Paradigm Shift
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
Paradigm Shift

Een RPG die zich centreert rond het leven in een stad waar alles kan gebeuren.


Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Where it all started, it is going to end. [open]

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

Tranen stonden in haar ogen. Patrick duwde zijn snuit tegen haar gezicht maar het mocht niet baten. Dat Solance misschien gelukkig was bij Riot, betekende niet dat alles over was. Haar anorexia was erger geworden en ze had Riot voor kunnen doen dat ze gewoon at, voor haar doen, maar ze kreeg nauwelijks iets binnen. Althans, Solance dacht dat ze het hem kon voordoen. Het kon ook prima zijn doordat hij het was, dat hij er niets over zei. Of hij had er wel iets over gezegd en ze had het weggewapperd. Ze wist het niet. Haar geest was niet meer zo helder de laatste tijd. Datgene wat ze binnen kreeg kotste ze vaak ook weer direct uit. Haar armen lagen volledig open. Ze probeerde het te verstoppen voor RIot, maar haar depressie had haar weer in zijn macht. Ze kon er niet onderuit, hoe graag ze ook wou. Snikkend drukte ze zich tegen de hond aan. Ze wou niet meer. Riot zou wel op Patrick passen, dat wist ze zeker.
"Ik hou van je, jochie," fluisterde ze zachtjes. "Maar ik ga. Blijf bij Riot, ik hou van je." Ze drukte een kus op de al te bekende hondenkop en stond toen op. Door haar lange blouse kwam bloed heenzetten. Ze had weer te diep gesneden en ze wist dat het gehecht zou moeten worden. Maar het kon haar niets schelen. Zometeen zou ze van alles af zijn. Van alles en iedereen. Ja, ze zou Riot missen, maar ze kon niet meer. Ze kon niet doen alsof alles koek en ei was, terwijl ze nauwelijks met elkaar communiceerden. Ze had pijn, ze was klaar hier. Plus dat ze eigenlijk in een opvang zou moeten zitten. Haar snijden werd gevaarlijk en haar anorexia was inmiddels ook al dodelijk. Snikkend strompelde ze het huis uit en begon te lopen, god mocht weten waarheen. Ze viel over boomstronken, struikelde over haar eigen benen en bleef steeds langer liggen zodra ze weer onderuit was gegaan. Ze was niets meer dan een wandelend, bloedend skelet. Leven zat er niet meer in. Ze wou niet meer, ze kon niet meer. Liefde was een leugen.
Vanwaar de directe omslag? Misschien onbegrijpelijk voor een omstander. De directe omslag? Haar moeder, waarschijnlijk. In een verkeerd smsje aan Solance stond dat ze blij waren dat ze er niet meer was. Ze had het verkeerd geintepeteerd en dacht dat haar ouders bedoelde dat ze blij waren dat Solance was opgetyfd. Zo zat het niet. Ze waren blij omdat Solance gelukkig met Riot was. Maar dat ene smsje was de doorslag. Riot kon nooit gelukkig met háár zijn. Ze was maar een Solance. Ze was maar een dom, mager meisje die enkel met eten en niet eten bezig was. Ze was maar een spriet met 0 aan kracht. Ze kon nog niet eens blijven leven. Alles was een moeite voor haar. Ze had niet eens energie. Niets. Nada. Waarom zou ze dan Riot nog langer belasten?
Ze strompelde voort, inmiddels al tijden onderweg. Haar blouse was smerig en doorbloed. Haar tranen waren opgedroogd en haar wangen voelde schraal aan. Elke nieuwe traan die over haar wang rolde werd ruw weggeveegd tot ook haar wang inmiddels rood zag van ruwheid. Ze strompelde doelloos rond, wist nog niet waar haar einde zou zijn.
Halverwege de route richting de kliffen kwam een herinnering boven. De andere keer dat ze zelfmoord wou plegen. Maar Riot had haar gered. Ze hoopte dat hij er dit keer niet zou zijn. Dat kon ze niet van hem vragen. Ze liep wankel naar het plateau van de klif toe. Ze slingerde haar voeten over de rand en staarde naar beneden. Puntige stukken. Dit zou even pijn doen. Maar het moest dan maar.

Een al te bekende gehijg klonk haar in de oren. Ze was flauwgevallen, hoe lichtelijk ironisch. Bloedverlies, dat was kut. Patrick likte bezorgd haar gezicht en ze kreunde zachtjes. Bonkende hoofdpijn. Elke beweging deed zeer. Alles was donker en duister en haar hoofd bonsde.
"Patrick," fluisterde ze terwijl ze met moeite haar arm optilde om over de hondenkop te aaien. "Waarom moet je nou hier zijn? Ga weg, jochie. Je wil niet zien hoe je vrouwtje aan haar einde komt. Als ik al van de klif aflazer. Ik vermoed dat ik eerder doodbloed." Ze probeerde een blik op haar wonden te werpen maar haar blouse zag zo rood... Dat was... kut...

Een vaag geluid. Geruis. Pijn. Verdriet. Een gevoel van spijt. Maar altijd het warme hondenlijf dat tegen haar aan lag.


- Sorry sorry sorry Inge, maar ik voel me gewoon RAAARHG dus dit was even nodig. Ze is niet dood, ze leeft nog. Dus open voor diegene die haar wil redden. -



Laatst aangepast door Solance op do dec 13, 2012 8:16 pm; in totaal 1 keer bewerkt (Reden : Voor le Inge. Omdat ik een foutje moest rechtzetten ;P)

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Druppeltjes zweet waren verspreid over de rug van de jongen. Hij wist dat het niet de meest veilige plek was, maar het was stil en hij kon rustig trainen. De rotsen waren ruw en hij had zich al meerdere malen geschaafd. Iets wat hem niet uitmaakte, de wonden gingen weg en hij zou er geen last van hebben. Het beetje bloed wat eruit kwam, mengde zich tussen het zweet. Deze glinsterde door de ondergaande zon. Ze vonden hun weg vanzelf van zijn lichaam af. De jongen deed verschillende oefeningen, maar ze bestonden voornamelijk uit opdrukken en springen van rots, naar andere hoog liggende rots. Waarbij het mis ging en hij dan soms een schaafwond op liep. Zijn haren hingen vochtig langs zijn gezicht, waardoor de lichte plukken des te meer opvielen. Zijn make-up was geheel weg en hij had enkel nog een trainings broek aan. Waar aan zijn bovenbeen wel zijn revolver aan bevestigd zat. Zijn shirt was gescheurd door een wat heftiger valletje en hij was ervan overtuigd dat hij hem beter uit kon doen. Zijn vest had hij ergens neergelegd, maar in zoveel haast, dat hij deze moest gaan zoeken. Maar de echte en misschien ook wel iets wat te gevaarlijk was, ging hij straks pas doen. Naar beneden lopen en een stijle rotswand naar boven nemen. Hij was niet van plan om geheel van beneden te beginnen. Maar zijn overtuiging was dat als hij echt niet wilde vallen, dat vast ook niet ging lukken. Natuurlijk was dat nooit iets wat zeker was, maar een uitdaging ging de jongen niet uit de weg. Vooral niet als het over uithouding vermogen ging en een kik. Zoals ook zijn bedoeling was, greep hij met zijn handen de rotsen om zichzelf naar boven te trekken. Dit ging echter minder makkelijk als gehoopt. Het was glibberig en de rotsen hadden niet vele houvast. Toch zette hij door, zichzelf steeds een stukje verder omhoog te trekken en met moeite een plekje te vinden voor zijn voet. Hij had geen idee hoe lang het had geduurd, daarbij was hij niet eens onderaan begonnen. Maar het gaf een kik en het was vermoeiend. Soms zo moeizaam hangen, dat het haast leek alsof het onmogelijk werd en je wel los moest laten. Of dat je voet net niet genoeg grip had en je daardoor deze van de rots zakte.
Hijgend zat hij boven aan de rots, Zijn knieën rustte op de stenen en zijn haren hingen als een gordijn langs zijn gezicht. Vermoeid, iets waar hij zijn energie weer in kwijt kon. Zo hoefde hij niet in contact te komen met mensen, maar was toch voldaan, steeds thuiszitten vond hij niks en kon hij ook niet tegen. Zijn lichaam moest altijd in goede conditie zijn, voor het onverwachte.
Mensen waren niet altijd zo vriendelijk, ze roofde en bedrogen iedereen. Dus moest hij daar iets tegen doen, als het hem overkwam. Hij ging niet zomaar mensen helpen die overvallen werden en dan helpen, omdat hij goed getraind was?
Dan moesten ze zelf ook maar trainen, was zijn simpele redenering. Maar ook al trainde hij veel, zijn lichaam was niet over de top, hij had spieren, maar was niet breed. Hij was nog steeds dun, iets wat hij ook liever zo hield.
Zijn gehijg werd minder en hij keek op, zijn vest had hij nodig voordat hij terug ging. Hij was geen type dat stoer met een bloot bovenlichaam rond liep om het aan iedereen te zien. Dus leek het hem handig om een vest te hebben om zijn weg naar huis te vervolgen. Hij duwde zichzelf overeind en liep over de rotsen, totdat hij zijn vest had gevonden.
Door een geluid keek hij op en om contact met andere mensen te voorkomen verborg hij zich. Hij zag iemand wankel aan komen lopen, of eerder vallen. Maar dit zorgde er niet voor dat Uruha ook maar een beweging maakte, zijn hand rustte op de revolver aan zijn bovenbeen. Hij bekeek de persoon alsof het een wezen kon zijn vanaf mars, onderzoekend. Toen hij zag dat het totaal niet goed was, liep hij dan ook weg. Langzaam, terwijl hij zijn voeten voortbewoog over de stenen. Hij keek achterom en zuchtte, iemand stervende achter laten was ook niet echt zijn bedoeling. Sowieso moest hij uitzoeken wat er was gebeurd, misschien was de persoon beschoten?
Hij draaide zich om en liep nu op normale wijze richting het figuur en deed tijdens het lopen zijn vest aan. Hij had de persoon willen negeren, dus het viel hem nu pas op dat er ook een hond bij was. Deze probeerde hij te negeren en hurkte neer, nu zag hij dat het een meisje was, iets waar hij van baalde. Daar kon je zo snel de verkeerde dingen bij vasthouden. De jongen zocht naar iets, hetgeen wat ervoor zorgde dat ze zo onwel was. Maar lang hoefde hij niet te zoeken, want er was bloed, genoeg ook zo zag hij. Maar hij moest vinden waar het vandaan kwam, iets wat niet makkelijk was, aangezien haar hele blouse vol bloed zat. Hij pakte haar hand, meer om te kijken hoe warm deze was en in hoeverre ze slap was. Maar toen zag hij wat het had veroorzaakt. Waar zoveel bloed vanaf kwam, dat het gewoon niet normaal was. Hij zuchtte en stond met een geïrriteerde kreun op.
"Tuurlijk," bromde hij nors. "Weer een zwakzinnige uit het tehuis." Hij hield niet van mensen die zichzelf zo zielig vonden, dat ze zichzelf sneden. Dat ze aandacht moesten trekken door dat te doen. Maar het kon ook komen omdat hij nooit echt mensen was tegen gekomen die zich zo voelde. Hijzelf had het ook zo vaak gehad, hij snapte niet waarom ze dan geen tattoo lieten zetten. Hijzelf had een litteken in de vorm van een pentagram, op de rechterkant van zijn ribben onder zijn arm. Maar dat had hij laten doen bij iemand speciaals, hij snapte niet waarom ze allemaal lelijke krassen zetten, terwijl ze er ook wat fatsoenlijks van konden maken. Maar hoe irritant hij ze dan ook vond, toch kon hij haar niet laten liggen. Ook al had ze zichzelf wat aan gedaan.
Opnieuw hurkte hij bij haar neer en zuchtte, voordat hij begon.
"Moet ik je hier laten liggen? Of heb je iemand nodig die je naar je opvang brengt?" vroeg hij neutraal. Hij was niet goed in meeleven met personen en dacht ook niet aan de rede waarom ze dit gedaan kon hebben.
Iedereen had problemen, daar moest je mee omgaan. Maar jezelf half dood snijden vond hij een stomme rede om met problemen om te gaan.
"Of ik kan je over de klif gooien." zei hij er nog sarcastisch achteraan.

