stijlen stukken nemen, hij hield het liever op een uitdaging die niet te dodelijk was. De messen had hij met een schouderholster langs zijn lichaam zitten. Je kon het haast obsessief gedrag noemen. Steeds moesten al deze wapens mee, omdat hij ieder moment iets tegen kon komen. Zo ging zijn gedachte in ieder geval. Want eigenlijk viel dat allemaal wel mee. Niemand wist dat hij een moordenaar was, maar niemand was weer zo positief gezien. Er waren vast wel mensen, zijn opdracht gevers bijvoorbeeld. Maar hij voelde zich veilig op deze berg, er was niemand en hij kon rustig zijn weg naar boven vervolgen. Zijn handen waren beschermd met leren handschoenen, deze op de vingertoppen open waren. Dit simpelweg voor meer grip tijdens het klimmen. Hij klom verder, verder en verder. Totdat hij bezweet en moe boven kwam, zijn lichaam weer iets te ver gedreven. Maar als hij ergens wilde komen, dan ging hij daar voor. Hij was op een recht stuk gekomen, een paar honderd meter onder sneeuwgrens. Hier lag een klein laagje sneeuw, hier en daar wat dikker en op sommige plekken geheel weg. Maar hij had het nog niet koud, teveel adrenaline die door zijn bloed suisde om zijn lichaam warm te houden. Hij ging op een stuk zitten zonder sneeuw en leunde tegen een stuk rots. Hij genoot van de stilte, een heerlijk gevoel van rust. Zijn lichaam kon op adem komen en dat was voor hem op dit moment goed. Na een kwartiertje ging het al een stuk beter en tuurde hij om zich heen. Een glinstering trok zijn aandacht, nieuwsgierig als dat hij was, duwde hij zichzelf weer overeind. Zijn vest deed hij een stukje open, niet omdat hij het warm had, maar dan kon hij beter bij zijn messen. Hij was er enkele honderden meters van verwijderd, dus was het nog een klim om daar te komen. Stenen leken afgebrokkeld, al had hij een verassend recht stuk waar hij over kon lopen. Hoe dichterbij hij kwam, hoe meer vorm er in het geheel kwam. Een muur, hij kon een muur onderscheiden. Hij kwam dichterbij en kon nu de stenen van de muur zien. De muur was afgebrokkeld en een gat, die ooit de deur had moeten zijn was geheel open. Een gapend gat, die hij niet kon ontwijken. Hij kwam dichterbij en de ijzeren scharnieren zag hij nog in de muren hangen. Een grijns kwam er op zijn lippen, hij was wat te avontuurlijk ingesteld. Hij ging onder de koepel door, deze voor delen was afgebroken en zag nu pas hoe groot het eigenlijk was. Het was een grote ruïne, waardoor hij zich af vroeg waarom ze het hier hadden geplaatst. Hoe het kwam dat er een gebouw had gestaan op een berg. Het was een stevig gebouw geweest, want er stond nog wat overeind. Er lagen een aantal stenen in het gebouw, waardoor er wel stenen van de berg moest zijn gevallen. Maar hij kon er niet achter komen wat het voor iets was geweest en hoe het er precies was gekomen. Hij was alles behalve een historicus. Waardoor hij enkel met raadsels in zijn hoofd bleef kijken naar de binnenkant van het gebouw. Hij deed een aantal stappen naar voren en vroeg zich af of het misschien een mijn was geweest? Hij ging op een rots zitten die in het midden van de ruïne lag en rustte daar wat verder uit, terwijl hij probeerde te bedenken waarom er hier een gebouw had gestaan.
Paradigm Shift