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

Een lichte kreun kwam over haar lippen en ze wou het het liefst uitschreeuwen van de pijn, maar ze kon het niet. De energie was weg. Ze hoorde iemand dingen tegen haar zeggen, maar ze kon geen vat krijgen op de woorden. Ze kwamen binnen maar gleden direct weer weg. Het enige wat ze voelde en wel goed binnenkreeg was de reactie van Patrick, die altijd vriendelijk tegen iedereen was. Tegen dit persoon niet. Het voelde als foute boel en ze voelde dat hij gromde. Hij lag immers nog steeds tegen haar aan.
Dizzy as hell deed ze haar ogen open en keek een onbekende man aan. Zwarte vlekken danste voor haar ogen en pas na een aantal minuten verwerkingstijd begon ze te begrijpen wat hij tegen haar gezegd had. Ze had geen tijd om boos te worden, om kwetsbaar te zijn. Ze stond op het punt om dood te gaan en ze wist het niet. Ze wou Riot. Maar ze stelde hem teleur. En ze wist niet of ze wel dood moest gaan of dat ze geholpen moest worden. Ze wist niet welke keuze ze had. Ze had geen keuze meer, had ze het gevoel. Of ze bleef leven, diep ongelukkig, maar wel bij de veilige haven van Riot, of ze ging dood en dan... Dan was Patrick niet meer bij haar. Dan was Riot niet meer bij haar. Dan was er slechts het zwarte onbekende. En voor het eerst sinds tijden joeg haar dat oprechte angst aan. Oké, toegegeven, ze verlangde naar de dood, wou hem dolgraag omhelzen, maar nu ze hier dood lag te bloeden... Ze had gewoon het idee dat... Misschien... Ze zou met Riot moeten praten. En als ze nu dood zou gaan, zou ze die kans niet meer krijgen. Dus; prioriteit 1: dit overleven.
"Ik leef niet in een opvang." Als een zacht gefluister kwam dit over haar lippen. "Zou wel moeten. Maar nee... Daar konden ze me niet helpen. Ik raakte overstuur. Werd panisch. Ben ontslagen. Deed..." Ze zweeg, sloot haar ogen weer. Lippen stijf op elkaar. Niets over de kliniek, had ze zichzelf beloofd in een van haar snijsessies. God. Wat was dit beroerd.
De zeer sarcastische toon van zijn stem hoorde ze, maar de opmerking viel haar in het verkeerde keelgat. Ookal lag ze door haar eigen toedoen dood te bloeden, een beetje sympathie was toch wel mogelijk?
"Je kan me ook hier gewoon laten liggen hoor," snauwde ze vijandig. "Ik weet dat ik godvergete domme dingen doe, oké? Maar ik moet maar eens terugkomen op mijn besluit. Ik heb een mobieltje in mijn rechterbroekzak. Pak hem eruit, bel het alarmnummer. Zeg maar dat Solance Ainsworth weer eens opgenomen moet worden. Ze kennen mijn naam." Haar stem werd steeds zwakker naarmate ze verder praatte. Het kostte haar te veel energie om ook maar iets te doen en het bloedtekort maakte het er niet beter op. Patrick gromde naar de man, ontblootte zijn tanden.
"Patrick," fluisterde ze zachtjes. Ze stak haar arm naar hem uit, liet zijn natte snuit haar hand aanraken. Hij likte haar niet, maar dat verbaasde haar niets. Ze rook naar bloed, ze zat onder het bloed. Die hond moest wel afschuwelijk van slag zijn. Hopelijk zou die onbekende man inderdaad het alarmnummer bellen. Zodra ze bij haar positieve was, zou ze wel eens een woordje met hem wisselen, hem bedanken dat hij haar gevonden had. Maar voor nu, kon ze slechts verlangen naar een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Ze voelde zich slecht, duizelig, trillerig en zwak. En misselijk. Maar van welk eten?


- het enige wat er nog bijkomt is een herinnering, dus je mag reageren -

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Hij wachtte, ze gaf geen antwoord. Waardoor hij haast dacht dat ze al zo ver heen was, dat hij er niet eens meer wat aan kon doen. Als hij dat überhaupt kon, een stommiteit uithalen en het dan willen terughalen. In zijn beroep had hij ook eens een stommiteit uitgehaald, waardoor hij een kogel moest vangen. Misschien had hij er net als haar bij gelegen. Hij wist niet hoe vaak ze dit had gedaan, misschien de eerste keer? Misschien vaker. De eerste keer mag je een fout maken, dat had hij zo vaak gedaan. Hij luisterde naar haar woorden en hij vroeg zich af waarom ze niet in die kliniek was gebleven. Ze zag er slecht uit en dat was niet enkel omdat ze er zo bij lag, veel te mager.
Ze vertelde wat, een verhaal dat hijzelf niet eens wilde weten. Hij hoefde niet te weten dat ze in een kliniek had gezeten, of dat ze panisch was geworden. Een verhaal waar hij dan ook geen antwoord op gaf, maar ook niet verder bij nadacht. Dat ze dit misschien toch vaker als een keer had gedaan. Hij had het besluit al genomen haar te helpen, maar hoe? Hij had geen mobiel bij, dan was hij te makkelijk te traceren. Hij zuchtte om deze gedachte, het werd maar dragen dus.
"Je kan me ook hier gewoon laten liggen hoor," bij deze woorden werden de ogen van Uruha wat groter, hij vroeg zich af wat voor toon dat moest voorstellen. Hij had haar niet in deze situatie gebracht. Waarom werd ze dan boos op hem, om een opmerking?
Ik weet dat ik godvergete domme dingen doe, oké? Maar ik moet maar eens terugkomen op mijn besluit. Ik heb een mobieltje in mijn rechterbroekzak. Pak hem eruit, bel het alarmnummer. Zeg maar dat Solance Ainsworth weer eens opgenomen moet worden. Ze kennen mijn naam." Bij deze jongen werd de jongen nog minder blij, het waren woorden, die hij liever niet hoorde. Hij moest in haar broekzak zitten en ze kende haar naam.
"Je hoeft niet zo tegen mij te doen, ik heb je niet open gesneden, is het wel? Sowieso zou ik het op een hele andere manier doen. Maar goed." Na de vraag werd het meer gemompel tegen zichzelf en zonder ook maar verder aan haar te komen, haalde hij wat onhandig de mobiel uit haar broekzak. Hij moest enkele seconde nadenken, wat was het alarmnummer hier? Hij dacht na, hij had er wagens mee gezien. Een paar tellen zag hij voor zich uit te staren, totdat hij het wist. Hij tikte het in en kreeg haast direct een stem aan de telefoon.
"Een meisje is aan het doodbloedde, door zichzelf. euhm...." Haar naam? Waarom had ze zo'n moeilijke naam?
"S-se... So-l.. Sola?" Hij keek wat wanhopig naar het meisje.
"U bedoelt Solance Ainsworth?" De jongen fronste even.
"Volgens mij..... Maakt het uit? Kom gewoon." zei hij geïrriteerd.
"Waar bent u?" vroeg ze gehaast en Uruha keek om zich heen, realiseerde zich nu pas dat hier niet echt een weg naartoe was.
"Bij de klif. Ik draag haar zo ver mogelijk, jullie zien me wel lopen. Als ik niet eerder in het ziekenhuis ben als jullie." Hij hing op en vond de hond mateloos irritant worden.
"Kan dat beest zijn kop niet houden?" Hij deed de telefoon in zijn broekzak en hurkte neer, waarbij hij de hond met zijn been eerst wat aan de kant probeerde te duwen. Het beest gaf niet al te veel mee, maar ging toch aan de kant. Hij hoorde niet eens meer of het beest aan het grommen was, ja of nee. Hij was de woorden in zijn hoofd aan het overdenken. Hoe hij het precies moest vragen, totdat hij tot de conclusie kwam, dat hij niks hoefde te vragen. Of hij wachtte eeuwen op haar antwoord, want voordat ze antwoord zou kunnen geven, was ze al vertrokken. Of hij deed het gewoon, waarbij ze toch een iets grotere levens kans had.
"Je hebt niet veel keus... Maar ik ben opgevoed." Mompelde hij wat geïrriteerd. "Ik moet je naar een gangbaar weggedeelte brengen. Dus zal ik je moeten dragen. Het is niet mijn bedoeling om je aan te raken, maar dat lukt nogal moeilijk. Dus helaas." Hij ging niet eens vragen of ze het erg vond. Voordat hij haar optilde ging zijn vest uit om het over haar heen te leggen. Hij wreef even wanhopig over zijn gezicht, zo rondlopen was zo patserig en stom. Maar haar het vest niet geven was zo asociaal, het was kiezen uit twee stomme dingen.
Hij tilde haar op als een bruid, maar zo zag ze er niet uit, ze was lichter als dat hij had gedacht en eigenlijk ook had gehoopt.
Hij liep met haar naar de weg, waar ze eerder geholpen kon worden en liep de kant in van de stad. Hoe eerder die ambulance er was, hoe eerder hij weer weg kon.
"Hoe heet je?" Vroeg hij, maar enkel omdat hij haar wat bij zinnen wilde houden. Hij wist dat het slecht was om iemand te laten slapen. Natuurlijk wist hij haar naam, maar daaraan kon hij juist zien dat ze nog wat logica in haar systeem had.
"Hou je ogen open en blijf denken. Maakt niet uit wat," hij veranderde van onderwerp, om haar te helpen. "Heb je de ondergaande zon gezien? Het ziet er prachtig uit." Hij draaide zich wat, maar bleef rondlopen. Ze zou hem moeten kunnen zien....
"Weetje, ze is er morgen weer. Dat terwijl ze steeds moet toekijken hoe wij alles verzieken. Ben zoals de zon, probeer iedere dag te stralen en geen dag jezelf erbij neerleggen. Hou het nog even vol, morgen is niet zo ver weg. Je hebt het al lang volgehouden, dus dit kleine stukje moet je makkelijk afgaan." Maar na deze zinnen, deze eigenlijk bedoeld waren als afleiding en in de hoop dat ze hierbij weer wat ging antwoorden.
"Waar zijn we op dit moment?"
Wanneer ze zou antwoorden op deze vraag, zou hij ook nog haar leeftijd vragen en hoe haar hond heette. Hij vond het stom wat ze gedaan had, maar hij dacht niet na over hoe stom ze was. Wat ze zichzelf misschien al had aangedaan en of ze het nog eens zou gaan doen. Hij moest haar helpen, dat was waar het op dit moment om draaide. Niet om stomme redenen, het maakte hem niet meer uit dat hij met zijn shirt uit liep, hij zocht naar de ambulance.
Hij zag koplampen van een auto en hoorde de prachtige klanken van een sirene. Een kleine glimlach kwam op zijn gezicht, een geluk voor hem, ze zagen hem ook. Snel stopte ze, ze stapte uit en begeleide Uruha naar de achterzijde. Een brancard lag klaar en om zo min mogelijk onnodige bewegingen te maken, moest Uruha haar erop leggen.
"Succes." Zei Uruha en de artsen keken hem met grote ogen aan.
"Maar u moet mee." Dwongen ze hem haast, waardoor de Aziatische jongen hen vragend aankeek.
"U heeft haar gevonden." Probeerde ze hem nog over te halen.
"Schiet op dan, breng dat kind naar een ziekenhuis." De artsen gingen aan het werk en Uruha stapte erbij. Nog net op tijd zag hij de hond, deze hij tijdens het lopen niet eens had opgemerkt. Hij greep het beest bij zijn nek en sleurde het simpelweg mee de ambulance in.
"Geen honden." Werd er snel gezegd.
"En als hij plat word gereden, dan gaat ze zichzelf natuurlijk niet nog eens kapot snijden?" Een van de artsen slikte even, maar knikte wat moeizaam. De deuren gingen dicht. Toen hij ging zitten, merkte hij zijn pistool. Deze hij op langzame wijze van zijn been haalde. Hij had geluk dat ze zo met het meisje bezig waren, ze merkte zijn bewegingen niet goed op.
In plaats van het pistool over de broek te bevestigen, had hij zijn beide handen nu in een broekspijp om de leren holster aan zijn blote bovenbeen te bevestigen. Zonder dat het opviel, was het hem gelukt. Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis, volgde Uruha alles op. Hij hoefde niet veel te doen, maar wachtte. Sowieso totdat ze stabiel was, zoals zij dat kon.... Want het bloedverlies was niet het enige, iets wat hij ook wist.
In het ziekenhuis werd hem een dekentje aangeboden, deze hij met plezier aannam en over zijn schouders hing.
"Jij ziet er ook nogal bloederig uit. Met krassen...." Ze zei het op een achterdochtige manier.
"Ja, getraind, dan krijg je dat." De zuster leek niet geheel overtuigd.
"Dus je hebt het niet samen met haar gedaan?" Uruha fronste.
"Natuurlijk, daar word ik opgewonden van. Doe niet zo dom alsjeblieft." De zuster leek deze toon toch niet erg te waarderen, maar besloot hem niet langer meer te storen. Wanneer hij wist in welke kamer ze zat, zou hij voor de deur wachten.


(Zeg maar als het the godmode is, of hoe noem je dat? Wink Als je het bijvoorbeeld vervelend vind als ik de hond wat heb laten doen ofzo.)



Laatst aangepast door Uruha op do dec 13, 2012 11:24 pm; in totaal 1 keer bewerkt

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

Zijn gepraat kwam in flarden bij haar binnen. Ze voelde dat ze opgetild werd, dacht dat ze vloog. Alles kwam binnen en toch ook weer niet. Een vaag gemompel en soms wat gekreun kwam over haar lippen. De pijn voelde ze, was aanwezig, maar was niet vervelend. Het nare gevoel van de grote hoeveelheid bloed die ze verloren was, was mogelijk veel naarder en vervelender.
Een jankje die van Patrick kwam bracht haar met een schok een beetje bij haar positieven. Wat de fuck dacht ie dat ie aan het doen was? Wat dacht Patrick? Ze dwaalde af, voelde soms zijn koude snuit tegen haar hand aantikken. Maar niets, niets maakte dat bezorgde gevoel in haar erger dan af en toe de flarden van een gesprek dat ze had gehad met Riot. God. Riot... Ze stelde hem wéér teleur.
Ze voelde dat ze werd neergelegd en iemand die haar pols vastgreep.
"Meisje toch," zei een onbekende stem. "Is het weer zover?" In de verte hoorde ze vaagjes gepraat met de onbekende jongen die haar hielp. Of die haar had geholpen. Hij moest mee. Solance opende haar ogen, zag dat Patrick geweigerd werd. Een traan welde op. Haar jochie... Maar om een of andere reden leek de jongen zich daar zorgen om te maken. Ze verstond zijn woorden niet maar zijn gezichtsuitdrukking drong zich naar voren. Alsof alles zwart was en ze enkel zijn gezicht kon zien. De hond moest mee. Punt. Het gezicht vervaagde weer en Solance moest vechten om bij bewustzijn te blijven. De rit naar de ambulance had ze al niet bewust meegemaakt, maar door het geduw en getrek aan haar armen was ze weer iets wakkerder geworden. Ze kreunde, zachtjes, beet op haar lip, wou een traan wegvegen.
"Doe maar niet, meis," zei een van de ambulancebroeders vriendelijk. Het was een oudere vrouw met rood krullend haar. Haar gezicht was mollig en er lag een brede, geruststellende glimlach op. Met haar vingers streek ze de sprieterige plukken haar uit het gezicht van Solance. Nog een traan verliet Solance' oog. Ze kon niet meer. Ze wou opgeven. Ze wou met iemand praten, wou zeggen dat ze het niet meer kon. Dat het zo verrekte veel pijn deed, dat ze elke dag het gevoel had dat ze een mes in haar ribben kreeg. Maar ze kon het niet. Alle woorden stonden op haar armen gekerft. Ze kon ze niet nog eens vertellen. Het deed al te veel zeer. Nee.
"Meisje toch." De vrouw, de onbekende vrouw, leek oprecht bezorgd te zijn. "Het leven is je te veel... Maar je kan het. Je kan vechten. Je moet sterk zijn. Deze jongeman hier heeft niet voor niets je leven gered. Hij zou niets anders willen dan dat je het overleefd." Solance' haar ogen rolden in haar kassen. Als die vrouw ook nog ging zeggen dat die jongeman van haar hield had ze het helemaal niet meer. Die jongen was geen Riot en zou nooit een Riot worden.
"Je mag niet opgeven, meis. Je vriend zou dit nooit te boven komen. Je komt regelrecht uit een horrorfilm." Een wrange glimlach kwam op Solance' gezicht.
"Het zou niet zijn eerste keer zijn," fluisterde ze zachtjes. "Riot... Riot heeft me al gered. Maar nu red ik hem door voorgoed weg te gaan... Het spijt me zo, Riot. Ik hou van je." Solance sloot haar ogen en dreef weg in de zwartheid van de vergetelheid.
Een zacht gebliep was het eerste wat haar duidelijk werd. Haar rasperige ademhaling was het volgende waar ze bewust van werd. Iets drukte zwaar op haar armen en ze wou zichzelf woest losrukken, maar ze had de energie niet voor. Ze voelde zich wazig en zwaar, alsof ze bedwelmt werd door een bepaald medicijn. Haar oogleden voelde zwaar aan en het liefst wou ze weer verder slapen, maar ze moest weten of haar 'redder' er nog was en waar Patrick was. Ze ging met moeite overeind zitten en keek de kamer rond. Een klein kreuntje kwam over haar lippen en tranen rolden weer langs haar wang. Ondanks de verdovende middelen was het niet genoeg om haar volledig van de pijn te verlossen. Ze keek rond en floot zachtjes het deuntje waar ze Patrick op getraind had. Ze hoorde iets ruizen en hoorde het zachte getrippel waarmee Patrick zichzelf voortbewoog. Zijn koude, natte snuit kwam onder de dekens en ze giechelde zachtjes.
"Hi jochie," fluisterde ze zachtjes. "Hoe is het met jou, jochie?" Ze zag dat hij kwispelde en ze glimlachte bibberig. Toen ze realiseerde dat ze allemaal infusen in haar arm had, ging ze nog net niet door het lint. Weer sondevoeding. Ze beet op haar lip om niet in jammeren uit te barsten, Riot was er namelijk niet. Ze moest zelf zien te regelen dat het eruit ging. Of ze moest sterk zijn.
"Ik weet het niet, jochie," fluisterde ze met dichtgeknepen stem. "Moet ik door blijven leven voor Riot of moet ik het maar opgeven?"
Een geluid maakte haar erop attent dat er nog iemand in de kamer was. Ze keek om zich heen en zag een onbekende Aziatische jongen staan. Vragend keek ze hem aan. Was hij het?
"Ben jij die gozer die me van de klif heeft geplukt?" vroeg ze zachtjes, terwijl ze wat beter in de kussens ging zitten. "Bedankt, denk ik."

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

"Is het weer zover?" deze woorden echoden voor enkele keren door zijn gedachte, zoals hij had gevreesd en eigenlijk ook al wist... Het was niet haar eerste keer, hij had gehoopt dat het zoiets was, maar door wat er gezegd werd, had hij gehoopt dat hij niet in de ambulance had gestapt. Een vergissing, zo noemde hij het op dit moment maar. Een keuze, waarvan hij eigenlijk spijt had. Toch was deze voor hem op dit moment moeilijk terug te draaien, hij had een keuze gemaakt. Deze zou hij dan ook volgen. Een zelfmoord specialist, zo had hij haar bestempeld. Ze zou vast wel de manieren weten en wat er nu eigenlijk zo pijnlijk aan was. Hij was uitgestapt en had Patrick met zich meegenomen, niet dat hij veel keus had. Het beest mocht niet mee met haar. De wonden moesten worden gehecht, of iets in die trant. Hij vond het geen pretje om de hond mee te nemen, maar het dier laten staan vond hij ook zo lullig. Iedereen die er dan ook wat tegen hem zie over de hond, kreeg een antwoord dat gelijk kon staan aan een bitch en dan ging hij weer door. De deken had hij dan wel aangenomen en de hond zat stil bij hem en als hij weg zou willen lopen, hield hij het dier wel tegen.
De man had tegen een muur gestaan. Met een deken om zich heen geslagen, hij ging echt geen bebloed vest aan doen. Hij had bier gehaald bij een supermarkt om de hoek en wachtte. Als ze dood was, kon hij sowieso weg en als ze leefde... Dan kon hij eigenlijk ook gewoon gaan. Hij wist op welke verdieping ze zat en hij was liep richting de wachtkamer. Hij dronk rustig van zijn biertje, terwijl hij soms eens keek naar wat voor mensen er langs kamen. In zijn hoofd bestempelde hij sommige als zwakkelingen.
"U mag hier niet drinken." werd er tegen hem gezegd en Uruha keek naar de vrouw die hem dat vertelde. Ze was lang, misschien zelfs groter als hem. Hij vond grote vrouwen maar beangstigend en hij dronk het blikje met de laatste slok leeg. De Aziatische man stond daarbij op om hem in de prullenbak te gooien.
"Dankje." Mompelde hij sarcastisch en de vrouw schudde haar hoofd. Een roodharige vrouw kwam langslopen.
"Jij was de man die Solance had gered?" Opnieuw moest hij nadenken over de naam, wie? Was zij dat.... Hij knikte enkel kort en de vrouw glimlachte naar hem.
"Kom, ze moet zo wakker worden." Uruha schudde zijn hoofd.
"Ik wilde enkel weten hoe het met haar af liep, toch bedankt." Hij keek op de borden, naar welke kant hij op moest, maar de vrouw liet het er niet bij.
"Ze is u vast heel dankbaar." Opnieuw schudde Uruha zijn hoofd.
"Het meisje wilde zelfmoord plegen, het lijkt er eerder op dat ze niet gered wilde worden."
De vrouw schudde eigenwijs haar hoofd en pakte de pols van Uruha vast, om hem zacht te begeleiden naar de kamer van Solance. Ze opende de deur en bracht Uruha haast naar binnen.
"Dank u." kon hij enkel zeggen, een oudere vrouw mocht je niet voor zover tegen spreken. Hij zuchtte, terwijl de vrouw de deur achter hem dicht deed. De vrouw bekeek de apparaten en hoe alles erbij stond en vertrok toen weer. Terwijl Solance floot en de hond blij naar haar toe kwam.
"Moet ik door blijven leven voor Riot of moet ik het maar opgeven?" Hij wilde zijn mond open doen, maar besefte zich dat ze het zelf moest weten. Hij snapte enkel niet waarom iemand voor een ander zou leven. Dat was gewoon zielig.
"Ben jij die gozer die me van de klif heeft geplukt?" Uruha keek haar wat vragend aan, die gozer? Hij knikte enkel. "Bedankt, denk ik."
"Jij bent de zelfmoord specialist dan?" vroeg hij haar, nee hij snapte dat het erg was wat er gebeurd was. Maar ze had het bij zichzelf gedaan. Het was geen ongeluk of zoiets dergelijks.
"Dus jij leeft voor andere? Voor een zogenaamde Riot?" vroeg hij haar "Riot, Riot, Riot...." Mompelde hij wat hardop.
"Moet wel zwaar zijn om aan andermans verwachtingen te komen." Zei hij rustig en ging op een stoel zitten, de enige stoel deze ook in de kamer stond. Nu pas had hij in de gaten dat hij nog een mobiel in zijn zak had, hij legde deze op het tafeltje langs haar.
"Maar als je bezig bent met opknappen, heb je me vast niet meer nodig?" Vroeg hij haar beleefd, verassend netjes, terwijl hij vrij harde dingen had gezegd. Maar hij vroeg altijd eerst dingen, voordat hij weg ging of waarvan hij dacht dat het handig was om toestemming van te krijgen.

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

Zelfmoordspecialist... Alsof ze het voor haar lol deed. Ze kon het hem niet uitleggen. Ze wou het hem niet eens uitleggen. Maar misschien was ze het hem verschuldigt, een uitleg. Hij had haar gered, al wist ze nog steeds niet zeker of ze dat wel wou. Misschien zou ze nogmaals proberen zichzelf van het leven te beroven maar zou het dan wel lukken. Ze klopte voorzichtig op het bed, met een zachte "Patrick, kom maar." De hond sprong voorzichtig op haar bed en krulde zich op aan het voeteneind, haar sterk in de gaten houdend. Ze keek even weg, kon de jongen niet aankijken. Ze wou het verwoorden, het gevoel. Het gevoel waarom ze.. waarom ze niet kon blijven leven. Maar ze wou niet dood. Niet helemaal. Er was iemand die van haar hield. En dat hield haar tegen. Liefde was bindend, zo ontzettend bindend. Het klonk misschien cliché, maar het was wat haar levend hield, die liefde en de spijt die ze zou krijgen als ze geen tijd meer door kon brengen met diegene waarvan ze hield. Het was zo verwarrend. Liefde was een grote 'head fuck', zoals ze het had horen zeggen. Niet alleen de liefde voor mensen, maar ook voor dieren.
"Ja," fluisterde ze toen zachtjes. "Ik ben de zelfmoordspecialist, zoals jij het zegt." Ze schaamde zich, zo onmogelijk diep. Het was stom om te denken dat ze zichzelf om het leven kon brengen. Ze zou het niet kunnen, ze vocht zelfs op het laatste moment. Voor Riot. Voor Patrick.
Ze keek de jongen aan met een bepaalde glinster in haar ogen.
"Voor Riot doe ik alles." Patrick niesde en ze glimlachte zwakjes. "Je hebt geen idee. Zodra alles verloren leek te zijn, was hij er. Ik stond op zo'n zelfde klif. Misschien exact dezelfde klif. En hij was er. Hij was er, oké? Hij houdt ook van mij. Hoe gebrekkig ik ook ben. Hij is er om een of andere reden voor me. Ik begrijp het niet. Ik begrijp het niet en wil het niet begrijpen, maar hij is er. En ik stel hem teleur. Ik weet niet hoe ik kan vechten tegen dat zwarte monster in mij die naar boven komt, oké? En soms is het niet enkel een gevecht maar neemt dat monster mij over. Is dat monster alles wat ik nog zie. Een grote brok pure zwartheid. Vertroebelt alles. Je ziet er geen geluk meer doorheen en de ongelukkige dingen worden nog erger dan ze al zijn. Dat klopt niet. Maar het is zo." Ze keek de jongen nu ernstiger aan.
"Ik weet niet hoe je over me denkt, maar ik kan me zo voorstellen dat het niet al te best is. Jij ziet een meisje die zelfmoord probeerde te plegen. Ik kan me niet voorstellen dat ik daarmee een goede eerste indruk heb gemaakt. En zoals je waarschijnlijk al hebt gezien ben ik niet.." ze kreeg het niet over haar lippen. Ze kon niet zeggen dat ze mager was.
"Je kan zien dat ik niet eet zoals ik zou moeten. Misschien denk je dat ik opgeef, zwak ben, alleen maar wil dat mensen me over mijn hoofd aaien. Maar dat wil ik niet, begrijp je? Ik doe dit mezelf aan omdat ik juist niet wil dat mensen me o zo zielig vinden. Ik ben niet zielig, ik weet alleen niet hoe ik met mijn shit moet dealen. En het spijt me oprecht dat je me zo hebt ontmoet, dat dit je niet bespaard is gebleven." Ze haalde diep en trillerig adem en zuchtte toen. "Het spijt me, oké? Ik ben je dankbaar dat je er was, want ik leef nog. Jij hebt me een nieuwe kans gegeven, anders was ik doodgegaan... En... Bedankt, oké? Het spijt me." Ze beet op haar lip, keek weg van de jongen, veegde ruw de tranen weg die over haar wangen rolden. Geen tranen voor haar. Ze had al te vaak mensen haar moeten laten helpen.
"De volgende keer lukt het me. De volgende keer is het zelfmoord zonder aarzeling. Ik wil niet meer dat andere de dupe zijn van mijn domme acties. Toch ben ik je dankbaar, want ik ben nog niet klaar voor de dood." Een somber glimlachje kwam over haar lippen.
"Ik weet niet of ik je nog nodig heb. Ik.. weet niet. Ik denk dat ik die vraag beter aan jou kan stellen, heb je über.." Ze viel stil. Durfde ze dit wel? Mocht ze dit wel vragen? Dat hij haar leven had gered betekende niet dat hij ook direct een vriend van haar zou willen worden.
"Misschien als ik herstelt ben, dat we ergens wat kunnen drinken? Iets luchtigs kunnen doen? Dat ik een nieuwe eerste indruk kan achterlaten? Als je het niets lijkt is dat ook goed." Ze glimlachte nu, nu ze het moeilijkere al gezegd had. "Als je me hierna nooit meer wil zien is dat prima, ik heb gezegd wat ik moest zeggen. Als je wel wat wil drinken of iets, is dat ook oké." Ze glimlachte luchtig, had nu een vredige uitdrukking op haar gezicht. Het was oké. Voor haar wel. Ze hoefde zich niet schuldig meer te voelen, ze had sorry gezegd, had een alternatief geboden. Misschien was dit het begin van een vriendschap, misschien absoluut niet. Maar het was zeker het begin van iets nieuws. Misschien was ze wel sterker nu.
Een dokter kwam binnen, een oude bekende. Ze herkende hem van de keer dat ze hem dwong de sondevoeding eruit te halen. Nu had ze weer sondevoeding, maar nog niet geklaagd. Hij zag het ook, en dat was waarschijnlijk de reden dat hij hierheen kwam.
"Dag dame," zei hij met een flauwe glimlach op zijn gezicht. Het was een vriendelijk ogende man mnet een grote snor. "Jammer dat ik je hier weer terugzie. En je ziet er niet goed uit, absoluut niet." Ze antwoordde niet maar keek hem alleen maar aan.
"God meisje, eet wat!" Een flauw glimlachje van Solance' kant. "Je ziet er echt beroerd uit. En je armen, jemig. Net op tijd gered, laat ik het zo zeggen." Hij liep naar haar infusen toe, controleerde ze en groette de jongen even. Daarna knikte hij even naar Solance en fluisterde heel zachtjes;
"Goed dat je ze laat zitten, meis. Je komt er wel." Hij liep weer weg.
Solance rolde even met haar ogen maar voelde zich wel gevleid. De man had gelijk... Het was opzich best goed dat ze de sondevoeding liet zitten. Ze keek weer naar de jongen en bedacht zich dat ze nog stééds zijn naam niet wist.
"Sorry," zei ze zachtjes. "Maar ik geloof dat je naam me ontschoten is en dat ik me nog niet heb voorgesteld op een normale manier. Ik ben Solance, Solance Ainsworth. Wie ben jij?"

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Uruha was dichter naar het bed toe gelopen toen hij haar hoorde fluisteren.
"Ik ben de zelfmoordspecialist, zoals jij het zegt." Het was al iets dat ze het toe gaf, maar dan moest ze er nog vanaf komen. Al ging hij haar daarbij niet helpen, dat zou niet kunnen. Hij zou er gek van worden, beleefd zijn is goed. Maar dingen enkel doen voor andere was slecht. Jezelf in leven laten, voor een ander. Het was vreemd, voor hem in ieder geval. Misschien was hij te hard voor haar? Maar ze had het over zichzelf afgeroepen in zijn ogen. Hij moest haar helpen en kreeg daarna te horen dat ze het misschien toch op moest geven?
"Voor Riot doe ik alles." Deze zin zorgde ervoor dat Uruha met zijn ogen rolde. Die zin was wanhopig, geheel wanhopig. Alsof ze geen eigen leven had, misschien had ze die ook niet, een eigen leven. Haar leven leek van andere te zijn. De jongen was er voor haar? Hoe gebrekkig ze ook is, hij was er? Deze zinnen gingen even door zijn hoofd. Een gekke gedachte, maar die twee moesten simpelweg uit elkaar. Ze moest zichzelf redden en niet afhankelijk zijn van iemand anders. Maar haar verhaal was nog niet afgelopen, ze legde het uit. Waardoor hij zich afvroeg waarom ze dingen uitlegde, over een monster.... Over zwartheid, haast een sprookje. Enkel als deze door ging, had deze geen gelukkig einde. Alles behalve eigenlijk.
"Dat klopt niet. Maar het is zo." Stopte ze haar verhaal en Uruha zuchtte. Het zou een onbegonnen strijd zijn, dat wist hij ook wel, maar ze kon toch niet zo leven? Waarom ging iemand zichzelf steeds weer proberen te vermoorden. Maar ze vervolgde haar verhaal, over de indruk die ze bij hem achter liet. Dat verbaasde hem al helemaal, ze dacht na over wat voor indruk zij op hem achterliet! Hij wreef met zijn hand wat moedeloos over zijn gezicht, het klopte niet, haar gedachte waren zo krom.... Waarna ze ook nog vroeg of hij iets met haar wilde gaan drinken, de uitdrukking op zijn gezicht was moeilijk te omschrijven. Vragend, maar je kon er ook wat wanhoop in zien. Want hij wist werkelijk waar niet wat te doen met het kind dat op dit moment in het bed lag.
"Je hoefde je niet te verwoorden aan mij, het is niet goed om voor andere te leven. Het is gestoord, je maakt geen beslissingen voor jezelf, enkel voor andere. Je wil dood, omdat je mede denkt dat je er die gast van je gelukkig mee maakt. Vast ook wel voor andere dingen.... Maar dat hoef ik niet te weten." Het was een onbegonnen strijd, iets wat hij eigenlijk ook wel wist, maar snapte ze niet wat ze zelf deed?
"heeft hij wel een keus? Als hij er niet voor je is, wat doe je dan? Als een onbekende je al wil helpen, dan je eigen vriend. Natuurlijk! Deze wil je helpen. Maar hij heeft ook geen keus, jij steunt op pilaren. Pilaren van andere, die van jezelf zijn gebroken." Misschien praatte hij met vreemde zinnen, vreemde uitdrukkingen. Maar zo werd tegen hem gesproken als hij het niet meer zag zitten. Dan was dat niet zo heftig als wat het meisje deed. Hij ging dan meer zinnen en niks doen.
"Wat maakt het uit wat ik over je denk? Waarom wil je een goede indruk achter laten? Jij bent jij en ik ga ook niet mijn best doen om een goede indruk op jou achter te laten. Je hoeft me niet te vragen voor iets, omdat je voor mij een ander beeld wil prenten. Het enige wat je hoeft te doen, is dingen voor jezelf."
Hij zuchtte, zo'n kind had hij nog nooit meegemaakt. Ze was verloren, zo noemde hij het.
"En je eet inderdaad niet zoals het hoort, zoiets noem je een eetstoornis. Welke is het?" vroeg hij recht door zee. Hij had enigszins wel medelijden met haar, maar het was gewoon zo moeilijk om dat vast te blijven houden bij sommige dingen die ze zei.
"Als je graag wil dat het lukt, kan ik ook wel een kogel door je hoofd schieten. Hoef je het niet eens zelf te doen. Dan ben je er snel vanaf, maar jij bent de zelfmoord specialist, dus misschien doe je het liever zelf. Dan is het geen moord meer, maar zelfmoord. Als je een vechter bent, dan zeg je niet dat het de volgende keer wel lukt, dan weet je dat er geen volgende keer zal zijn" Het laatste was een sarcastische grap, deze totaal niet als grappig bedoeld was. Maar zo snel je van moord een zelfmoord kon maken was haast verassend. Hij zuchtte en zijn gespannen houding zakte iets terug.
"Als jij graag wat wil drinken, dan doe ik dat graag." Zei hij rustiger, je kon nog wel horen dat hij het moeilijk had met het kind tegenover hem.
"Het antwoord is dus ja, maar ik wil er dan wel bij eten. Samen." sprak hij duidelijk, vooral het woord samen. Want als hij ergens niet aan toe ging geven, was het aan een eetstoornis van iemand anders.
"Als jij op het aanbod in gaat, zullen we kijken of er wat te regelen valt. Hij glimlachte flauw, hij was niet helemaal blij en was ervan overtuigd dat hij niet genoeg had gezegd, maar hij wilde geen strijd met iemand voeren. Toen de man binnen kwam, zei hij niks meer en wachtte af wat hij kwam doen. Maar hij bleef zitten, die aantal minuten moesten geen kwaad kunnen. Hijzelf had getraind, dus zijn energie was niet door zijn lichaam aan het gieren.
"Sorry," zei ze zachtjes. "Maar ik geloof dat je naam me ontschoten is en dat ik me nog niet heb voorgesteld op een normale manier. Ik ben Solance, Solance Ainsworth. Wie ben jij?" Hij keek naar haar en zuchtte zachtjes.
"Mijn naam heb ik nog niet gezegd tegen je. Als je wil stoppen met sorry en het spijt me te zeggen, zal me dat me erg blij maken." Ze hoefde geen sorry te zeggen, nergens voor. Misschien wel, hij had een bebloed vest deze hij niet meer aan kon doen en hij moest in zijn blote buik naar huis.
"Ik ben Uruha Kouyou, Maar Uruha is genoeg." zei hij dan rustig.
"Wil je wat drinken?" vroeg hij haar toen, als hij hier toch zat, kon hij best wat te drinken voor haar halen.

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

Ze had naar hem gekeken. Zijn gezichtsuitdrukking maakte vaak veel duidelijk en wat ze tot nu toe het meeste had gezien, leek irritatie te zijn. Niet geheel onmogelijk, naar haar mening. Toch voelde het niet fijn dat iemand zo geïrriteerd kon zijn om haar. Ze wou namelijk mensen zo min mogelijk last veroorzaken. Maar blijkbaar was een 'sorry' niet gepast. Ze beet eventjes op haar lip om zich vervolgens te vermannen. Ze was immers niet echt een watje.
Wat onhandig probeerde ze aan haar verband te krabben, wat resulteerde in een ietwat niet bepaald meisjesachtig gevloek. Met een schuin oog keek ze naar Uruha, nog net op tijd wist ze de 'sorry' in te slikken. Ze wist niet.. ze wou ook hier haar excuses voor aanbieden, maar hij leek dat niet te waarderen. Het was echt extreem frustrerend, vooral omdat het voor haar zo dubbel was. Een zucht verliet haar lippen, in haar hoofd haalde ze haar schouders op. Dan maar geen sorry. Misschien moest ze maar gewoon accepteren dat ze niet perfect was.
Wacht even, wat voor een gedachtegang was dat? Ze bleef even stilhangen in het midden van haar beweging, verbaasd over wat ze gedacht had. Was dan toch eindelijk de therapie in haar hoofd gekropen, zo'n paar maanden later nadat ze hem gehad had?
"Wat maakt het uit wat ik over je denk? Waarom wil je een goede indruk achter laten? Jij bent jij en ik ga ook niet mijn best doen om een goede indruk op jou achter te laten. Je hoeft me niet te vragen voor iets, omdat je voor mij een ander beeld wil prenten. Het enige wat je hoeft te doen, is dingen voor jezelf." Dingen voor haarzelf. Ze deed het voor haarzelf, toch? Riot was toch diegene die haar gelukkig maakte? Als ze hem gelukkig kon maken, dan was ze zelf toch ook gelukkig? Ze wist het niet. Het maakte niet uit. Het was voor haar beter om te leven voor een ander dan voor haarzelf, want als ze voor haarzelf moest gaan nadenken en voor haarzelf moest gaan leven, ging het fout. En ze wou niet dat het fout ging.
"Misschien," antwoordde ze dus maar twijfelachtig. Hij had vast wel gelijk, maar ze kon gewoon niet... Ze wou gewoon niet.. misschien later. Misschien als ze er klaar voor was dat ze voor zichzelf ging leven.
"En je eet inderdaad niet zoals het hoort, zoiets noem je een eetstoornis. Welke is het?"
"Een combinatie van Anorexia Nervosa en Boulimia," antwoordde ze zachtjes. "Al is het meestal nervosa die overheerst. Overgeven doe ik echt op slechte dagen, en die komen gelukkig wat dat betreft nauwelijks voor." Voor de rest had ze er geen behoefte aan om er nog wat over te vertellen. Ze had periodes dat ze de drang naar het niet eten van zich af kon zetten, maar ze had ook haar periodes dat ze gewoon niet kón eten. Dat ze het niet eens meer kon beheersen, hoe graag ze het ook wou. Dat waren voor haar vaak de lastigste periodes. Hele dagen met het knagende hongergevoel rondlopen maar zodra er eten was, zich misselijk voelen. Het vreemde, volle gevoel wat je kreeg als je wist dat er iets goed mis was. Eten... Wanneer was eten eigenlijk een vijand voor haar geworden? Ze wist het niet meer. Het was alsof het al haar hele leven bij haar was.
"Als je graag wil dat het lukt, kan ik ook wel een kogel door je hoofd schieten. Hoef je het niet eens zelf te doen. Dan ben je er snel vanaf, maar jij bent de zelfmoord specialist, dus misschien doe je het liever zelf. Dan is het geen moord meer, maar zelfmoord. Als je een vechter bent, dan zeg je niet dat het de volgende keer wel lukt, dan weet je dat er geen volgende keer zal zijn" Hij, een kogel door haar kop jagen? Wat dacht hij? Wie was hij eigenlijk? Wou hij soms zelf dood? Als dat zou gebeuren zou hij Riot achter zich aankrijgen. Hoogstwaarschijnlijk meende hij het niet eens. Waarom verbaasde het haar niet dat hij een pistool bij zich had? Ze keek even naar Patrick. Het klonk zo bot allemaal dus besloot ze er niet op te reageren. Ze had er niet echt een reactie op, eigenlijk.
"Als jij graag wat wil drinken, dan doe ik dat graag." Dat toverde een glimlach op haar gezicht.
"Dat is heel aardig van je," zei ze, terwij haar mondhoeken opgekruld waren en voor het eerst de schoonheid van een lach op haar gezicht toverde. Solance zag er het mooist uit als ze glimlachte, iets wat zelden voor kwam. Oké, ze kende deze jongen niet, of bijna niet, maar het feit dat hij haar leven had gered schiep toch wel een bepaalde band. Al was die jongen niet echt blij met het feit dat hij haar had moeten redden. En dat stak hij niet onder stoelen of banken.
Misschien had ze dat wel nodig in een eventuele vriend buiten Riot om. Iemand die zijn mening niet onder stoelen of banken stak. Niet dat zachte gekroel over haar hoofd van 'het komt wel goed'.
Patrick stond loom op van het bed, liep naar Uruha toe en legde zijn grote kop op zijn knie. Zijn bruine ogen keken afwachtend in die van Uruha. Zou hij een aai krijgen? Solance liet een klein giecheltje horen en Patrick keek even om. Zijn staart bewoog loom heen en weer en toen keek hij weer naar Uruha.
"Aandachtsgeil, dat is ie," giechelde Solance zachtjes. Ze duwde haar hand voor haar mond om de grijns te verbergen. Ze was verbaasd dat ze hier zowaar lag te giechelen en ze moest ermee stoppen omdat het te veel pijn deed aan haar lichaam. Zwarte vlekken danste voor haar ogen. Dat kostte haar toch net even te veel energie.
"Wil je wat drinken?" Ze knikte, wat drinken zou best wel fijn zijn.
"Ja, graag," antwoordde ze dus. "Wat water, alsjeblieft." Ze legde haar hoofd weer in de kussens en liet haar gedachte afglijden naar Riot. Ze miste hem, ookal had ze hem eergister waarschijnlijk nog gesproken. Ze moest even naar de tijd gissen, want ze wist niet hoelang ze al buiten bewustzijn was. Haar armen zaten onder het verband en het jeukte als een gek. Ergens baalde ze van haar aftakeling, baalde ze van het feit dat ze wéér bij de klif had gestaan, op het punt om te springen. Dat wéér iemand haar had moeten redden, omdat ze anders gewoon dood was gegaan. Waarom kon ze niet gewoon sterker zijn? Ze voelde zich zo'n gigantische zwakkeling op zo'n moment, alsof... Alsof ze gewoon dom was. Ze kon het niet benoemen.
Patrick kwam weer op haar afgetrippeld, sprong op het bed en krulde zich op terwijl hij zijn logge kop op haar voeten liet rusten.
"Het is wat, hè jochie," zei ze afwezig tegen de hond. Patrick kwispelde even kort op wat ze zei. Alsof hij het verstond. Hij stond op, liep voorzichtig wat verder het bed op en ging zo goed als het ging vlak naast haar middenrif zitten, zodat zijn hondenadem lekker in haar gezicht kwam.
"Heeft iemand je eigenlijk gevoerd?" vroeg ze toen bezorgd. Als antwoord kreeg ze een lik in haar gezicht. Nee, dat hielp.
Ze krabbelde overeind, probeerde daarbij zeer voorzichtig te doen, maar toch vertrok haar gezicht van de pijn. "Uruha?" vroeg ze. "Heeft iemand Patrick gevoerd?" Een kleine trilling van ongerustheid klonk door in haar stem. Ze mocht zichzelf misschien slecht verzorgen, die hond moest het beste van het beste krijgen.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

Een combinatie eetstoornis? Hij had daar nog nooit van gehoord en vroeg zich eigenlijk ook af hoe je aan zoiets kwam. Toch kon hij niet overdreven boos op haar zijn. Hij was bot en klonk geïrriteerd. Maar echt boos was een ander verhaal, hij irriteerde zich aan haar, maar had ook een soort van medelijden. Dat ze gewoon niet op haar eigen benen kon staan en dat ze zichzelf dingen aandeed. Al was Uruha niet iemand die snel medelijden had, waardoor dit ook niet geheel bij het kopje medelijden kon horen. Hij vond haar eerder zielig en zwak.... Maar desalniettemin, leek het alsof hij haar ook echt een kans wilde geven. Als zij het fijn vond om een andere indruk te geven, dan kon hij daarmee leven.
"Dat is heel aardig van je." Het verbaasde hem dat hij haar zag lachen, hij had niet verwacht dat ze nog wat wilde drinken. Vooral niet na al de onaardige dingen die hij had gezegd. Ja, hij zei niet altijd zijn mening. Tenzij hij vond dat iemand heel stom deed, dan zei hij het. In zijn ogen deed zij heel stom, maar hij was ook wat zelfbeheersing verloren. Hij was vaker kalm, als dat hij dingen naar mensen riep. Ze mochten vaak zelf weten wat ze deden. Maar het kind tegenover hem, leek nog niet helemaal te beseffen wat ze zichzelf aandeed.
"Aandachtsgeil, dat is ie," dat ze giechelde verbaasde hem wat en zorgde voor een flauw lachje op zijn gezicht. Alsof hij een soort hoop zag, dat ze tenminste niet geheel depressief was en niet meer kon lachen. Een blik van opluchting was nu enigszins in zijn ogen te bekennen. Zacht gaf hij de hond wat aaitjes over zijn kop, hijzelf was niet met dieren grootgebracht, dus was zo'n ontmoeting nogal onwennig. Gelukkig ging hij weer weg en kon Uruha op naar zijn 'missie'.
Hij ging water voor haar halen, zoals ze wilde en met de deken om hem heen geslagen, liep hij door de gang. Hij was de weg wat kwijt op het begin, maar het lukte hem toch om het restaurant te vinden en voor haar drinken te halen. Hij overhandigde haar het water en ging weer tegen de muur hangen. Wat zij tegen hem fluisterde hoefde hij niet te horen, hij was niet nieuwsgierig naar andermans gesprekken of dingen die ze misschien zeiden. Tenzij het tegen hem gericht was of het interessant was voor een opdracht.
Hij keek op toen ze zijn naam zei en kon haar enkel wat vragend aankijken. Was er nog wat aan de hand?
"Heeft iemand Patrick gevoerd?" BIj deze vraag hield Uruha zijn lippen even op elkaar gedrukt. Hij was vergeten het dier eten te geven. Niet dat hij zelf eten op had, eten was zijn hoofd eigenlijk niet eens gepasseerd, enkel drank. Hij schudde zijn hoofd.
"Nee, ik heb er niet aan gedacht het dier eten te geven." zei hij eerlijk en keek toen toch even naar het dier. Hij had niet gemerkt dat er wat was, of dat hij honger had of iets dergelijks.
"Het dier geeft niet zo heel veel aan en heeft me eigenlijk enkel wat gevolgd." zei hij en haalde zijn schouders op.
"Nu moet ik natuurlijk dat dier ook wat gaan geven?" vroeg hij wat ongemakkelijk, Uruha wilde eigenlijk geen eten voor het dier halen, al ging hij het wel doen. Hij snapte dat zij aan haar draden hing en dus niet los kon en dus de enige optie was om zelf eten te halen.
"Wanneer mag jij van die draden? Dan kun je het anders ook mee halen?" Probeerde hij, soms konden ze toch zo'n stokje op wielen meenemen... Dacht hij bij zichzelf, al leek het er op dit moment niet op dat zoiets ging gebeuren. Hij dacht dat de vervelende en dwingende dingen nu over waren.
Hij werd haast gedwongen haar te redden, maar nu leek het erop dat hij weer wat moest doen.
"En ik heb geen shirt aan...." probeerde hij nog.

Solance Ainsworth

Solance Ainsworth

"Nee, ik heb er niet aan gedacht het dier eten te geven." Hm. Dat was minder. Solance beet op haar lip en keek toen naar Patrick, die zijn grote hondenkop schuinhield en haar smekend aankeek. Toen liet ze een lachje horen.
"Sorry jochie," zei ze met een glimlachje. "Ik heb niets voor je."
"Het dier geeft niet zo heel veel aan en heeft me eigenlijk enkel wat gevolgd." Ze knikte.
"Hij heeft je gevolgd omdat hij mij niet kon volgen en jij de laatste was die hij met mij samen heeft gezien. M'n geur hangt dan waarschijnlijk om je heen." Ze huiverde even. "Sorry, dat klinkt echt extreem smerig."
"Nu moet ik natuurlijk dat dier ook wat gaan geven?" Uruha zag er niet echt uit alsof hij daar trek in had. Ze trok een zuur gezicht. Waarom ging hij ervan uit dat het zijn taak zou zijn? Ze had een heel erg leuk knopje naast haar bed die dwong dat mensen naar haar toe kwamen. Met haar donkere ogen volgde ze de bewegingen van Uruha. Ze had geen zin om te ontkennen, want ergens kon ze de houding van de jongen niet uit staan. Er maar vanuit gaande dat zij hem alles ging opdragen. Nee. Ze zei enkel wat ze zichzelf afvroeg. Ze verplichtte hem nergens toe.
Of had ze dat al gedaan, onbewust? Door half dood op een klif te liggen verplicht je iemand ergens wel om je leven te redden, bedacht ze zich. Hmm. Dat was niet echt de bedoeling, dat zij mensen dingen op ging leggen. Dat was niet helemaal hoe zij dealde met dingen.
"Wanneer mag jij van die draden? Dan kun je het anders ook mee halen?" Ze haalde haar schouders op. Wist zij veel, ze was geen arts.
"Ik ben geen arts, Uruha. En volgens mij als het aan hun ligt, lig ik voorlopig nog wel even aan de draden. Bloedtekort en dergelijke, remember?" Ze keek naar Patrick die zijn kop weer op haar had gelegd. Hij moest eten.
"En ik heb geen shirt aan...." Die opmerking viel verkeerd. Echt extreem verkeerd.
"Jezus, Uruha!" blies ze stoom af. "Ik dwing jou niet om eten te halen voor Patrick, oké? Ik vroeg alleen maar of hij al eten had gehad! Er zijn zusters die toegang hebben tot een keuken, weet je wel? En ze kennen mij en ze weten hoe ontzettend vervelend ik kan zijn als ik niet krijg wat ik wil." Ja, Solance kon behoorlijk pittig en fel zijn als het om een paar dingen ging. Als het om Riot ging, als het om Patrick ging en als het om eten ging.
"Dus doe niet moeilijk. Ik laat een zuster komen, vraag of ze wat voor me wil doen. En ik regel wel een tshirt voor je, dan kan je zo ook weer over straat." Ze drukte op het knopje naast haar bed en binnen no-time stond er een zuster naast haar bed.
"Je had gedrukt?" Een lichte verbazing was te horen in haar stem, aangezien Solance nog nooit op het knopje gedrukt had.
"Ja," bevestigde Solance. "Ik heb gedrukt ja. Ehm, deze jongen hier, Uruha, hij heeft een tshirt nodig. En mijn hond hierzo, die moet wat voer hebben." Het gezicht van de zuster betrok.
"Honden zijn niet toegestaan, Solance," zei ze streng.
"Krijg het lazerus, mevrouw," antwoordde Solance op een vriendelijk toontje terug. "Ik neem mijn hond overal mee naar toe. Het is een hulphond, weet je?" vertrouwde ze de vrouw toe. De vrouw schudde ongelovig haar hoofd.
"Prima, wat moet ie te eten hebben?"
"Geef hem maar een stuk of vier boterhammen met ham of worst," zei Solance. "En vergeet het tshirt voor Uruha niet." De vrouw liep nukkig weg en Solance richtte zich weer tot Uruha.
"Zo, zie je nou hoe simpel dat gaat? Moest jij van je luie gat afkomen? Ik dacht het niet." Haar ogen twinkelde ondeugend, toen sloeg ze haar blik neer.
"Sorry," mompelde ze. "Ik ben extreem onbeleefd. Maar toegegeven, je haalt het weinige bloed wat ik nog heb onder mijn nagels vandaan. Je verdient het. Een beetje. Maar ik ga niet de hele tijd tegen je bitchen, hoor." Ze glimlachte weer. "Ik bitch alleen als je domme dingen zegt, doet of denkt. Net als jij bij mij deed." Misschien kon ze het nog wel vinden met die Uruha ook.

Uruha

Uruha
Weerbevechter
Weerbevechter

"Jezus, Uruha!" Uruha keek haar met zijn bruine ogen vragend aan. "Ik dwing jou niet om eten te halen voor Patrick, oké? Ik vroeg alleen maar of hij al eten had gehad! Er zijn zusters die toegang hebben tot een keuken, weet je wel? En ze kennen mij en ze weten hoe ontzettend vervelend ik kan zijn als ik niet krijg wat ik wil."
Uruha zuchtte, wist hij veel dat er zusters waren die zulke dingen deden. Hij kwam niet vaak in het ziekenhuis met verwondingen. Simpelweg omdat hij niet met een schotwond heel onschuldig bij normale artsen aan kon komen. Hij kwam dan bij een hoopje debielen uit die niet eens echt konden opereren, laat staan dat ze een hechting konden zetten. Vandaar dat over zijn hele lichaam littekens zaten. Van de gevechten en het slechte dokters werk.
"Zo, zie je nou hoe simpel dat gaat? Moest jij van je luie gat afkomen? Ik dacht het niet." Hij glimlachte flauw naar haar.
"Gelukkig niet, heb al iemand moeten dragen. Deze kon zelf niet lopen, snap je? Ze was nogal de weg kwijt en eigenlijk had ik haar moeten laten liggen." Hij sprak op neutrale toon, geen emotie, zoals hij geleerd had. Zoals hij eigelijk opgeleid was, een emotieloze klootzak.
"Ik dacht dat je me nog meer wilde dwingen, had ik een keus om je te laten liggen? Nee, want dan was ik een moordenaar. Dit, terwijl jij een mes in je eigen lichaam steekt. Had ik een keus om niet de ambulance in te stappen? Nee, want een stelletje debiele ambulance broeders wilde dat ik meeging. Mensen verwachten dat je zo aardig bent en begripvol." Dit keer was het met een stukje emotie, onbegrip kwam door in zijn stem, hij had het gehad dat mensen tegen hem aan zeikte en dat hij altijd zo netjes deed. Normaal gesproken dan, want bij Solance lukte het hem niet zo goed als dat hij had gehoopt. Hij stopte toen hij de zuster binnen hoorde komen. Hij stond op, waardoor de deken van zijn lichaam af viel en de wonden en littekens zichtbaar waren. Zelfs als je niet naar zijn lichaam keek, vielen ze op.
De zuster keek naar zijn lichaam en zonder ook maar iets te zeggen, trok hij het shirt uit haar handen.
"Als je zo door blijft kijken, dan denk ik dat het even erg met jou af loopt als met mij." De zuster keek hem met grote ogen aan.
"Maar die littekens." Mompelde ze verbaasd. Hij trok het bord met boterhammen uit haar andere hand en wuifde haar weg.
"Dankjewel en bye bye." mompelde hij en draaide zich om en liep richting Solance met het bord. De zuster had van schrik haar hand op haar mond liggen, maar liep zonder wat te zeggen weg. Zijn rug zat even veel onder de littekens als zijn borst, iets wat ze blijkbaar niet had verwacht.
"Fijn dat je niet blijft bitchen en dankje dat ik het verdiend had." Mompelde hij sarcastisch en trok het shirt over zijn hoofd aan. Het shirt zat niet helemaal zoals hij het wilde. Maar het ging, hij had tenminste iets aan.
"Oke, ik zal geen domme dingen meer tegen je zeggen dan." Zei hij met een flauw lachje. Nee, hij was niet iemand die snel haat wegens iemand behield of door ging over zoiets kleins. Er waren grotere dingen in het leven en daar was dit er geen van. De dood was altijd dichtbij en dat wist hij ook.
"Hopelijk zet je geen mes meer in je eigen lichaam, want anders kan ik ook nog wel lokaas gebruiken als je graag van deze wereld verdwijnt." Hij grijnsde, meer omdat hij zich afvroeg of zij het zou kunnen. Maar hij wist van niet, binnen dringen bij kantoren, een bloedbad aanrichten en weggaan. Zo simpel als het in zijn ogen klonk, hoe veel mensen er al aan gestorven waren. Ergens wist hij ook dat het eens zijn dood zou zijn.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum